ECLI:NL:RBMNE:2022:776

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/4415
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een procedure betrokken was tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak is ontstaan na een besluit van 15 december 2020, waarbij verweerder een preventieve last onder dwangsom oplegde met betrekking tot een pand in Utrecht. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en later beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Na intrekking van het primaire besluit door verweerder op 15 december 2021, trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, inclusief het griffierecht, en veroordeelt verweerder tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4415

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. T.D. Rijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2020 heeft verweerder beslist om een preventieve last onder dwangsom op te leggen met betrekking tot het pand [adres] in Utrecht. Verzoekster heeft op 27 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Verzoekster heeft per e-mail van 20 juli 2021 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Op 9 november 2021 heeft verzoekster beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar.
Op 15 december 2021 heeft verweerder het primaire besluit ingetrokken. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten. Verweerder heeft op 29 december 2021 gereageerd op dit verzoek. In zijn reactie heeft verweerder meegedeeld dat hij er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.