ECLI:NL:RBMNE:2022:809

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
16/254944-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere geweldsmisdrijven en diefstal met geweld

Op 2 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van vijf geweldsmisdrijven, waaronder diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 september 2021 in Eemnes, samen met anderen, een telefoon heeft gestolen van slachtoffer 3 door deze met geweld te bedreigen en te duwen. Daarnaast heeft de verdachte ook een elektrische fiets en airpods van slachtoffer 4 gestolen, en openlijk geweld gepleegd tegen slachtoffers 1, 5 en 6. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 100 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 120 uren. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, behandeling bij De Waag, en een alcohol- en drugsverbod. De rechtbank heeft ook (gedeeltelijke) toewijzing van vorderingen van benadeelde partijen uitgesproken, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/254944-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna ook: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 9 februari 2022. Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 16 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.Y.M. Jansse, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen mr. A.C. Zonneveld, advocaat te Den Haag, namens benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en de benadeelde partij [slachtoffer 2] zelf naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair
op 19 september 2021 te Eemnes samen met anderen met (bedreiging met) geweld een telefoon heeft gestolen van [slachtoffer 3];
Feit 1 subsidiair
op 19 september 2021 te Eemnes samen met anderen in het openbaar (aan de Te Veenweg Noord) geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3];
Feit 2
op 19 september 2021 te Eemnes samen met anderen met (bedreiging met) geweld een (elektrische) fiets en/of airpods en/of een airpods case heeft gestolen van [slachtoffer 4];
Feit 3 primair
op 19 september 2021 te Eemnes samen met anderen met (bedreiging met) geweld heeft geprobeerd om een scooter en/of helm te stelen van [slachtoffer 1];
Feit 3 subsidiair
op 19 september 2021 te Eemnes samen met anderen in het openbaar (aan de Laarderweg) geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1];
Feit 4
op 19 september 2021 te Blaricum samen met anderen in het openbaar (aan de Stachouwerweg) geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5];
Feit 5
op 19 september 2021 te Laren samen met anderen in het openbaar (aan de Eemnesserweg) geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 6].

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 primair, feit 4 en feit 5 wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 heeft de officier van justitie partieel vrijspraak gevorderd voor de strafverzwarende omstandigheid dat het gepleegde geweld letsel heeft veroorzaakt bij de slachtoffers, nu niet bewezen kan worden dat het letsel door geweldshandelingen van [verdachte] is veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van het primair tenlastegelegde, nu niet bewezen kan worden dat [verdachte] het geweld heeft gepleegd met de bedoeling om de telefoon te stelen. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is aangevoerd dat [verdachte] heeft bekend dat hij aangever [slachtoffer 3] samen met iemand anders naar de grond heeft geduwd en gehouden en een fles naar het hoofd van aangever heeft gegooid. Hierdoor heeft aangever een hoofdwond opgelopen.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat [verdachte] heeft bekend dat hij aangever [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en een airpod en airpods case heeft afgepakt. Medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) heeft zijn elektrische fiets afgepakt. Er is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat de verdachten aangever [slachtoffer 1] op zijn scooter hebben tegengehouden en dat medeverdachte [medeverdachte 1] de helm van aangevers hoofd trok. Verdachten hebben alle drie geweld gepleegd tegen aangever en ook is geprobeerd de sleutel uit het contact van de scooter van aangever te halen. Deze handelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het wegnemen van de scooter.
Ten aanzien van feit 4 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) geweld hebben gebruikt tegen aangever [slachtoffer 5] en dat gelet op de getuigenverklaringen ook bewezen kan worden dat aangever tegen zijn hoofd is getrapt.
Ten aanzien van feit 5 is aangevoerd dat [verdachte] en de medeverdachten bekend hebben geweld te hebben gebruikt tegen de vier aangevers en dat dit feit op basis hiervan in combinatie met de aangiftes, bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair en feit 3 primair.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat bij [verdachte] geen sprake is van oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon van aangever.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [verdachte] bekend heeft een airpod uit het oor van aangever [slachtoffer 4] te hebben gehaald en dat het zou kunnen dat hij ook de airpods case heeft gepakt. [verdachte] heeft niet gewild dat de fiets werd weggenomen, nu dit door een medeverdachte is gedaan.
Ten aanzien van feit 3 primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet is gebleken van oogmerk op het stelen van de scooter. Poging diefstal van de helm kan wel worden bewezen, nu deze is afgepakt en terzijde is gelegd. Voor feit 3 subsidiair dient partiële vrijspraak te volgen van het trappen en schoppen omdat dit niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat het trappen en schoppen terwijl aangever op de grond lag, niet kan worden bewezen, nu verdachte dit, ook direct al bij de politie, heeft ontkend.
Ten aanzien van feit 5 is aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover [verdachte] de feiten heeft bekend, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. In de gevallen waarbij [verdachte] een (ondergeschikt) feitelijk onderdeel van de tenlastelegging betwist, zal de rechtbank een bewijsmotivering opnemen.
Ter verduidelijking merkt de rechtbank op dat alle feiten op 19 september 2021 hebben plaatsgevonden, maar in een andere volgorde dan zij ten laste zijn gelegd. Vast staat dat de feiten zich in de volgende volgorde hebben voorgedaan (van oud naar nieuw): feit 2, feit 5, feit 3, feit 4 en feit 1.
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 19 september 2021, genummerd PL0900-2021299656-3, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van die [slachtoffer 3] ten aanzien van het tegen hem gepleegde geweld en de gestolen telefoon, doorgenummerde pagina 159-160, met fotobijlagen en medische gegevens op pagina 161-163;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 22 september 2021, genummerd 20210922.0938.03630 (proces-verbaalnummer 42), opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van verdachte dat hij aangever op de grond heeft geduwd en gehouden en dat hij een fles naar diens hoofd heeft gegooid, doorgenummerde pagina 71-72.
Bewijsoverweging feit 1 primair
Uit de aangifte van [slachtoffer 3] volgt dat [verdachte] en/of de medeverdachten tegen [slachtoffer 3] hebben geroepen dat hij alles af moest geven. Vervolgens hebben [verdachte] en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) alle drie geweld gebruikt tegen aangever, waarbij aangever onder meer met kracht is geduwd en tegen het hoofd is getrapt. [verdachte] heeft verklaard dat hij aangever met een van de medeverdachten op de grond heeft geduwd en daar heeft vastgehouden, waarna medeverdachte [medeverdachte 1] de telefoon van aangever heeft afgepakt. Deze geweldshandelingen, in combinatie met de voorafgaande mededeling dat aangever alles af moest geven, zijn naar het oordeel van de rechtbank handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op diefstal. Door het handelen van [verdachte] kon aangever immers geen kant op en kon medeverdachte [medeverdachte 1] zijn telefoon afpakken. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van aangever te twijfelen. Dat er voorafgaand aan het incident geen vooropgezet plan was waarin de rollen tussen verdachten zijn verdeeld, doet aan het voorgaande niet af. Dit plan kan immers ook stilzwijgend op het moment zelf opwellen. Tot slot weegt de rechtbank mee dat er eerder op de avond ook al goederen door verdachten (onder wie [verdachte] ) zijn gestolen toen verdachten daar een kans toe zagen (zie feit 2). Voor [verdachte] was het dus niet onverwacht dat, in dit geval, de telefoon van aangever, werd weggenomen.
Feit 2
Bewijsmiddelen
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 19 september 2021, genummerd PL0900-2021299425-2, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van die [slachtoffer 4] ten aanzien van het tegen hem gepleegde geweld en de gestolen goederen, doorgenummerde pagina 101-103.
Bewijsmotivering feit 2
[verdachte] heeft op zitting bekend dat hij aangever bij de keel heeft gegrepen. Ook heeft [verdachte] verklaard dat het zou kunnen dat hij daarbij heeft geknepen, zoals de aangever bij de politie heeft verklaard. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van aangever te twijfelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] in de keel heeft geknepen.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] de elektrische fiets van aangever heeft weggenomen. Mede op grond van de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat [verdachte] een airpod uit het oor van aangever en een airpods case uit de broekzak van aangever heeft weggenomen. Uit de verklaring van aangever volgt dat [verdachte] deze spullen heeft weggenomen, nadat medeverdachte [medeverdachte 1] de elektrische fiets van aangever had weggenomen. De rechtbank stelt vast dat de diefstallen onderdeel waren van het plan van de verdachten om ruzie te zoeken. Het was daarbij van ondergeschikt belang om welke goederen het precies ging. Het handelen van [verdachte] was dus (ook) gericht op diefstal van de fiets.
Feit 3
Bewijsmiddelen
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2022, voor zover inhoudende, kort gezegd, dat hij samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mensen stond op te wachten om ze te pakken te nemen, dat toen aangever kwam aanrijden, ze aangever hebben laten stoppen, dat medeverdachte [medeverdachte 1] vervolgens de helm van aangever heeft afgepakt, waarna aangever op de grond is gevallen en verdachten hem met z’n drieën zijn gaan slaan;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 september 2021, genummerd PL0900-2021299585-2, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van die [slachtoffer 1] ten aanzien van het tegen hem gepleegde geweld, doorgenummerde pagina 111-112;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] van 19 september 2021 genummerd PL0900-202199585-3, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van die [slachtoffer 2] over het tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld door verdachte en de medeverdachten en het schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] door een van de verdachten terwijl hij op de grond lag, doorgenummerde pagina 124-125.
Vrijspraak feit 3 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan poging diefstal met geweld van de scooter en/of de helm. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening van de scooter en/of de helm. Daarbij heeft [verdachte] verklaard dat hij en zijn medeverdachten met het proberen af te pakken van de scootersleutel wilden voorkomen dat aangever weg zou rijden. De rechtbank acht dit niet onaannemelijk.
Bewijsoverweging feit 3 subsidiair
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] openlijk geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 1] met inbegrip van het trappen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] . Aangever [slachtoffer 1] en getuige [slachtoffer 2] verklaren beiden dat aangever ook tegen zijn hoofd is getrapt. De rechtbank heeft geen reden aan deze verklaringen te twijfelen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt [verdachte] partieel vrij van de strafverzwarende omstandigheid dat aangever letsel heeft opgelopen door de geweldshandelingen die [verdachte] heeft gepleegd, nu niet kan worden vastgesteld door welke geweldshandeling(en) van welke verdachte(n) welk letsel is ontstaan.
Feit 4
Bewijsmiddelen
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2022, voor zover inhoudende, kort gezegd, dat hij aangever meer dan twee keer heeft geslagen tegen diens bovenlichaam/ribben en hoofd en dat hij heeft daarmee is doorgegaan toen aangever op de grond lag;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 20 september 2021, genummerd PL0900-2021299509-2, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van die [slachtoffer 5] van aanzien van het tegen hem gepleegde geweld, doorgenummerde pagina 217-131, met fotobijlagen pagina 133-135;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 20 september 2021, genummerd PL0900-2021299509-4, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van die [getuige 1] ten aanzien van het tegen [slachtoffer 5] gepleegde geweld door verdachte en de medeverdachten en het schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] door de verdachten;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 21 september 2021, genummerd 202109211118, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van die [getuige 2] ten aanzien van het tegen [slachtoffer 5] gepleegde geweld door verdachte en de medeverdachten en het schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer 5] door verdachte en de medeverdachten.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 5] met inbegrip van het schoppen tegen het hoofd. Aangever heeft verklaard dat hij tegen zijn hoofd is geschopt en zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen die verklaren dat de verdachten [slachtoffer 5] tegen het hoofd hebben geschopt. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt [verdachte] partieel vrij van de strafverzwarende omstandigheid dat aangever letsel heeft opgelopen door de geweldshandelingen die [verdachte] heeft gepleegd, nu niet kan worden vastgesteld door welke geweldshandeling(en) van welke verdachte(n) welk letsel is ontstaan.
Feit 5
Bewijsmiddelen
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 februari 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] van 19 september 2021, genummerd PL0900-2021299433-2, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van die [slachtoffer 6] ten aanzien van het tegen hem gepleegde geweld, doorgenummerde pagina 105-107, met fotobijlage op pagina 108.
Partiële vrijspraak
De rechtbank spreekt [verdachte] partieel vrij van de strafverzwarende omstandigheid dat aangever letsel heeft opgelopen door de geweldshandelingen die [verdachte] heeft gepleegd, nu niet kan worden vastgesteld door welke geweldshandeling(en) van welke verdachte(n) welk letsel is ontstaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 19 september 2021 te Eemnes, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] (hard) te duwen, waarna die [slachtoffer 3] viel, en (vervolgens) tegen het hoofd te trappen, en een fles tegen het hoofd te gooien, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag;
Feit 2
op 19 september 2021 te Eemnes, tezamen en in vereniging met een ander, een (elektrische) fiets en een airpod en een airpods case, die geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door die [slachtoffer 4] bij de keel te pakken en in die keel te knijpen en (ondertussen) met die keel naar de grond te
duwen/drukken;
Feit 3 subsidiair
op 19 september 2021 te Eemnes, openlijk, te weten aan de Laarderweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd, te stompen en meerdere malen
tegen het lichaam te trappen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
Feit 4
op 19 september 2021 te Blaricum, openlijk, te weten, aan de Stachouwerweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 5] door die [slachtoffer 5] meerdere malen in het gezicht te slaan/stompen en tegen de ribben, te trappen/schoppen en meerdere
malen, terwijl die [slachtoffer 5] op de grond lag, tegen het lichaam te slaan/stompen en tegen het hoofd te trappen/schoppen;
Feit 5
op 19 september 2021 te Laren, openlijk, te weten aan de Eemnesserweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 6] door die [slachtoffer 6] meerdere malen in het gezicht, te stompen en te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende feiten op:
Feit 1 primair
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feiten 3 subsidiair, 4 en 5
telkens, openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 137 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden: behandeling bij De Waag, dagbesteding, een contactverbod met medeverdachten, een contactverbod met de slachtoffers met uitzondering van contact ten behoeve van bemiddeling en schadeherstel, een alcohol- en drugsverbod en de maatregel toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering;
- een werkstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat [verdachte] licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en dat [verdachte] cognitieve beperkingen en ADD heeft. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat meer waarde moet worden gehecht aan het rapport van de jeugdreclassering dan aan het Pro Justitia-rapport, nu de jeugdreclassering [verdachte] al vanaf september 2021 begeleidt. De raadsvrouw heeft verder verzocht rekening te houden met het reeds ingezette hulpkader. De raadsvrouw heeft gewezen op de LOVS-richtlijnen en acht, mede gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een werkstraf van 120 uren met aftrek vanwege de tijd die [verdachte] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich in één nacht schuldig gemaakt aan vijf ernstige geweldsmisdrijven. De wijze waarop verdachte zich heeft gedragen, is laakbaar en uitermate laf. Samen met zijn medeverdachten is [verdachte] op pad gegaan om willekeurige voorbijgangers in elkaar te slaan. De slachtoffers zijn zonder enige aanleiding door verdachte en zijn mededaders aangevallen. Dit geweld is in een twee gevallen zelfs uitgemond in het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer. Het letsel van de slachtoffers is relatief gering, maar dat is niet aan verdachte en zijn mededaders te danken. Het had veel slechter met hen kunnen aflopen.
Het spreekt voor zich dat het voor alle slachtoffers angstige momenten moeten zijn geweest, toen zij uit het niets werden aangevallen door drie jongens. Slachtoffers van dergelijk zinloos geweld ondervinden daar veelal nog lang nadelige gevolgen van. Dergelijk zinloos geweld zorgt ook voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In twee gevallen hebben verdachten ook goederen weggenomen. [verdachte] heeft door zijn handelen geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers of voor hun eigendommen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 december 2021 waaruit volgt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het persoonlijkheidsonderzoek (Pro Justitia-rapport) van GZ-psycholoog drs. B. Meijer van 21 december 2021 en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 4 februari 2022. Met name uit het Pro Justitia-rapport komen grote zorgen over [verdachte] naar voren. Zo is bij [verdachte] sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken, ADD, zorgelijk alcohol- en drugsgebruik en lage intellectuele vaardigheden. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt de feiten in (licht) verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. Uit het rapport van de Raad komt naar voren dat [verdachte] zich goed aan de schorsingsvoorwaarden houdt, dat de behandeling bij De Waag is gestart en dat ook zijn ouders goed meewerken.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, in plaats van de in het Pro Justitia-rapport geadviseerde gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM). Ter terechtzitting hebben de Raad en de jeugdreclassering de verwachting uitgesproken dat [verdachte] mee zal blijven werken en zich in zal blijven zetten voor het reeds opgestarte traject. Daarbij komt dat [verdachte] een dag per week naar school gaat en hij vier dagen per week stage loopt. Geadviseerd wordt aan [verdachte] een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden behandeling bij De Waag en het volgen van onderwijs of andere dagbesteding, in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf.
Straf
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de LOVS-richtlijnen en gelet op de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat tussen [verdachte] en een aantal van de slachtoffers een succesvol mediationtraject is afgerond. Gelet op de positieve ontwikkeling die [verdachte] sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft laten zien en het feit dat hij zich inzet voor behandeling en school, acht de rechtbank het niet wenselijk dat [verdachte] opnieuw vast komt te zitten. Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de feiten acht de rechtbank een forse werkstraf op zijn plaats. Een voorwaardelijk strafdeel moet [verdachte] ervan weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd, alsmede een alcohol- en drugsverbod, met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 120 uren passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 3]
[benadeelde] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 3] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 899,05. Dit bedrag bestaat uit € 399,05 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde. De materiële schade bestaat uit vervangingskosten voor een kapot overhemd (€ 40,-), een beschermlaag voor een telefoon
(€ 25,-), stomerijkosten voor een colbert (€ 6,95) en reparatiekosten voor een Apple Watch
(€ 327,10).
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.980,74. Dit bedrag bestaat uit € 2.980,74 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde. De materiële schade bestaat uit reparatiekosten voor de scooter (€ 2.583,-), eigen risico van de zorgverzekering (€ 285,37), 70% van het aankoopbedrag van een nieuwe helm (€ 62,93) en tandartskosten (€ 44,44).
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 799,32. Dit bedrag bestaat uit € 49,32 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde. De materiële schade bestaat uit de kosten voor verband (€ 15,02) en medicatie (€ 34,30).
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.657,88. Dit bedrag bestaat uit € 2.007,88 aan materiële schade en € 650,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 tenlastegelegde. De materiële schade bestaat uit reparatiekosten voor de scooter en twee helmen (€ 1.263,88,-), schade aan een horloge (€ 59,-), eigen risico (€ 385,-) en verlies van verdienvermogen (€ 300,-).
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen met uitzondering van
€ 25,- aan materiële schade die ziet op de telefoon, nu de officier van justitie heeft verzocht [verdachte] vrij te spreken van diefstal van de telefoon. Het gevorderde bedrag van € 500,- aan immateriële schade acht de officier van justitie billijk. De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 874,05 hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de kosten van de helm van het materieel gevorderde deel af te trekken en voor het windscherm een bedrag van € 50,- op te nemen. Het windscherm is in beslag genomen door de politie en zal worden terug gegeven. Het windscherm is beschadigd maar hoeft niet vervangen te worden. Het gevorderde bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade acht de officier van justitie billijk. De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 3.767,81 hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft gevorderd het bedrag aan materiële schade toe te wijzen, maar het bedrag aan immateriële schade te matigen tot € 300,-. Het letsel is immers door hetgeen onder feit 3 bewezen kan worden verklaard, ontstaan, maar de handelingen van verdachten waren niet hierop gericht. De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 349,32 hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
[slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft gevorderd de kosten van het horloge, het eigen risico en het verlies aan arbeidsinkomen van het materieel gevorderde deel af te trekken, nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. Het gevorderde bedrag van € 650,- aan immateriële schade acht de officier van justitie billijk. De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 1.763,88 hoofdelijk toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 3]
De verdediging acht het gevorderde bedrag aan immateriële schade passend. Van het gevorderde bedrag aan materiële schade kunnen de kosten voor het telefoonhoesje worden afgetrokken, maar toewijzing is geen bezwaar, nu de raadsvrouw met [verdachte] en zijn ouders heeft afgesproken ruimhartig met de vorderingen om te gaan.
[slachtoffer 1]
De verdediging acht het gevorderde bedrag aan immateriële schade passend. Verzocht is het gevorderde bedrag aan materiële schade te matigen tot € 1.170,78, nu zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet valt in te zien dat van een omgevallen scooter het gehele frame vernieuwd dient te worden, er veel uren arbeid zijn opgenomen, het windscherm retour zal komen en de offerte onvoldoende duidelijk is.
[slachtoffer 2]
De verdediging heeft verzocht het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen tot € 150,-, nu dit afgeleide schade zou betreffen. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw geen opmerkingen.
[slachtoffer 5]
De verdediging acht het gevorderde bedrag aan immateriële schade passend. Verzocht is het bedrag aan materiële schade te matigen en daartoe is het volgende aangevoerd. Het verlies aan verdienvermogen is te onduidelijk, er is geen bewijs van betaald eigen risico, de kosten van één helm kunnen worden gevorderd en niet van twee en het gevorderde bedrag voor de helm is te hoog.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 3]
Materiële schade
De materiële schadevergoeding die wordt gevorderd, zal volledig worden toegewezen, nu deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van het onder feit 1 bewezen verklaarde en de kosten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal de vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de benadeelde partij door het door verdachte begane feit pijn en letsel heeft opgelopen. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van (de gevolgen van) het feit, de bedragen die in soortgelijke gevallen en aan de andere slachtoffers worden toegekend en de impact die het feit op [slachtoffer 3] heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 500,- in dit geval billijk is. De rechtbank zal de vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag. Dat betekent dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 899,05 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2021tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling zal geen gijzeling worden toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij door het onder feit 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade aan zijn scooter heeft geleden en dat hij medische kosten (eigen risico, tandarts) heeft gemaakt. De helm van de benadeelde partij is op de grond gegooid door de verdachten en daardoor niet meer bruikbaar. De rechtbank acht de gevorderde kosten voor de scooter echter onduidelijk en onvoldoende onderbouwd en maakt gebruik van haar bevoegdheid dit bedrag te schatten en schat deze schade op een bedrag van € 1.500,-. De rechtbank wijst aan materiële schade toe een bedrag van € 1.892,74, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening, bestaande uit € 1.500,- voor de scooter, € 285,37 eigen risico zorgverzekering, € 62,93 helm en € 44,44 tandartskosten en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de benadeelde partij door het door verdachte begane feit pijn en letsel heeft ondervonden. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van (de gevolgen van) het feit, de bedragen die in soortgelijke gevallen en aan de andere slachtoffers worden toegekend en de impact die het feit op [slachtoffer 1] heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 750,- in dit geval billijk is. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 750,- toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag. Dat betekent dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 1.897,74 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2021tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling zal geen gijzeling worden toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 2]
Materiële schade
De materiële schade zal volledig worden toegewezen, nu deze kosten het rechtstreeks gevolg zijn van het onder feit 3 bewezen verklaarde feit en de kosten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal de vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de benadeelde partij door het door verdachte begane feit pijn en letsel heeft ondervonden. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van (de gevolgen van) het feit voor [slachtoffer 2] , de bedragen die in soortgelijke gevallen en aan de andere slachtoffers worden toegekend en de impact die het feit op [slachtoffer 2] heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 750,- in dit geval billijk is. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag. Dat betekent dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 799,32 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2021tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling zal geen gijzeling worden toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 5]
Materiële schade
De rechtbank acht de gevorderde schadevergoeding voor de schade aan de scooter en één helm toewijsbaar. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden gesteld dat aan een tweede helm schade is toegebracht. De rechtbank schat de schade voor de (ene) helm op een bedrag van € 75,-. De rechtbank acht het verder aannemelijk dat het eigen risico bij [slachtoffer 5] in rekening is gebracht (€ 385,-), nu uit het dossier blijkt dat er een ambulance is gekomen om te kijken naar de verwoningen van de benadeelde partij en er dus kosten gemaakt zijn. De rechtbank zal een bedrag van € 1.304,53 aan materiële schadevergoeding toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening. Deze kosten zijn naar het oordeel van de rechtbank het rechtstreeks gevolg zijn van het onder feit 4 bewezen verklaarde feit en zijn voldoende onderbouwd. Uit de aangifte blijkt niet dat het horloge van de benadeelde partij is beschadigd. De kosten voor het verlies aan verdienvermogen acht de rechtbank onduidelijk en onvoldoende onderbouwd. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de benadeelde partij door het door verdachte begane feit pijn en letsel heeft ondervonden. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van (de gevolgen van) het feit, de bedragen die in soortgelijke gevallen en aan de andere slachtoffers worden toegekend en de impact die het feit op [slachtoffer 5] heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 650,- in dit geval billijk is. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 650,- toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
De rechtbank veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan benadeelde partij van het toegewezen bedrag. Dat betekent dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 1.954,53 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 september 2021tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling zal geen gijzeling worden toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 100 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
83 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
* zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Jeugdbescherming West op het adres Neherkade 3054 (2521 VX) Den Haag;
* zich zal houden aan de aanwijzingen, gegeven door Jeugdbescherming West te Den Haag in het kader van de maatregel Toezicht & Begeleiding, en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan behandeling door De Waag of door een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de jeugdreclassering. De (eventuele) behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
* onderwijs (in de vorm van school en/of stage) volgt of zal meewerken aan het vinden en behouden van passende dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk en/of hobby’s, welk onderwijs en/of andere vorm van dagbesteding wordt afgestemd met de jeugdreclassering. Verdachte geeft de jeugdreclassering in het geval van een opleiding of (bij)baan inzicht in zijn les-, stage- en/of werkrooster;
* zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd onthoudt van het drinken van alcohol en het gebruiken van (soft)drugs. Verdachte werkt mee aan controle op gebruik van alcohol en drugs. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal zoeken, hebben of onderhouden met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [2004] , en [medeverdachte 2] , geboren op [2003] . De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal zoeken, hebben of onderhouden met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] , tenzij contact in het kader van herstelbemiddeling door de reclassering nodig wordt geacht. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- waarbij de jeugdreclassering Jeugdbescherming West te Den Haag opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [benadeelde] , als wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 3] , toe tot een bedrag van € 899,05;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 899,05 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.892,74;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 1.897,74 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 799,32;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 799,32 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 1.954,53;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 1.954,53 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling zal geen gijzeling worden toegepast;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, op of omstreeks 19 september 2021 te Eemnes, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
die [slachtoffer 3] (hard) te duwen, waarna die [slachtoffer 3] viel, en/of (vervolgens)
een of meerdere malen tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen, en/of een fles
tegen het hoofd te gooien, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2021 te Eemnes, althans in Nederland,
openlijk, te weten op/aan de Te Veenweg Noord, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] , door die [slachtoffer 3]
(hard) te duwen, waarna die [slachtoffer 3] viel, en/of (vervolgens) een of meerdere
malen tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen, en/of een fles tegen het hoofd
te gooien, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond lag, terwijl dit door hem gepleegde
geweld enig lichamelijk letsel, te weten een wond op het achterhoofd, voor
slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij, op of omstreeks 19 september 2021 te Eemnes, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (elektrische) fiets
en/of een of meerdere airpods en/of een airpods case, althans doosje, in elk geval
enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 4] bij de keel/hals, althans het
bovenlichaam te pakken/grijpen en/of in die keel/hals te knijpen en/of
(ondertussen) met die keel/hals, althans het bovenlichaam naar de grond te
duwen/drukken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
Feit 3
hij, op of omstreeks 19 september 2021 te Eemnes, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter, merk Vespa, en/of een helm,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, immers
heeft/hebben hij/zij de sleutel van de scooter vast gepakt en/of getracht deze uit het
contactslot van de scooter te halen en/of de helm van het hoofd van die [slachtoffer 1]
gehaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd, te
slaan/stompen en/of een of meerdere malen tegen het lichaam te
trappen/schoppen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 19 september 2021 te Eemnes, althans in Nederland, openlijk,
te weten op/aan de Laarderweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op
een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een persoon, te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] een of meerdere malen in het
gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan/stompen en/of een of meerdere malen
tegen het lichaam te trappen/schoppen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een snee,
althans een snijwond, en/of een hematoom en/of zwellingen in het gezicht, voor
die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 4
hij, op of omstreeks 19 september 2021 te Blaricum, althans in Nederland, openlijk,
te weten, op/aan de Stachouwerweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of
op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 5] door die [slachtoffer 5] een of
meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan/stompen en/of
tegen de ribben, althans het lichaam, te trappen/schoppen en/of een of meerdere
malen, terwijl die [slachtoffer 5] op de grond lag, tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
tegen het hoofd te trappen/schoppen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig
lichamelijk letsel, te weten een bloedneus en/of zwellingen in het gezicht, voor
slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 5
hij, op of omstreeks 19 september 2021 te Laren, althans in Nederland, openlijk, te
weten op/aan de Eemnesserweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op
een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 6] door die [slachtoffer 6] een
of meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd, te stompen en/of te
slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
schrammen en/of zwellingen in het gezicht, voor slachtoffer ten gevolge heeft
gehad;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 23 september 2021, 5 oktober 2021 en 13 december 2021, genummerd 2021299656, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 283. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.