In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Duitsland, in 2017 een voorschot zorgtoeslag ontvangen van € 1.220,-, gebaseerd op een geschat gezamenlijk toetsingsinkomen van € 22.529,-. Echter, bij besluit van 31 december 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het recht op zorgtoeslag voor eiser definitief vastgesteld op € 0,-, wat betekent dat eiser het ontvangen voorschot moet terugbetalen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft de Belastingdienst het toetsingsinkomen aangepast van € 45.105,- naar € 32.534,-, maar de hoogte van de zorgtoeslag bleef ongewijzigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in de gelegenheid is geweest om te reageren op de brief van de Belastingdienst waarin het gewijzigde toetsingsinkomen werd medegedeeld. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en later is het beroep inhoudelijk behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst de zorgtoeslag correct heeft berekend op basis van de geldende wetgeving en dat eiser geen recht heeft op zorgtoeslag, omdat zijn toetsingsinkomen te hoog is. Eiser heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de berekening van de Belastingdienst in twijfel trekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de Belastingdienst in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 88,48. Tevens wordt het betaalde griffierecht aan eiser vergoed.