ECLI:NL:RBMNE:2022:815

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
9298662 UC Expl 21-4637
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en schadevergoeding na ontbinding van overeenkomst

In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van een factuur van een gedaagde die auto’s exporteert. De eiseres heeft op 16 december 2020 de overeenkomst met de gedaagde ontbonden, omdat zij vermoedde dat de gedaagde fraude had gepleegd. De gedaagde heeft de betaling van de factuur opgeschort, omdat hij geen toegang meer heeft tot het systeem van de eiseres. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de factuur moet betalen, omdat de eiseres voldoende heeft aangetoond dat de factuur betrekking heeft op diensten die tot en met 15 december 2020 zijn afgenomen. De kantonrechter stelt vast dat de gedaagde niet gerechtigd is om de betaling op te schorten, aangezien er geen contractuele basis meer is voor toegang tot het systeem. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de factuur, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert de gedaagde een schadevergoeding van € 3.000,-, maar deze vordering wordt afgewezen omdat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn schade. De kantonrechter wijst ook de vordering van de gedaagde om weer toegang te krijgen tot het systeem af, om dezelfde reden. De proceskosten worden toegewezen aan de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9298662 UC EXPL 21-4637 RvdH/1037
Vonnis van 2 februari 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V., alsmede h.o.d.n. [handelsnaam 1],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Trust Krediet Beheer B.V.,
tegen:
[gedaagde] , handelende onder de naam [handelsnaam 2],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [handelsnaam 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Hoe de procedure is verlopen, blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 en 2;
- het proces-verbaal van de rolzitting op 7 juli 2021, aan te merken als conclusie van antwoord en eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie en conclusie van antwoord in reconventie met producties 3 tot en met 5;
- de brief van [handelsnaam 2] gedateerd op 4 september 2021 aan te merken als conclusie van dupliek in conventie en conclusie van repliek in reconventie, met een bijlage;
- de conclusie van dupliek in reconventie met productie 6;
- de brief van [handelsnaam 2] gedateerd op 29 december 2021, met bijlage.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[handelsnaam 2] exporteert auto’s. Als een auto zelf rijdend naar het buitenland wordt gebracht, moet die worden verzekerd. [eiseres] biedt kortlopende verzekeringen aan voor dat soort situaties. [eiseres] en [handelsnaam 2] hebben een overeenkomst gesloten op basis waarvan [eiseres] [handelsnaam 2] toegang heeft verleend tot een systeem waarin [handelsnaam 2] (tegen een afgesproken tarief) aanvragen kon indienen voor groene kaarten.
2.2.
[eiseres] heeft op 16 december 2020 de overeenkomst ontbonden en dat aan [handelsnaam 2] kenbaar gemaakt. De reden daarvoor is dat [eiseres] vermoedt dat [handelsnaam 2] fraude heeft gepleegd. Sinds 16 december 2020 heeft [handelsnaam 2] geen toegang meer tot het systeem.
2.3.
[eiseres] heeft op 31 december 2020 een factuur aan [handelsnaam 2] gestuurd voor haar diensten in die maand. [handelsnaam 2] kon die factuur tot 14 januari 2021 betalen. Dat heeft hij niet gedaan. [eiseres] vordert in deze procedure betaling van de factuur, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] vordert ook dat [handelsnaam 2] haar proceskosten betaalt.
2.4.
[handelsnaam 2] voert als verweer dat hij de betaling van de factuur heeft opgeschort, omdat [eiseres] hem geen toegang tot het systeem geeft. [handelsnaam 2] heeft ook een tegenvordering ingediend. [handelsnaam 2] stelt dat hij transacties is misgelopen als gevolg van het feit dat hij niet meer in het systeem kan. De marge op die transacties is € 3.000,- en dat bedrag moet [eiseres] als schadevergoeding betalen, aldus [handelsnaam 2] . Bovendien vordert [handelsnaam 2] dat [eiseres] hem weer toegang geeft tot de portal.

3.De beoordeling

in conventie
3.1.
[handelsnaam 2] moet de factuur van [eiseres] betalen. Daarbij is het volgende relevant. [eiseres] heeft onderbouwd dat de factuur ziet op diensten die [handelsnaam 2] tot en met 15 december 2020 heeft afgenomen. [handelsnaam 2] heeft bevestigd dat de factuur klopt, maar stelt dat hij de stukken horend bij de afgenomen diensten niet meer kan uitprinten sinds [eiseres] de toegang tot het systeem heeft beëindigd. De kantonrechter is van oordeel dat dat risico voor rekening van [handelsnaam 2] moet blijven. De aanvragen tot en met 15 december 2020 zien namelijk allemaal op verzekeringen met die datum als ingangsdatum. Er is dus geen sprake van aanvragen voor registraties of verzekeringen die pas na de beëindiging van de toegang zouden aanvangen. [eiseres] kan niet worden tegengeworpen dat [handelsnaam 2] zijn werkproces zo heeft ingericht dat hij de documenten niet uitprint op het moment dat hij de aanvraag heeft afgerond.
3.2.
[handelsnaam 2] heeft de betaling van de factuur opgeschort in afwachting van toegang tot het systeem. Uit artikel 6:52 BW volgt dat een schuldenaar die een opeisbare vordering heeft op zijn schuldeiser, bevoegd is de nakoming van zijn verbintenis op te schorten tot voldoening van zijn vordering plaatsvindt, als tussen de vordering en de verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. Aan deze voorwaarden is niet voldaan. In dat kader is het volgende van belang.
3.3.
[eiseres] heeft de toegang tot het systeem beëindigd, omdat zij de overeenkomst met [handelsnaam 2] heeft ontbonden. [handelsnaam 2] heeft onvoldoende gesteld om ervan uit te kunnen gaan dat de ontbinding onrechtmatig is. De kantonrechter neemt dus aan dat er geen contractuele basis (meer) is op grond waarvan [eiseres] aan [handelsnaam 2] vanaf 16 december 2020 toegang moet verlenen tot het systeem. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat [handelsnaam 2] een opeisbare vordering op [eiseres] heeft. [handelsnaam 2] is niet bevoegd om zijn betaling op te schorten.
3.4.
[handelsnaam 2] wordt veroordeeld tot betaling van de factuur ter hoogte van € 8.136,66. Ook de wettelijke handelsrente wordt toegewezen als gevorderd: een bedrag van € 202,78 tot en met 14 juni 2021 en vanaf 15 juni 2021 tot de voldoening.
3.5.
[eiseres] heeft een bedrag van € 781,83 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Dit deel van de vordering [eiseres] wordt daarom ook toegewezen.
3.6.
[handelsnaam 2] heeft ongelijk gekregen. Hij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en dat hij de proceskosten van [eiseres] moet betalen. Die kosten zijn in conventie totaal € 1.534,30 en bestaan uit:
- dagvaarding € 94,30
- griffierecht € 507,-
- salaris gemachtigde € 933,- (3 punten x tarief € 311,-)
in reconventie
3.7.
[handelsnaam 2] vordert een schadevergoeding van € 3.000,- van [eiseres] . [handelsnaam 2] stelt dat hij klanten is verloren doordat hij geen toegang meer heeft tot het systeem. De schade bestaat volgens [handelsnaam 2] uit de marge op de transacties die hij is misgelopen. [eiseres] betwist de vordering van [handelsnaam 2] .
3.8.
[handelsnaam 2] heeft (ook in het licht van de betwisting door [eiseres] ) onvoldoende gesteld en onderbouwd dat hij aanspraak kan maken op een schadevergoeding. Daarom wordt de vordering van [handelsnaam 2] afgewezen.
3.9.
[eiseres] hoeft [handelsnaam 2] ook niet alsnog toegang te geven tot het systeem, zoals [handelsnaam 2] heeft gevorderd. Zoals al in punt 3.3. is overwogen, bestaat er geen contractuele basis (meer) op grond waarvan [handelsnaam 2] toegang moet krijgen tot het systeem. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
3.10.
Omdat de vordering in reconventie deels voortvloeit uit het verweer in conventie wordt de helft van het aantal punten toegekend. De dagvaarding wordt niet meegerekend. Het toepasselijke tarief is afgestemd op de hoogte van de reconventionele vordering. Het salaris van de gemachtigde in reconventie bedraagt daardoor 1 punt x tarief € 249,-.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [handelsnaam 2] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 9.121,27 met de wettelijke handelsrente over € 8.136,66 vanaf 15 juni 2021 tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt [handelsnaam 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.534,30, waarin begrepen € 933,- aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
4.5.
veroordeelt [handelsnaam 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 249,- aan salaris gemachtigde;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.