ECLI:NL:RBMNE:2022:751

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/5172
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar aanvraag op 5 januari 2021 heeft ingediend en dat de beslistermijn van zes maanden op 5 januari 2022 verstreken was. Eiseres heeft op 24 december 2021 beroep ingesteld, omdat de Belastingdienst op zijn website had aangegeven dat er niet tijdig beslist kon worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres de Belastingdienst te vroeg in gebreke heeft gesteld, namelijk op 10 november 2021, voordat de wettelijke beslistermijn was verstreken. Hierdoor was het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Eiseres had pas na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke kunnen stellen en beroep kunnen indienen. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiseres om een dwangsom aan de Belastingdienst af te wijzen, omdat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft wel bepaald dat de Belastingdienst het griffierecht van € 49,- aan eiseres moet vergoeden en dat de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 379,50, door de Belastingdienst moeten worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum op 16 februari 2022 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5172

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A. Jansen)
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
3. Eiseres heeft haar aanvraag bij verweerder ingediend op 5 januari 2021. Verweerder moet binnen zes maanden beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 49, negende lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Verweerder heeft deze termijn, bij brief van 1 juli 2021, met zes maanden verlengd. Verweerder had dus uiterlijk op
5 januari 2022 moeten beslissen.
4. Eiseres heeft op 24 december 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank. Eiseres geeft aan dat zij al vroeg beroep heeft ingesteld, omdat verweerder op zijn website heeft laten weten dat er niet tijdig beslist kan worden op haar aanvraag.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder op 10 november 2021 in gebreke heeft gesteld. Dat is vóór het verstrijken van de wettelijke beslistermijn op 5 januari 2022. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend.
6. De rechtbank oordeelt dat eiseres pas na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn op 5 januari 2022 verweerder in gebreke kan stellen. Vervolgens kan eiseres pas na het verstrijken van de door haar gegeven termijn in de ingebrekestelling, beroep indienen bij de rechtbank.
7. Dit beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Eiseres heeft de rechtbank tevens verzocht om een dwangsom aan verweerder op te leggen, zodat verweerder een besluit neemt op haar aanvraag. Maar, omdat sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep, kan de rechtbank verweerder geen dwangsom opleggen. Dit volgt uit artikel 4:17, zesde lid, aanhef en onder c, van de Awb.
9. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 3 januari 2022 aangeboden het griffierecht van eiseres te willen vergoeden en daarnaast heeft verweerder de rechtbank verzocht een proceskostenvergoeding aan eiseres toe te kennen.
10. Gelet op artikel 8:74, tweede lid, van de Awb moet verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiseres vergoeden.
11. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die verweerder moet betalen vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,-). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van
J. Fagel, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.