4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw – niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van de afpersing en het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen van de diefstal met geweld heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair
[slachtoffer 1]is op 31 mei 2020 als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u vertellen over wat er vanmorgen is gebeurd?
A: Het adres was [woonplaats] [adres] . Ik ben met mijn vrouw samen naar het opgegeven adres toe gereden. Ik heb niemand aan zien komen, maar ik heb wel gemerkt dat er iets langs mijn hoofd ging. Ik hoorde iemand roepen in het Perzisch woorden gelijkend op: “Ga op de grond liggen of ik schiet je dood.”
Ik wilde het geld niet meteen geven. Ik heb eerst goed gekeken naar het pistool. Ik zag dat het een al wat ouder zwart pistool was. Ik zag staal onder het zwart zitten. Op dat moment wist ik dat de kans groot was dat het een echt pistool was en dat hij ermee zou kunnen schieten.
Op dat moment heb ik alles gegeven. Ik heb alles aan de Iraanse jongen gegeven.
V: Wat heeft hij precies meegenomen?
A: Drie tassen en mijn telefoon een Iphone XR.
Tas 1:
Hierin zat mijn donkerbruine leren portemonnee van het merk Samsonite, hierin zaten mijn identiteitskaart, 5 pinkaarten van KBC bank, BNP Parybas en van Belfiusbank. Ook zaten er VISA kaarten en Masterkaarten in. 1 van Europa bank, 1 VISA en 1 Mastercard van KBC bank, 1 VISA van Belfius, 1 Mastercard van BEO bank, 1 Mastercard van de Makro en ook nog een debet card van Citybank.
Sleutels van mijn BMW, allebei.
Sleutel van mijn bedrijfswagen.
Twee sleutels van mijn snackwinkel.
Sleutel van onze kamer.
Nog meer sleutels, van thuis enzo.
Tas 2:
Er zat ruim 21.000 euro contant geld in.
Naast de tassen hebben ze een bril van mij gestolen.
V: Ze hebben de spullen. Wat gebeurt er dan?
A: Ik lag op de grond op mijn buik en de mannen liepen weg. Ik ben opgestaan.
Ik zag dat er een auto aan kwam rijden. Die auto stopte ter hoogte van mij en ik zag dat de Iraanse jongen uit deze auto stapte. Hij richtte zijn vuurwapen op mij en zei: “Waar is al het geld?“
[slachtoffer 1]is op 10 juni 2020 nogmaals als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
En van de voorkant kwam een auto om die mensen mee te nemen. Op dat moment zag ik een deel van de nummerplaat maar die mensen zijn met die auto terug gekomen en toen stapte de dader uit het voertuig en hij kwam naar mij toe. Hij bedreigde mij toen en vroeg om de rest van het geld. Ik heb gezworen dat al het geld in de tas zat die zij mee hadden genomen. Daarna zijn zij weer weggereden.
[slachtoffer 2]is op 31 mei 2020 als aangever gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag twee mannen aan komen. Eén van de mannen had een pistool. Ik zag dat hij dit pistool op mijn man richtte. Ik zag dat hij dit pistool tegen het hoofd van mijn man zette.
De tweede man kwam naar mij toe. Ik zag dat de man een mes had, dit mes richtte hij op mijn been.
Ik hoorde dat de eerste man tegen mijn man zei: “Geld, geld, geef al het geld.”
Ik hoorde dat de Perzisch sprekende man zei: “Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken.”.
De man die naast mij stond hield het mes nog steeds naast zijn been. Ook heeft hij mijn horloge van mijn arm af getrokken. Mijn mobiele telefoon lag in de middenconsole. Ik zag dat de man deze weg pakte. Ik zag dat de man ook mijn handtas weg pakte. Ook pakte de man de sleutel van de auto uit het contactslot.
Vervolgens zijn de mannen weggegaan. Er stond een auto klaar, op hen te wachten. De mannen stapten in deze auto en de auto reed weg. Ik zag toen dat de auto weer terug kwam. Deze keer kwam de Perzisch sprekende man naast mij staan. Hij had het pistool en hij sloeg mij met zijn vuist in mijn gezicht. Hij raakte mij op mijn slaap. Hij riep: “Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood”. Mijn man en ik zeiden allebei dat we niet meer geld hadden, dat we alles al gegeven hadden. Toen is de man weer in de auto gestapt en de auto is weggereden.
Er is dus een groot geldbedrag van mijn man en mij gestolen, 21.000 euro. Verder zijn mijn telefoon, een rose gouden iPhone 8 met een beige hoesje, en mijn handtas gestolen. Ik droeg een bruin Fossil horloge.
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen, houdende een beschrijving van uitgekeken camerabeelden, onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat om 11.41 uur NN01 met zijn rechterhand een slagbeweging maakt. Ik zag dat NN01 in zijn rechterhand een langwerpig voorwerp vasthield dat donker aftekende tegen het lichte shirt van het mannelijke slachtoffer.
Ik zag dat NN01 de man met zijn rechtervoet een trap tegen de borst van de man gaf. Ik zag dat de man op zijn knieën bleef zitten en met zijn bovenlichaam naar voren viel. Ik zag dat NN01 de man nogmaals een trap gaf.
Ik zag dat NN01 met zijn rechtervoet een trap gaf; nu tegen de rechterschouder van het slachtoffer. Ik zag dat NN01 direct daarop nog een trap met zijn rechtervoet gaf, die tegen de rechterflank van het slachtoffer aankwam.
Ik zag dat om 11.42 uur NN01 en NN02 wegrenden over de Langshof in richting waar zij vandaan kwamen. Ik zag NN01 en NN02 uit beeld verdwijnen.
Ik zag dat om 11.42 uur een Volkswagen Golf aanreed vanuit de richting van de Langshof. Ik zag dat NN01 en NN02 uitstapten door de deur van de bijrijder. Ik zag dat NN03 het voertuig bestuurde. Ik zag dat het voertuig doorreed naar het einde van de straat.
Ik zag dat NN01 en NN02 de Mercedes doorzochten. Ik zag dat de Volkswagen Golf gekeerd was en terug de straat in reed. Ik zag dat NN01 en NN02 via de rechterzijde het voertuig instapte en wegreden in de richting van de Westerdreef. Ik zag dat het voertuig uit het beeld reed.
Verdachteheeft ter terechtzitting van 26 januari 2021 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag ik twee jongens mijn kant op lopen. Ik herkende een van de jongens als [medeverdachte] . We zijn in mijn auto gestapt en toen zijn we een paar meter verder gereden. Ik heb de auto geparkeerd voor de woning. Zij zijn uit de auto gestapt. Vervolgens hoorde ik voetstappen en zag ik [medeverdachte] met een tas en een vuurwapen in zijn handen. Zij stapten de auto in. De andere jongen had ook iets in zijn hand. Hij had ook een wapen in zijn hand. Hij zei vervolgens dat ik moest wegrijden. Ik reed de straat uit en toen sloeg ik rechtsaf terwijl ik weet dat die weg afgesloten is. Ik ben er toch naartoe gereden en moest vervolgens keren. [medeverdachte] zat naast mij en had zijn vuurwapen op zijn schoot. Hij zei tegen mij dat ik terug moest gaan en een andere straat in moest rijden. Ook de andere jongen die achterin zat zei dat ik terug moest rijden. Vervolgens ben ik terug de straat ingereden. Toen sloeg ik linksaf maar dat was ook een doodlopende straat. Ik zag een Mercedes staan. [medeverdachte] stapte uit. Daarna zag ik [medeverdachte] weer de weg op rennen. Ik ben gestopt en hij is ingestapt. Ik ben weggereden. Op een gegeven moment zei [medeverdachte] dat ik linksaf moest slaan en dat heb ik gedaan. Vervolgens kwam ik achter mijn eigen woning terecht en daar stapte hij uit. Hij gooide geld in de auto. De andere persoon stapte ook uit en samen zijn ze de weg overgestoken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Medeplichtigheid
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft de auto bestuurd waarmee hij de medeverdachten op twee momenten naar de locatie van de beroving van de slachtoffers gereden. Hoewel niet is komen vast te staan dat verdachte aanvankelijk wist wat de medeverdachten van plan waren, wist verdachte vanaf het eerste moment dat de medeverdachten naar de auto terugkeerden wel dat zij met iets strafbaars bezig waren. Beide verdachten kwamen met wapens en tassen aan. Verdachte heeft de medeverdachten toch zijn auto laten instappen. Vervolgens is hij met hen teruggereden naar de locatie van de slachtoffers. Medeverdachte [medeverdachte] is toen uitgestapt en heeft onder dreiging van het pistool geëist dat de slachtoffers al het geld zouden afstaan. Medeverdachte [medeverdachte] heeft één van de slachtoffers op dat moment met zijn vuist in haar gezicht geslagen. Nadien heeft verdachte de medeverdachten opnieuw laten instappen, is hij samen met de medeverdachten weggereden van de locatie waar de beroving heeft plaatsgevonden en heeft hij ze elders afgezet.
De rechtbank stelt vast dat verdachte opzet heeft gehad op het verschaffen van gelegenheid en middelen (het besturen van de auto) bij de afpersing en diefstal met geweld. Door de medeverdachten opnieuw in te laten stappen, terwijl het verdachte al duidelijk was dat de medeverdachten bezig waren met iets strafbaars is daarnaast ook voldaan aan het vereiste van (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict, te weten de afpersing en diefstal met geweld.
Dat verdachte stelt dat hij niet anders heeft kunnen handelen omdat zijn medeverdachten wapens bij zich hadden, maakt dit oordeel niet anders. Niet is gebleken dat verdachte door de medeverdachten is bedreigd dan wel anderszins onder druk is gezet om de auto te besturen. Bovendien had verdachte weg kunnen rijden nadat de medeverdachten weer uitstapten en hij al had begrepen dat het foute boel was.
Dat betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde.