Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[handelsnaam],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 augustus 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 20 tot en met 27 van [eiser] ;
- de nadere producties 28 en 29 van [eiser] ;
- de akte wijziging van eis in reconventie tevens overlegging nadere producties 11 tot en met 16 van [gedaagde] ;
- de nadere producties 17 tot en met 19 van [gedaagde] ;
- de nadere productie 20 van [gedaagde] ;
- de mondelinge behandeling.
Op de zitting zijn verschenen [eiser] , bijgestaan door mr. J.M. Heikens, en [gedaagde] , bijgestaan door mr. F.J. Ringnalda. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van de zitting.
Op 5 januari 2022 heeft [gedaagde] een akte ingediend. Vervolgens is vonnis bepaald.
2.De feiten
De overeenkomst wordt hierna de onderhuurovereenkomst genoemd. Deze onderhuurovereenkomst zou uiterlijk eindigen op 15 augustus 2020. Uit coulance heeft [gedaagde] toegestaan dat [A] tot 1 oktober 2020 in de woonark mocht verblijven. Uiteindelijk heeft [A] de woonark op 31 juli 2021 verlaten.
Let op als er een gegadigde zich aanbied voor koop bij jouw makelaar, dient deze eerst met mij in contact te treden inzake het huurcontract enzovoort.
Ook deel ik jou mede dat hij niet jouw contract concept moet aanleveren aan de nieuwe koper, zoals je wel begrijpt. (…)”
3.Het geschil
(subsidiair) dat de huurovereenkomst vanaf 5 mei 2020 op de voet van artikel 7:230 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor onbepaalde tijd is verlengd;
4.De beoordeling
De vorderingen in reconventie van [gedaagde] zullen eveneens worden afgewezen.
Bij [eiser] is dit niet gebeurd. [gedaagde] kan dus nog, al dan niet in overleg met [eiser] , een nieuwe einddatum bepalen. Hoewel partijen dit in artikel 2.1 zijn overeengekomen, is het bepalen van een nieuwe einddatum eigenlijk niet nodig omdat de huurovereenkomst alleen kan worden beëindigd overeenkomstig de afgesproken beëindigingsregeling. Op de zitting heeft [eiser] de kantonrechter gevraagd om (ambtshalve) te toetsen of dit beding oneerlijk is. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit beding niet als oneerlijk te beschouwen, omdat dit beding vanwege de beëindigingsregeling in feite geen (nadelig) effect heeft.
e-mailbericht van 25 mei 2020 heeft [gedaagde] aan [eiser] meegedeeld dat de huurovereenkomst op 5 mei 2020 (volgens [gedaagde] ) is verlopen. Dit is geen opzegging conform de beëindigingsregeling. De huurovereenkomst is dus niet geëindigd. De primair (onder a) gevorderde verklaring voor recht kan dan ook worden toegewezen.