ECLI:NL:RBMNE:2022:909

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
16/170989-20; 16/025977-19 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan afpersing en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan afpersing en diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1986 op Curaçao en gedetineerd in de P.I. Alphen, werd beschuldigd van het medeplegen van een gewelddadige beroving waarbij slachtoffers met een vuurwapen en een mes werden bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 mei 2020 in Almere samen met anderen de slachtoffers heeft afgeperst en hen heeft gedwongen tot de afgifte van een aanzienlijk geldbedrag van 21.000 euro en andere waardevolle goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. Tevens zijn er vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de medeplichtigheid van de verdachte bewezen verklaard, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzet had op het verschaffen van gelegenheid en middelen voor de afpersing en diefstal, en dat hij niet kon worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/170989-20; 16/025977-19 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te Curaçao,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.J. van der Velden, advocaat te Almere en waarnemend voor mr. Stas, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 31 mei 2020 in Almere samen met anderen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft afgeperst;
feit 1 subsidiair:
op 31 mei 2020 in Almere medeplichtig is geweest aan de afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
feit 2 primair:
op 31 mei 2020 in Almere samen met anderen, met geweld en/of bedreiging met geweld, van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een geldbedrag en goederen heeft gestolen;
feit 2 subsidiair:
op 31 mei 2020 in Almere medeplichtig is geweest aan het met geweld en/of bedreiging met geweld stelen van een geldbedrag en goederen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integraal vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • Er is geen sprake van medeplegen. Medeplegen vereist een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft enkel de auto bestuurd. Deze geringe rol van verdachte wordt niet gecompenseerd door andere handelingen van verdachte. Verdachte wist immers niet wat zijn bijrijders van plan waren. Hij heeft geen rol gespeeld in de voorbereiding en is niet op andere wijze betrokken bij de totstandkoming van het plan.
  • Er is geen sprake van medeplichtigheid. Uit het dossier volgt niet dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de beroving. Verdachte was niet op de hoogte van hetgeen zou gebeuren en had geen zicht op de beroving. Hoewel verdachte de medeverdachten niet de toegang tot de auto heeft geweigerd, kan dit niet aan verdachte worden tegengeworpen. Verdachte heeft ze immers laten instappen omdat hij uit angst voor de door de medeverdachten getoonde wapens geen andere mogelijkheid zag. Hij vreesde voor zijn leven en zag geen enkele andere optie dan te doen wat de medeverdachten hem vroegen. Dit maakt dat er geen sprake is van het dubbel-opzet vereiste. Verdachte had geen opzet op het leveren van een bijdrage en geen opzet op het strafbare feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2 primair
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsvrouw – niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde medeplegen van de afpersing en het onder 2 primair tenlastegelegde medeplegen van de diefstal met geweld heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair [1]
[slachtoffer 1]is op 31 mei 2020 als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
V: Wat kunt u vertellen over wat er vanmorgen is gebeurd? [2]
A: Het adres was [woonplaats] [adres] . Ik ben met mijn vrouw samen naar het opgegeven adres toe gereden. Ik heb niemand aan zien komen, maar ik heb wel gemerkt dat er iets langs mijn hoofd ging. Ik hoorde iemand roepen in het Perzisch woorden gelijkend op: “Ga op de grond liggen of ik schiet je dood.” [3]
Ik wilde het geld niet meteen geven. Ik heb eerst goed gekeken naar het pistool. Ik zag dat het een al wat ouder zwart pistool was. Ik zag staal onder het zwart zitten. Op dat moment wist ik dat de kans groot was dat het een echt pistool was en dat hij ermee zou kunnen schieten.
Op dat moment heb ik alles gegeven. Ik heb alles aan de Iraanse jongen gegeven.
V: Wat heeft hij precies meegenomen?
A: Drie tassen en mijn telefoon een Iphone XR.
Tas 1:
Hierin zat mijn donkerbruine leren portemonnee van het merk Samsonite, hierin zaten mijn identiteitskaart, 5 pinkaarten van KBC bank, BNP Parybas en van Belfiusbank. Ook zaten er VISA kaarten en Masterkaarten in. 1 van Europa bank, 1 VISA en 1 Mastercard van KBC bank, 1 VISA van Belfius, 1 Mastercard van BEO bank, 1 Mastercard van de Makro en ook nog een debet card van Citybank.
Sleutels van mijn BMW, allebei.
Sleutel van mijn bedrijfswagen.
Twee sleutels van mijn snackwinkel.
Sleutel van onze kamer.
Nog meer sleutels, van thuis enzo.
Tas 2:
Er zat ruim 21.000 euro contant geld in.
Naast de tassen hebben ze een bril van mij gestolen. [4]
V: Ze hebben de spullen. Wat gebeurt er dan?
A: Ik lag op de grond op mijn buik en de mannen liepen weg. Ik ben opgestaan.
Ik zag dat er een auto aan kwam rijden. Die auto stopte ter hoogte van mij en ik zag dat de Iraanse jongen uit deze auto stapte. Hij richtte zijn vuurwapen op mij en zei: “Waar is al het geld?“ [5]
[slachtoffer 1]is op 10 juni 2020 nogmaals als aangever gehoord. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
En van de voorkant kwam een auto om die mensen mee te nemen. Op dat moment zag ik een deel van de nummerplaat maar die mensen zijn met die auto terug gekomen en toen stapte de dader uit het voertuig en hij kwam naar mij toe. Hij bedreigde mij toen en vroeg om de rest van het geld. Ik heb gezworen dat al het geld in de tas zat die zij mee hadden genomen. Daarna zijn zij weer weggereden. [6]
[slachtoffer 2]is op 31 mei 2020 als aangever gehoord. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag twee mannen aan komen. Eén van de mannen had een pistool. Ik zag dat hij dit pistool op mijn man richtte. Ik zag dat hij dit pistool tegen het hoofd van mijn man zette.
De tweede man kwam naar mij toe. Ik zag dat de man een mes had, dit mes richtte hij op mijn been.
Ik hoorde dat de eerste man tegen mijn man zei: “Geld, geld, geef al het geld.”
Ik hoorde dat de Perzisch sprekende man zei: “Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken.”.
De man die naast mij stond hield het mes nog steeds naast zijn been. Ook heeft hij mijn horloge van mijn arm af getrokken. Mijn mobiele telefoon lag in de middenconsole. Ik zag dat de man deze weg pakte. Ik zag dat de man ook mijn handtas weg pakte. Ook pakte de man de sleutel van de auto uit het contactslot.
Vervolgens zijn de mannen weggegaan. Er stond een auto klaar, op hen te wachten. De mannen stapten in deze auto en de auto reed weg. Ik zag toen dat de auto weer terug kwam. Deze keer kwam de Perzisch sprekende man naast mij staan. Hij had het pistool en hij sloeg mij met zijn vuist in mijn gezicht. Hij raakte mij op mijn slaap. Hij riep: “Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood”. Mijn man en ik zeiden allebei dat we niet meer geld hadden, dat we alles al gegeven hadden. Toen is de man weer in de auto gestapt en de auto is weggereden. [7]
Er is dus een groot geldbedrag van mijn man en mij gestolen, 21.000 euro. Verder zijn mijn telefoon, een rose gouden iPhone 8 met een beige hoesje, en mijn handtas gestolen. Ik droeg een bruin Fossil horloge. [8]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen, houdende een beschrijving van uitgekeken camerabeelden, onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat om 11.41 uur NN01 met zijn rechterhand een slagbeweging maakt. Ik zag dat NN01 in zijn rechterhand een langwerpig voorwerp vasthield dat donker aftekende tegen het lichte shirt van het mannelijke slachtoffer.
Ik zag dat NN01 de man met zijn rechtervoet een trap tegen de borst van de man gaf. Ik zag dat de man op zijn knieën bleef zitten en met zijn bovenlichaam naar voren viel. Ik zag dat NN01 de man nogmaals een trap gaf. [9]
Ik zag dat NN01 met zijn rechtervoet een trap gaf; nu tegen de rechterschouder van het slachtoffer. Ik zag dat NN01 direct daarop nog een trap met zijn rechtervoet gaf, die tegen de rechterflank van het slachtoffer aankwam.
Ik zag dat om 11.42 uur NN01 en NN02 wegrenden over de Langshof in richting waar zij vandaan kwamen. Ik zag NN01 en NN02 uit beeld verdwijnen. [10]
Ik zag dat om 11.42 uur een Volkswagen Golf aanreed vanuit de richting van de Langshof. Ik zag dat NN01 en NN02 uitstapten door de deur van de bijrijder. Ik zag dat NN03 het voertuig bestuurde. Ik zag dat het voertuig doorreed naar het einde van de straat.
Ik zag dat NN01 en NN02 de Mercedes doorzochten. Ik zag dat de Volkswagen Golf gekeerd was en terug de straat in reed. Ik zag dat NN01 en NN02 via de rechterzijde het voertuig instapte en wegreden in de richting van de Westerdreef. Ik zag dat het voertuig uit het beeld reed. [11]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 26 januari 2021 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag ik twee jongens mijn kant op lopen. Ik herkende een van de jongens als [medeverdachte] . We zijn in mijn auto gestapt en toen zijn we een paar meter verder gereden. Ik heb de auto geparkeerd voor de woning. Zij zijn uit de auto gestapt. Vervolgens hoorde ik voetstappen en zag ik [medeverdachte] met een tas en een vuurwapen in zijn handen. Zij stapten de auto in. De andere jongen had ook iets in zijn hand. Hij had ook een wapen in zijn hand. Hij zei vervolgens dat ik moest wegrijden. Ik reed de straat uit en toen sloeg ik rechtsaf terwijl ik weet dat die weg afgesloten is. Ik ben er toch naartoe gereden en moest vervolgens keren. [medeverdachte] zat naast mij en had zijn vuurwapen op zijn schoot. Hij zei tegen mij dat ik terug moest gaan en een andere straat in moest rijden. Ook de andere jongen die achterin zat zei dat ik terug moest rijden. Vervolgens ben ik terug de straat ingereden. Toen sloeg ik linksaf maar dat was ook een doodlopende straat. Ik zag een Mercedes staan. [medeverdachte] stapte uit. Daarna zag ik [medeverdachte] weer de weg op rennen. Ik ben gestopt en hij is ingestapt. Ik ben weggereden. Op een gegeven moment zei [medeverdachte] dat ik linksaf moest slaan en dat heb ik gedaan. Vervolgens kwam ik achter mijn eigen woning terecht en daar stapte hij uit. Hij gooide geld in de auto. De andere persoon stapte ook uit en samen zijn ze de weg overgestoken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Medeplichtigheid
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft de auto bestuurd waarmee hij de medeverdachten op twee momenten naar de locatie van de beroving van de slachtoffers gereden. Hoewel niet is komen vast te staan dat verdachte aanvankelijk wist wat de medeverdachten van plan waren, wist verdachte vanaf het eerste moment dat de medeverdachten naar de auto terugkeerden wel dat zij met iets strafbaars bezig waren. Beide verdachten kwamen met wapens en tassen aan. Verdachte heeft de medeverdachten toch zijn auto laten instappen. Vervolgens is hij met hen teruggereden naar de locatie van de slachtoffers. Medeverdachte [medeverdachte] is toen uitgestapt en heeft onder dreiging van het pistool geëist dat de slachtoffers al het geld zouden afstaan. Medeverdachte [medeverdachte] heeft één van de slachtoffers op dat moment met zijn vuist in haar gezicht geslagen. Nadien heeft verdachte de medeverdachten opnieuw laten instappen, is hij samen met de medeverdachten weggereden van de locatie waar de beroving heeft plaatsgevonden en heeft hij ze elders afgezet.
De rechtbank stelt vast dat verdachte opzet heeft gehad op het verschaffen van gelegenheid en middelen (het besturen van de auto) bij de afpersing en diefstal met geweld. Door de medeverdachten opnieuw in te laten stappen, terwijl het verdachte al duidelijk was dat de medeverdachten bezig waren met iets strafbaars is daarnaast ook voldaan aan het vereiste van (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict, te weten de afpersing en diefstal met geweld.
Dat verdachte stelt dat hij niet anders heeft kunnen handelen omdat zijn medeverdachten wapens bij zich hadden, maakt dit oordeel niet anders. Niet is gebleken dat verdachte door de medeverdachten is bedreigd dan wel anderszins onder druk is gezet om de auto te besturen. Bovendien had verdachte weg kunnen rijden nadat de medeverdachten weer uitstapten en hij al had begrepen dat het foute boel was.
Dat betekent dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan de afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair:
onbekend gebleven personen op 31 mei 2020 te Almere, tezamen en in vereniging, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen tot de afgifte van twee tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, meerdere sleutels, een mobiele telefoon, meerdere bankpassen en creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] ) en een bril, die aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toebehoorden, door
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en "Geld, geld, geef al het geld" en "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" en
- daarbij een vuurwapen en een mes in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten en te tonen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan en tegen het lichaam te schoppen,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere,
opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door de auto te besturen waarmee naar de afspraak is gereden en waarmee de afspraaklocatie is verlaten;
feit 2 subsidiair:
onbekend gebleven personen op 31 mei 2020 te Almere, tezamen en in vereniging, een tas, een sleutel, een mobiele telefoon en een horloge die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en "Geld, geld, geef al het geld" en "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" en
- daarbij een vuurwapen en een mes in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten en te tonen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen het hoofd te slaan en tegen het lichaam te schoppen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere,
en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door de auto te besturen waarmee naar de afspraak is gereden en waarmee de afspraaklocatie is verlaten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:
de voortgezette handeling van:
medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
- meldplicht;
- gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
- ambulante behandelverplichting;
- middelenverbod;
- meewerken aan middelencontrole, welke kan bestaan uit urinecontrole;
- meewerken aan schuldhulpverlening;
- meewerken aan het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding;
- contactverbod met de slachtoffers;
- contactverbod met de mededaders.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank, bij bewezenverklaring, verzocht te volstaan met een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewelddadige beroving met gebruik van wapens en in vereniging gepleegd. De slachtoffers hebben door het geweld letsel opgelopen. Daarnaast hebben verdachte en de medeverdachten een aanzienlijk bedrag buit gemaakt en hebben zij zich kennelijk laten leiden door eigen financieel gewin en zich niet bekommerd om de gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. Een dergelijk feit is ernstig en zorgt voor gevoelens van angst bij de slachtoffers en in de maatschappij. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog lange tijd de gevolgen hiervan ondervinden. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 1 september 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder onder meer op 20 juni 2018, 7 februari 2018, 10 juni 2016, 9 juni 2016 en 16 september 2015 voor vermogensdelicten is veroordeeld.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Reclassering Nederland van 3 november 2020, opgemaakt door C. van Kesteren, reclasseringswerker.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte in het verleden hulpverlening aangeboden heeft gekregen, maar dit niet tot een goed eind heeft weten te brengen wegens recidive. Inmiddels lijkt verdachte een andere weg te zijn ingeslagen. Begeleiding lijkt wel noodzakelijk om verdachte meer handvatten te geven om zich staande te houden. Op financieel gebied heeft verdachte zijn zaken nog niet op orde. Hiervoor wordt geadviseerd om schuldhulpverlening in te zetten. Daarnaast lijkt verdachte onvoldoende sociale vaardigheden te hebben om zijn criminele sociaal netwerk weerstand te bieden. Zijn assertiviteit dient beter ontwikkeld te worden. Ook ontbreekt het verdachte aan oplossingsvaardigheden en handelt hij doorgaans impulsief. Verdachte blijkt te functioneren op een zwakbegaafd niveau, wat vereist dat vanuit specifiek die invalshoek hulpverlening moet worden geboden die past bij zijn niveau. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • gedragsinterventie cognitieve vaardigheden;
  • ambulante behandeling;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • meewerken aan middelencontrole.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigt. Aangezien verdachte een andere rol dan de medeverdachten had, zal de rechtbank daar in strafverminderende zin rekening mee houden. De rechtbank ziet aanleiding om bij wijze van een ‘stok achter de deur’ een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank ziet geen reden tot oplegging van de daarnaast door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen patronen worden onttrokken aan het verkeer. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de in beslag genomen telefoon zal worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt en daarover verder geen beslissing van de rechtbank verlangd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht alle in beslag genomen elektronische goederen (te weten zeven telefoons, twee tablets en drie computers) en de twee in beslag genomen damestassen zullen worden teruggegeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.
Verdachte heeft afstand gedaan van de vijf in beslag genomen kogelpatronen en het in beslag genomen Keltisch wapen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vijf in beslag genomen kogelpatronen onttrekken aan het verkeer aangezien het voorwerpen betreffen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 48.622,10. Dit bedrag bestaat uit € 43.622,10 materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 48.622,10. Dit bedrag bestaat uit € 43.622,10 materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vorderingen.
Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] identiek zijn en dat indien de rechtbank van oordeel is dat een deel van de materiële kosten toewijsbaar is, dit slechts éénmaal kan worden toegewezen.
De materiële schade is grotendeels niet onderbouwd. Daarnaast lijken de genoemde schadeposten niet overeen te komen met de schadeposten zoals in de aangiftes genoemd. Gelet op deze onduidelijkheid heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen, omdat nader onderzoek een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vorderingen heeft de raadsvrouw tevens verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering omdat de vordering voor dit gedeelte niet is onderbouwd.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend en de gevorderde bedragen daarmee te matigen.
Tenslotte heeft de raadsvrouw verzocht om, indien (een deel van) de vorderingen voor toewijzing in aanmerking kom(t)/(en), te bepalen dat deze hoofdelijk word(t)/(en) toegewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële en immateriële schade
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partijen gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in beginsel hoofdelijk aansprakelijk is voor de geleden schade. Er is sprake geweest van het handelen in groepsverband, waarbij de medeverdachten de benadeelde partijen ( zowel materiële als immateriële) schade hebben berokkend. Verdachte wist of behoorde te begrijpen dat dit handelen schade tot gevolg kon hebben en die ook concreet is toegebracht en dat had hem van zijn deelname behoren te weerhouden. De schade kan ook aan hem worden toegerekend.
Dat de bijdrage van verdachte als medeplichtige aan de beroving niet in gelijke mate als de bijdrage van de medeverdachten de grondslag kan vormen voor vergoeding van door die beroving veroorzaakte schade, vindt geen steun in het recht (zie HR 09 oktober 2012, ECLI:HR:2012:BX5554). Het vorenstaande neemt niet weg dat de rechtbank ook dient te beoordelen of de billijkheid in een concreet geval een andere verdeling vergt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in onderhavige zaak aan de orde. Dat verdachte als medeplichtige wordt aangemerkt betekent niet dat hij in het geheel niet aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade, maar gelet op zijn rol in deze zaak is de rechtbank wel van oordeel dat verdachte niet voor de volledige schade kan worden aangesproken. Verdachte was zelf niet betrokken bij de geweldshandelingen en heeft maar een relatief klein deel van de buit gekregen, te weten € 1.500,--. Daarom is de rechtbank van oordeel dat een door de verdachte te betalen vergoeding van € 1.500,- voor de geleden materiële schade en een bedrag van € 500,- per benadeelde partij voor de geleden immateriële schade redelijk en billijk is.
Vordering [slachtoffer 1]
Aangezien de benadeelden partijen een vergoeding voor dezelfde materiële schade hebben gevraagd, zal de rechtbank de vordering van de heer [slachtoffer 1] wat betreft de materiële schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank wijst de vordering van de heer [slachtoffer 1] ten aanzien van de materiële schade af ter hoogte van een bedrag van € 750,-, zijnde de schade die aan mevrouw
[slachtoffer 2] dient te worden vergoed.
De rechtbank wijst daarnaast de vordering van de heer [slachtoffer 1] ten aanzien van de immateriële schade toe tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank verklaart de heer [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering. Hij kan zijn vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering, zal de rechtbank ten behoeve van de heer [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 1.250,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de heer [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering [slachtoffer 2]
Aangezien de benadeelden partijen een vergoeding voor dezelfde materiële schade hebben gevraagd, zal de rechtbank de vordering van mevrouw [slachtoffer 2] wat betreft de materiële schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank wijst de vordering van mevrouw [slachtoffer 2] ten aanzien van de materiële schade af ter hoogte van een bedrag van € 750,-, zijnde de schade die aan de heer [slachtoffer 1] dient te worden vergoed.
De rechtbank wijst daarnaast de vordering van mevrouw [slachtoffer 2] ten aanzien van de immateriële schade toe tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank verklaart mevrouw [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. Zij kan haar vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Kosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering, zal de rechtbank ten behoeve van de mevrouw [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 1.250,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan mevrouw [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
De vordering van de officier van justitie
Bij vonnis van de politierechter Midden-Nederland, locatie Utrecht van 13 februari 2019 is verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk opgelegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling moet worden toegewezen, omdat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat zij, gelet op de omstandigheden waaronder de onderhavige feiten zijn gepleegd, toewijzing van de vordering niet opportuun acht. Het is immers nooit de bedoeling geweest van verdachte om hierbij betrokken te raken.
11.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen, omdat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij wist dat hij in een proeftijd liep en zal de consequenties van zijn handelen moeten ondergaan. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 48, 49, 56, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich bij Reclassering Nederland te Amsterdam zal melden en zich op afspraken met de reclassering zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit een CoVa+ of Solo training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, gericht op de cannabisverslaving van verdachte en het vergroten van zijn assertiviteit, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
* zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijk Personen, waarbij verdachte inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van softdrugs teneinde het middelengebruik te beheersen, waarbij urineonderzoek onderdeel kan zijn van de controle;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Kogelpatroon G2654323;
  • 4 STK Kogelpatroon G2654331;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.250,--, bestaande uit een vergoeding van € 750,-- voor materiële schade en € 500,-- voor immateriële schade;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] af voor wat betreft de gevraagde materiële schade ter hoogte van een bedrag van € 750,-;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.250,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.250,--, bestaande uit een vergoeding van € 750,-- voor materiële schade en € 500,-- voor immateriële schade;
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] af voor wat betreft de gevraagde materiële schade ter hoogte van een bedrag van € 750,-;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.250,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/025977-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 13 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. A.M. Crouwel en mr. A.A.M. Elzakkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
Mr. Crouwel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (nog) onbekend gebleven personen op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de auto te besturen waarmee naar de afspraak is gereden en/of waarmee de afspraaklocatie is verlaten en/of op de uitkijk te staan;
2
hij op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere
bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (nog) onbekend gebleven personen op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, drie tassen, een geldbedrag van 21.000 euro, een of meerdere sleutels (o.a. van een BMW), een of meerdere mobiele telefoons, een horloge, een of meerdere bankpassen en/of creditcards (op naam van die [slachtoffer 1] ) en/of een bril, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toe te voegen "Ga op de grond liggen of ik schiet je dood" en/of "Geld, geld, geef al het geld" en/of "Als je het geld niet geeft dan ga ik je dood maken" en/of "Waar is de rest van het geld? Als je nog meer hebt moet je het geven, anders maak ik je vrouw dood" althans woorden van gelijkende (dreigende) aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes althans een op een mes gelijkend voorwerp op/aan/in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of te tonen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) in/op/tegen het hoofd althans het lichaam te slaan en/of te schoppen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 mei 2020 te Almere
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door de auto te besturen waarmee naar de afspraak is gereden en/of waarmee de afspraaklocatie is verlaten en/of op de uitkijk te staan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 augustus 2020, genummerd MD2R02126-208, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 317. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 105.
3.Pagina 106.
4.Pagina 107.
5.Pagina 108.
6.Pagina 113.
7.Pagina 120.
8.Pagina 121.
9.Pagina 149.
10.Pagina 150.
11.Pagina 151.