ECLI:NL:RBMNE:2022:871

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
21/4147
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een administratief medewerkster, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres was sinds 19 augustus 2008 ziek door psychische en lichamelijke klachten en ontving vanaf 17 oktober 2010 een WIA-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 3 januari 2016, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres meldde op 29 november 2020 een verslechtering van haar gezondheid, maar het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was uit dezelfde ziekteoorzaak. Het primaire besluit van het Uwv om geen WIA-uitkering toe te kennen werd in bezwaar en beroep bevestigd.

Tijdens de zitting op 24 februari 2022, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en het Uwv gehoord. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapporten voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de WIA-uitkering. De uitspraak werd gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en griffier M. van Ettikhoven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4147

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van Andel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Procesverloop

Eiseres was laatstelijk werkzaam als administratief medewerkster. Vanaf 19 augustus 2008 was eiseres ziek vanwege psychische en lichamelijke klachten. Eiseres heeft vanaf
17 oktober 2010 een uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft bepaald dat de WIA-uitkering vanaf
3 januari 2016 werd beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dat besluit is in bezwaar bij het Uwv en in beroep bij de rechtbank in stand gebleven.
Eiseres heeft een melding van verslechterde gezondheid gedaan bij het Uwv, gedateerd
29 november 2020. Volgens eiseres is haar gezondheid sinds januari 2018 verslechterd. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft medisch onderzoek verricht en het rapport van
7 mei 2021 opgesteld. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres aannemelijkerwijs verminderd belastbaar was vanaf 2018 ten opzichte van 2016-2017, maar niet door dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor WIA-verzekeringsrechten gelden. Met het besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres geen
WIA-uitkering kan krijgen.
Met het besluit van 9 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het besluit is gebaseerd op een medisch onderzoek van een arts bezwaar en beroep van het Uwv, neergelegd in het rapport van 8 september 2021.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022 door middel van een Skype-beeldverbinding. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De door eiseres op 15 februari 2022 ingediende verklaring van de huisarts heeft de rechtbank niet bij de beoordeling van deze zaak betrokken. De verklaring dateert van
29 september 2021 en is minder dan tien dagen voor de zitting door de rechtbank ontvangen, zonder dat eiseres voor de vertraging bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd. Mede omdat het gaat om een medisch stuk is sprake van strijd met de goede procesorde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering
2. Eiseres voert in beroep aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. Ook is de medische beoordeling onjuist volgens eiseres. Eiseres vindt dat zij met haar beperkingen niet de in een eerdere WIA-beoordeling geduide functies kan verrichten. De rechtbank zal de beroepsgronden achtereenvolgens bespreken.
Beoordelingskader
3. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat er - ondanks haar verzoek - geen verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de hoorzitting was. Ook heeft er geen spreekuur plaatsgevonden. De beoordeling van de medische aspecten is uitgevoerd op de stukken door een arts bezwaar en beroep, terwijl het Reglement behandeling bezwaarschiften van het UWV expliciet bepaalt dat beoordeling van de medische aspecten van het bezwaar plaatsvindt door een verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5. De rechtbank stelt vast dat uit het medisch rapport van verzekeringsarts Van de Beek van 7 mei 2021 blijkt dat hij dossierstudie heeft verricht, dat er een fysiek spreekuur heeft plaatsgevonden op 25 januari 2021 met een onderzoeksobservatie en dat hij informatie heeft opgevraagd en op 3 februari 2021 heeft ontvangen van arts dermatologie [A] .
Uit het medisch rapport van 8 september 2021 blijkt dat arts bezwaar en beroep Blankestijn dossierstudie heeft verricht en de bij de melding van verslechterde gezondheid gevoegde informatie van huisarts [B] van 18 augustus 2020, manueel therapeut
[C] van 25 juni 2020 en osteopaat [D] van 26 november 2020 kenbaar bij haar beoordeling heeft betrokken. Ook de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van nucleair geneeskundige [E] van 1 juli 2021 heeft de arts bezwaar en beroep kenbaar bij haar beoordeling betrokken. De arts bezwaar en beroep heeft overwogen dat de aanwezigheid van een arts bij de hoorzitting niet noodzakelijk was, omdat de beschikbare gegevens in het dossier voldoende waren om tot een zorgvuldig oordeel te kunnen komen ten aanzien van het ingediende bezwaar door eiseres ten aanzien van de ziekteoorzaak in de periode januari 2018 tot 29 november 2020 ten opzichte van de WIA-beoordeling in 2015. Een spreekuur heeft volgens de arts bezwaar en beroep geen meerwaarde gezien de voorliggende gegevens en het feit dat deze periode in het verleden ligt.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de primaire fase door een geregistreerde verzekeringsarts op een spreekuur is gezien en gesproken en dat de arts bezwaar en beroep in haar medisch rapport van 8 september 2021 gemotiveerd heeft toegelicht waarom er geen arts bij de hoorzitting in bezwaar aanwezig was en waarom er geen spreekuur in bezwaar heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan die uitleg volgen en is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst in dit kader op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2021. [1] Het Reglement behandeling bezwaarschriften Uwv 2018 bepaalt dat de medische aspecten van het bezwaar worden beoordeeld door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. [2] Gelet op het feit dat een geregistreerde verzekeringsarts het rapport van de niet als verzekeringsarts geregistreerde arts bezwaar en beroep Blankestijn heeft ondertekend, is ook hierom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onzorgvuldige handelwijze van het Uwv. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
6. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. Volgens eiseres is er naast nieuwe klachten door de (behandeling van) een tumor in de rechterborst, sprake van een toename van de eerder bestaande klachten. Eiseres wijst op de nek- en schouderklachten, de bekkenklachten en oedeem in het bekken die volgens haar al jaren bestaan en in ernst toenemen. Het standpunt van het Uwv dat er sprake is van een andere ziekteoorzaak is onjuist.
7. De rechtbank stelt vast dat de arts bezwaar en beroep Blankestijn heeft overwogen dat per januari 2018 sprake is van een verslechtering van de gezondheid. Volgens arts bezwaar en beroep Blankestijn wordt de huidige toename van beperkingen veroorzaakt door buiten de WIA verzekerde periode ontstane klachten van:
- de rechter schouder/arm door (behandeling wegens) een mammacarcinoom rechts;
- nekklachten op basis van slijtage;
- psychische klachten op basis van diverse zaken, ontstaan in een niet verzekerde periode.
Gezien het voorgaande is volgens arts bezwaar en beroep Blankestijn geen sprake van toename van klachten en beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak als bij de
WIA-beoordeling in 2015 aanwezige stoornissen en daaruit volgende beperkingen ten aanzien van arbeid.
De rechtbank kan de overwegingen en conclusies van het Uwv volgen dat bij eiseres geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak en sluit zich daarbij aan.
Arbeidskundige beoordeling
8. Eiseres heeft aangevoerd dat zij met haar krachten en bekwaamheden niet in staat is om de in een eerdere WIA-beoordeling geduide functies te vervullen.
9. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond alleen al niet slaagt nu er geen sprake is van een arbeidsdeskundig onderzoek in deze zaak.
10. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv terecht bepaald dat eiseres geen
WIA-uitkering krijgt.
11. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres haar proceskosten niet vergoed.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het
proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

2.Artikel 10, eerste lid, van het Reglement behandeling bezwaarschriften Uwv 2018.