In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die in een procedure betrokken was tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak is ontstaan na een besluit van 15 december 2020, waarbij verweerder een preventieve last onder dwangsom oplegde met betrekking tot een pand in Utrecht. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en later beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Na intrekking van het primaire besluit door verweerder op 15 december 2021, trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, inclusief het griffierecht, en veroordeelt verweerder tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.