ECLI:NL:RBMNE:2022:802

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/3670
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor dakopbouw op basis van stedenbouwkundig advies

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een pand in Utrecht, een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakopbouw. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft deze aanvraag op 10 februari 2021 afgewezen, gebaseerd op een negatief stedenbouwkundig advies. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 23 juli 2021 ongegrond verklaard. Eiser is vervolgens in beroep gegaan bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 11 januari 2022 de zaak behandeld. Eiser was aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl het college vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde en een stedenbouwkundige. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning kon weigeren, omdat het bouwplan in strijd was met de beheersverordening en het stedenbouwkundig advies. De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van de vergunning niet alleen gebaseerd was op de achtergevel, maar dat het college ook andere aspecten had meegewogen.

Eiser voerde aan dat zijn belangen, zoals meer lichtinval en lagere kosten, zwaarder zouden moeten wegen dan de stedenbouwkundige belangen. De rechtbank oordeelde echter dat het college in redelijkheid meer gewicht had kunnen toekennen aan de stedenbouwkundige uitgangspunten en dat de nadelige gevolgen voor eiser niet onevenredig waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3670

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. S.A. Adriaanse),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. H. Kavi).

Inleiding

1. Eiser is de eigenaar van het pand aan de [adres] in Utrecht. Het pand ligt op de hoek van de [locatie 1] en de [locatie 2] . Eiser wil een dakopbouw (vierde bouwlaag) op het pand bouwen. De dakopbouw is aan de voorkant en zijkant vormgegeven als een dakschild. Aan de achterzijde wordt de gevel recht opgetrokken. Eiser heeft voor de dakopbouw een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college.
2. In het besluit van 10 februari 2021 heeft het college geweigerd een omgevingsvergunning te verlenen. In de beslissing op bezwaar van 23 juli 2021 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser is in beroep gegaan tegen die beslissing op bezwaar.
3. De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door stedenbouwkundige [A] .

Overwegingen

4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond, omdat het college de omgevingsvergunning op basis van het stedenbouwkundig advies in redelijkheid heeft kunnen weigeren. De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot dit oordeel gekomen is.
Beoordelingskader
5. Het bouwplan is in strijd met beheersverordening ‘De Meern Noord, Maximapark, Vogelenbuurt, Wittevrouwen’ (de beheersverordening). Het college moet de aanvraag daarom toetsen aan artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In dat artikel is geregeld wanneer het college een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met de beheersverordening kan verlenen. Het college kan alleen een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik verlenen als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bij de keuze om wel of niet een vergunning te verlenen maakt het college een afweging van de bij de aanvraag betrokken belangen. De rechtbank toetst of het college in redelijkheid tot zijn besluit is gekomen en of daarbij alle betrokken belangen zijn meegewogen.
6. Er kan in dit geval een omgevingsvergunning worden verleend met gebruikmaking van de afwijkingsmogelijkheid uit artikel 4, vierde lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Het Besluit omgevingsrecht is de algemene maatregel van bestuur die is genoemd in artikel 2.12, eerste lid, onder 1, onder 2°, van de Wabo. Het college heeft ervoor gekozen hieraan geen medewerking te verlenen.
7. Het college heeft in de beslissing op bezwaar expliciet vermeld dat het op zichzelf wel bereid is om een omgevingsvergunning te verlenen voor een vierde bouwlaag (dakopbouw), maar dat de vergunning in dit geval wordt geweigerd vanwege het recht optrekken van de achtergevel. De rechtbank stelt voorop dat het geschil dus beperkt is tot de achtergevel. Andere aspecten (zoals de hoogte van het pand en omliggende panden) die in het dossier en op de zitting wel aan de orde zijn gekomen, zijn daarom voor de beoordeling van het geschil niet relevant.
Het stedenbouwkundig advies
8. Het college heeft de afwijzing gebaseerd op een negatief advies van de stedenbouwkundige afdeling. De stedenbouwkundige afdeling adviseert dat het pand door de situering op een open hoek van een bouwblok beeldbepalend is voor de wijk en dat daarom strengere eisen gelden. De achtergevel is zichtbaar vanaf de [locatie 2] . Het optrekken van de achtergevel is daarom geen verbetering van het straatbeeld. Het gewenste straatbeeld is drie bouwlagen met als vierde bouwlaag een kap. Dan vormt het pand ook een geheel met de naastgelegen panden, waarbij de vierde bouwlaag terugliggend of met dakschild is gerealiseerd. Op de zitting heeft de stedenbouwkundige toegelicht dat een schuin dakvlak voor het zich vanaf de [locatie 2] meer open ruimte geeft. Het buurpand aan de [locatie 2] heeft maar één bouwlaag, en met een schuin dakvlak is de overgang minder groot. De stedenbouwkundige heeft toegelicht dat het college in de omgeving van het pand alleen omgevingsvergunningen verleent voor bouwplannen met een schuin dakvlak.
9. Eiser is het niet eens met de stedenbouwkundige beoordeling. Hij heeft een tegenadvies van Buro SRO ingediend. Daarin adviseert Buro SRO dat het bouwplan juist met een doorgetrokken achtergevel in de omgeving past. Door het steviger aanzetten van de hoek wordt de hoek als accent verbijzonderd, en dat past bij de bebouwingscontext van de Vogelwijk. Buro SRO vindt een teruggesprongen gevel niet passend, vanwege de eenheid met de onderliggende bouwlagen. Eiser voert aan dat de motivering van de beslissing op bezwaar geen stand kan houden, omdat het advies van Buro SRO lijnrecht tegenover het advies van de stedenbouwkundige afdeling staat.
10. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college zich, op basis van het advies van de stedenbouwkundige afdeling, in redelijkheid op het standpunt stellen dat het bouwplan vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet aanvaardbaar is. Buro SRO heeft daar een andere visie op, maar dat wil nog niet zeggen dat het standpunt van het college niet redelijk is. Het college heeft onderbouwd waarom ze in deze omgeving voor de vierde bouwlaag enkel een terugliggende gevel of dakschild toestaan, en dat ze die maatstaf ook voor andere panden in de omgeving hanteren. De rechtbank kan die onderbouwing van het college volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
11. Eiser voert aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen. Door de doorgetrokken achtergevel kan een groter raam geplaatst worden. Dat zorgt voor meer licht en een vergroting van het gebruikersgenot, en is handig bij verhuizingen. Het draagt ook bij aan meer woonruimte in Utrecht. Op de zitting heeft eiser verteld dat de kosten voor het realiseren van een doorgetrokken gevel ook lager zijn, omdat er dan geen draagbalk geplaatst hoeft te worden. Volgens eiser is er ook minder kans op lekkage. Eiser vindt daarom dat zijn belangen zwaarder moeten wegen dan de stedenbouwkundige belangen. De nadelige gevolgen zijn volgens eiser onevenredig.
12. Het college heeft op de zitting toegelicht dat het belang om de stedenbouwkundige uitgangspunten te hanteren en geen precedent te vormen zwaarder weegt dan het belang van extra licht en een groter gebruikersgenot van het pand.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan de stedenbouwkundige belangen dan aan de belangen van eiser. De nadelige gevolgen voor eiser zijn niet onevenredig. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. van der Knijff, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 februari 2022 en wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.