ECLI:NL:RBMNE:2022:823

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
UTR - 21 _ 4078
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing wijziging persoonsgegevens in basisregistratie personen

In deze zaak heeft eiser, geboren in China, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot wijziging van zijn persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Eiser stelt dat de geregistreerde gegevens onjuist zijn en heeft bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van zijn aanvraag. De rechtbank heeft op 21 februari 2022 uitspraak gedaan en geoordeeld dat verweerder onvoldoende waarde heeft gehecht aan de door eiser ingediende documenten, waaronder een kopie van de PSB-verklaring en de hukou. De rechtbank concludeert dat verweerder ten onrechte niet heeft aangenomen dat de ouders van eiser zijn overleden, wat van belang is voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij alle documenten in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. Tevens moet verweerder het griffierecht vergoeden en de proceskosten van eiser betalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4078

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Diels),
en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E. Chahid).

Procesverloop

In het besluit van 14 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser tot wijziging van zijn persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) afgewezen.
In het besluit van 26 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze uitspraak?
1. Eiser staat in de brp geregistreerd als [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1953 in [geboorteplaats] in China . Zijn nationaliteit is niet bekend. Deze gegevens zijn gebaseerd op een door eiser in 2008 onder ede afgelegde verklaring.
2. Op 13 juni 2018 heeft eiser bij verweerder een verzoek ingediend om zijn persoonsgegevens in de brp te wijzigen. Volgens eiser is hij [naam] , geboren op [geboortedatum] 1956 in [geboorteplaats] ) en heeft hij de Chinese nationaliteit. Ook strekt zijn verzoek tot het aanvullen van de persoonsgegevens van zijn ouders. Ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft eiser meerdere bewijsstukken ingediend:
  • een notariële geboorteverklaring;
  • een notariële verklaring met een kopie Public Station Bureau (PSB) verklaring;
  • een notariële verklaring met een kopie hukou;
  • een verlopen Chinees paspoort;
  • een geldig Chinees paspoort;
  • een gezicht vergelijkend onderzoek;
  • resultaten van een DNA-onderzoek tussen eiser en zijn zoon;
  • een notariële geboorteverklaring van de zoon van eiser.
Waarom heeft verweerder het verzoek van eiser afgewezen?
3. Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen, omdat volgens verweerder niet kan worden vastgesteld dat de nu in de brp geregistreerde gegevens van eiser onjuist zijn. De door eiser ingediende documenten vindt verweerder onvoldoende om te concluderen dat onomstotelijk is bewezen dat de persoonsgegevens in de brp feitelijk onjuist zijn.
Waarom is eiser het niet eens met de afwijzing?
4. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn verzoek. Eiser stelt zich op het standpunt dat de door hem ingediende documenten bewijzen dat hij [naam] is. Eiser merkt op dat, anders dan verweerder stelt, de door hem overgelegde kopie van de hukou, die dubbel gelegaliseerd is, en de kopie van de PSB-verklaring gewaarmerkte kopieën zijn. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de echt bevonden dubbel gelegaliseerde notariële geboorteverklaring en stelt dat de waarmerking van dat document overeenkomt met de waarmerking van de kopie hukou en de PSB-verklaring. Verder merkt eiser op dat zijn ouders zijn overleden en dat dit voldoende blijkt uit de door Bureau Documenten echt bevonden notariële geboorteakte en de PSB-verklaring. Tot slot verwijst eiser naar de resultaten van het DNA-onderzoek en het gezicht vergelijkend onderzoek. Volgens eiser volgt hieruit dat de door hem overgelegde documenten op hem betrekking hebben.
Wat is het standpunt van verweerder?
5. Verweerder handhaaft het standpunt dat de door eiser ingediende documenten niet bewijzen dat hij [naam] is. Verweerder erkent dat de notariële geboorteverklaring en de paspoorten echt zijn, maar vindt deze documenten onvoldoende om ervan uit te gaan dat eiser [naam] is. Volgens verweerder maken de overgelegde PSB-verklaring en de hukou dit niet anders. Over deze documenten merkt verweerder op dat dit kopieën zijn en dat daarom aan die documenten niet de waarde kan worden toegekend die eiser daaraan toekent. Over de PSB-verklaring merkt verweerder nog op dat dit slechts een
vertalingis van de PSB-verklaring en de daadwerkelijke PSB-verklaring ontbreekt. Over de hukou merkt verweerder nog op dat deze betrekking heeft op [naam] , zijn vrouw en hun zoon. Het zegt niets over de relatie tussen [naam] en zijn ouders, wat verweerder wel verlangt. Dat de ouders zijn overleden volgt verweerder niet zonder nadere documenten, zoals een overlijdensakte. Verder vindt verweerder het gezicht vergelijkend onderzoek en de resultaten van het DNA-onderzoek onvoldoende voor de conclusie dat de overgelegde brondocumenten op eiser betrekking hebben.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat, gelet op de door eiser ingediende stukken, niet kan worden vastgesteld dat de nu in de brp geregistreerde gegevens van eiser onjuist zijn. Hiervoor is van belang dat verweerder met de gegeven motivering onvoldoende waarde toekent aan de kopie PSB-verklaring en de hukou. Verder gaat verweerder er ten onrechte niet vanuit de ouders van [naam] zijn overleden. De rechtbank licht dit hieronder nader toe.
6.1.
De rechtbank vindt dat verweerder met de gegeven motivering ten onrechte onvoldoende waarde toekent aan de door eiser ingediende kopie van de PSB-verklaring. Ondanks dat eiser een kopie heeft ingediend zonder waarmerk - zo begrijpt de rechtbank het standpunt van verweerder - en dit document daarom door Bureau Documenten niet of nauwelijks op echtheid kan worden onderzocht, staat dit er niet aan in de weg om met de gegeven motivering waarde toe te kennen aan dit document. Daarvoor vindt de rechtbank van belang dat niet bestreden is dat het waarmerk op de kopie van de vertaling van de PSB-verklaring overeen komt met het waarmerk op de echt bevonden notariële geboorteverklaring die eiser heeft overgelegd. De ondertekening, datum en stempel zijn hetzelfde. Omdat de notariële geboorteverklaring aan de voorwaarden voldoet en het waarmerk overeenkomt met die van de kopie van de vertaling van de PSB-verklaring, had verweerder waarde moeten toekennen aan de kopie PSB-verklaring en die inhoudelijk moeten beoordelen. De stelling dat de legalisatie van documenten niets zegt over de echtheid daarvan is in het licht van het voorgaande onvoldoende. Daarnaast staat niet ter discussie dat de vertaling de vertaling van de kopie betreft. De stelling dat de kopie ‘nauwelijks’ op echtheid is te beoordelen geeft ook aan dat het onder omstandigheden wel op echtheid beoordeeld kan worden. Verweerder heeft nagelaten te motiveren waarom dat in dit geval niet kan. Het voorgaande levert een gebrek op in de besluitvorming.
Het door verweerder in het verweerschrift ingenomen standpunt dat geen waarde toekomt aan de door eiser ingediende vertaling omdat de daadwerkelijke PSB-verklaring ontbreekt, volgt de rechtbank niet. De rechtbank stelt voorop dat verweerder dit standpunt voor het eerst in deze beroepsprocedure in het verweerschrift heeft ingenomen en dus niet ten grondslag heeft gelegd aan de afwijzing van de aanvraag. In het primaire besluit staat dat een kopie PSB-verklaring voldoende zou zijn. In het bestreden besluit is ook slechts een standpunt ingenomen over de kopie PSB-verklaring, namelijk dat deze zonder waarmerking niet of nauwelijks op echtheid kan worden onderzocht, en heeft verweerder geen standpunt ingenomen over de vertaling. Dat de vertaling niet voldoende is omdat de daadwerkelijke PSB-verklaring ontbreekt, heeft verweerder daarom onvoldoende gemotiveerd in het bestreden besluit.
6.2.
Verder vindt de rechtbank dat verweerder ten onrechte onvoldoende waarde toekent aan de door eiser ingediende hukou. Verweerder kent geen waarde toe aan de hukou, omdat deze geen betrekking heeft op de ouders van [naam] . Dat volgt de rechtbank niet. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft opgemerkt, kan bij een officieel bewijs van overlijden van beide ouders worden afgezien van het indienen van een hukou met betrekking tot de ouders. De rechtbank vindt dat met de echt bevonden overgelegde notariële geboorteverklaring voldoende is aangetoond dat de ouders van [naam] allebei zijn overleden. Dat verweerder stelt dat hij zonder nader officieel bewijs, met vermelding van plaats en datum van overlijden, niet kan uitgaan van het overlijden van de ouders volgt de rechtbank dan ook niet. Er is hier een officieel document ingediend, namelijk de notariële geboorteverklaring die echt is bevonden en waarin melding wordt gemaakt van het overlijden. Het is de rechtbank niet duidelijk wat de relevantie is om dit nog nader te onderbouwen én om te weten waar en wanneer de ouders zijn overleden. Dat heeft verweerder (op de zitting) niet uitgelegd. Verweerder gaat er dan ook ten onrechte niet vanuit dat de ouders van [naam] zijn overleden. Aangezien verweerder de door eiser overgelegde hukou heeft beoordeeld vanuit het perspectief dat de ouders niet zijn overleden en ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat de hukou verder in orde is, is dit in een gebrek in de besluitvorming. De rechtbank vindt hierbij van belang dat ook over de vertaling van de notariële verklaring van de hukou onbestreden is gesteld dat die eenzelfde legalisatie bevat als de geaccepteerde notariële geboorteverklaring.
6.3.
Gelet op het voorgaande moet verweerder opnieuw kijken naar het door eiser overgelegde DNA-onderzoek. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft opgemerkt, kan worden afgezien van het overleggen van DNA-onderzoek naar de ouders als er officieel bewijs van overlijden van beide ouders is. Daarvan is hier dus sprake. Aangezien verweerder alleen heeft geconcludeerd dat het DNA-onderzoek betrekking heeft op de afstammingsrelatie tussen eiser en zijn zoon, is ook hier ten onrechte onvoldoende waarde aan toegekend. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit het DNA-onderzoek blijkt dat (met grote zekerheid) eiser de vader van is [A] . Dit kan in combinatie met de gezinshukou en de kopie PSB-verklaring, die opnieuw moeten worden beoordeeld, én de overige documenten die zijn overgelegd en waar bewijswaarde aan kan worden toegekend, zoals de twee paspoorten en het gezicht vergelijkend onderzoek, aanvullend bewijs opleveren dat de door eiser ingediende brondocumenten daadwerkelijk betrekking hebben op hem. [1]
Wat is de conclusie van de rechtbank?
7. De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat niet kan worden vastgesteld dat de in de brp geregistreerde gegevens over eiser onjuist zijn.
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de uitkomst nog niet vaststaat. Verweerder heeft immers nog niet alle door eiser ingediende documenten op de juiste manier beoordeeld. Om diezelfde reden past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. In het nieuwe besluit moet verweerder alle documenten in onderlinge samenhang bezien en vervolgens opnieuw beoordelen of kan worden vastgesteld dat de nu in de brp geregistreerde gegevens van eiser onjuist zijn. Daarbij moet verweerder uitgaan van het overlijden van de ouders van [naam] . Dit betekent dat verweerder de door eiser overgelegde kopie hukou en het DNA-onderzoek tegen die achtergrond moet beoordelen. Ook moet verweerder met inachtneming van wat hiervoor is overwogen opnieuw beoordelen welke bewijswaarde aan de door eiser overgelegde kopie PSB-verklaring en vertaling kopie PSB-verklaring kan worden toegekend.
Welke proceskosten moet verweerder vergoeden?
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1145).