Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [plaats] , eiseres
Procesverloop
17 oktober 2010 een uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft bepaald dat de WIA-uitkering vanaf
3 januari 2016 werd beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dat besluit is in bezwaar bij het Uwv en in beroep bij de rechtbank in stand gebleven.
29 november 2020. Volgens eiseres is haar gezondheid sinds januari 2018 verslechterd. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft medisch onderzoek verricht en het rapport van
7 mei 2021 opgesteld. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres aannemelijkerwijs verminderd belastbaar was vanaf 2018 ten opzichte van 2016-2017, maar niet door dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor WIA-verzekeringsrechten gelden. Met het besluit van 10 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres geen
WIA-uitkering kan krijgen.
29 september 2021 en is minder dan tien dagen voor de zitting door de rechtbank ontvangen, zonder dat eiseres voor de vertraging bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd. Mede omdat het gaat om een medisch stuk is sprake van strijd met de goede procesorde.
Beslissing
Overwegingen
Uit het medisch rapport van 8 september 2021 blijkt dat arts bezwaar en beroep Blankestijn dossierstudie heeft verricht en de bij de melding van verslechterde gezondheid gevoegde informatie van huisarts [B] van 18 augustus 2020, manueel therapeut
[C] van 25 juni 2020 en osteopaat [D] van 26 november 2020 kenbaar bij haar beoordeling heeft betrokken. Ook de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van nucleair geneeskundige [E] van 1 juli 2021 heeft de arts bezwaar en beroep kenbaar bij haar beoordeling betrokken. De arts bezwaar en beroep heeft overwogen dat de aanwezigheid van een arts bij de hoorzitting niet noodzakelijk was, omdat de beschikbare gegevens in het dossier voldoende waren om tot een zorgvuldig oordeel te kunnen komen ten aanzien van het ingediende bezwaar door eiseres ten aanzien van de ziekteoorzaak in de periode januari 2018 tot 29 november 2020 ten opzichte van de WIA-beoordeling in 2015. Een spreekuur heeft volgens de arts bezwaar en beroep geen meerwaarde gezien de voorliggende gegevens en het feit dat deze periode in het verleden ligt.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de primaire fase door een geregistreerde verzekeringsarts op een spreekuur is gezien en gesproken en dat de arts bezwaar en beroep in haar medisch rapport van 8 september 2021 gemotiveerd heeft toegelicht waarom er geen arts bij de hoorzitting in bezwaar aanwezig was en waarom er geen spreekuur in bezwaar heeft plaatsgevonden. De rechtbank kan die uitleg volgen en is van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase onzorgvuldig heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst in dit kader op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2021. [1] Het Reglement behandeling bezwaarschriften Uwv 2018 bepaalt dat de medische aspecten van het bezwaar worden beoordeeld door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. [2] Gelet op het feit dat een geregistreerde verzekeringsarts het rapport van de niet als verzekeringsarts geregistreerde arts bezwaar en beroep Blankestijn heeft ondertekend, is ook hierom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onzorgvuldige handelwijze van het Uwv. De beroepsgrond slaagt niet.
- de rechter schouder/arm door (behandeling wegens) een mammacarcinoom rechts;
- nekklachten op basis van slijtage;
- psychische klachten op basis van diverse zaken, ontstaan in een niet verzekerde periode.
WIA-beoordeling in 2015 aanwezige stoornissen en daaruit volgende beperkingen ten aanzien van arbeid.
WIA-uitkering krijgt.
mr. M. van Ettikhoven griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2022.
Rechtsmiddel
proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.