ECLI:NL:RBMNE:2022:958
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar had op 30 januari 2021 de waarde van de woning vastgesteld op € 741.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2020. Eiser, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 16 augustus 2021. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via MS Teams op 1 februari 2022, waarbij zowel eiser als de heffingsambtenaar zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechtbank overweegt dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet weerspiegelen, en dat de heffingsambtenaar aannemelijk moet maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix en de toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de WOZ-waarde van € 741.000,- niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft niet overtuigend kunnen aantonen dat de waarde te hoog is, ondanks zijn argumenten over de grondwaarde en de onderhoudstoestand van de woning.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.