ECLI:NL:RBMNE:2023:1017

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
16/148444-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met TBS-maatregel na fatale confrontatie tussen verdachte en slachtoffer

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van doodslag op zijn toenmalige partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2022 in Amersfoort opzettelijk de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde feit als doodslag kan worden gekwalificeerd, maar dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is door zijn psychische problematiek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, in combinatie met een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, maar ook met de noodzaak van behandeling voor de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de vader van het slachtoffer, tot schadevergoeding toegewezen, en de verdachte is verplicht om dit bedrag te vergoeden. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, zodat de verdachte na zijn detentie kan worden behandeld voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/148444-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 14 september 2022, 25 november 2022, 11 januari 2023 en 22 februari 2023.
Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden en is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie, mr. D.P.L. ter Laak, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.F.J. Kramer, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en hetgeen namens hem en de overige nabestaanden door mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij een strafbaar feit. Deze verdenking staat beschreven in de ter terechtzitting van 11 januari 2023 gewijzigde tenlastelegging, die als bijlage I aan dit vonnis is gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 juni 2022 te Amersfoort [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door gedurende enige tijd haar keel dicht te knijpen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, inclusief de voorbedachte raad, en kwalificeert het feit als moord.
Voor zover relevant worden de standpunten van de officier van justitie hieronder gesproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak voor wat betreft het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ en stelt dat het feit wettig en overtuigend te bewijzen is als doodslag.
Voor zover relevant worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken onder het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het bewijs
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2022, p. 35 e.v., blijkt het volgende:
Op dinsdag 14 juni 2022 omstreeks 23:45 uur, kregen wij van het operationeel centrum het verzoek om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Aldaar zou de melder hebben aangeven dat hij de keel van zijn vriendin had dichtknepen. De vriendin van melder zou nu op de grond liggen en had volgens hem geen hartslag.
Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 juli 2022, p. 228 e.v., blijkt het volgende:
Op het moment dat ze binnen kwam, dacht ik eigenlijk een beetje dat ze misschien gewoon ja weet ik veel d’r excuses aanbood en dat ze zei van sorry de volgende keer ben ik op tijd of zo. En gewoon was weg gegaan of zo maar in plaats daarvan was het gewoon ja, kwam gewoon een confrontatie en ruzie uit voort, en ja dat maakte het gewoon of zo ja ik weet niet dat maakte dat het gewoon verkeerd ging. Dat in plaats van dat ik weg kon gaan, wat ik gewoon had moeten doen op dat moment, maakte dat het me alleen maar gewoon triggerde. Op een gegeven moment dat ik gewoon wou dat ze stopte met praten dat ze gewoon stil was, dat ze stopte met mij zo te kleineren en te beledigen. Maar toen op een gegeven moment, ik werd gewoon helemaal wazig en toen ja, pakte ik haar eigenlijk vast en legde ik haar op de grond neer. En toen in één keer hoorde ik gewoon voor het laatst haar lucht uitblazen of zo. En toen dacht ik shit wat heb ik gedaan, wat is er gebeurd, en toen draaide ik haar om en toen dacht ik ja, volgens mij leeft ze gewoon al niet meer.
A: Nou ja, ik pakte haar gewoon zo om haar heen en ik legde haar op de grond neer, niet met m’n handen, sowieso met m’n arm. Dat weet ik.
Uit het forensisch pathologisch deskundigenverslag naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden van 7 oktober 2022, opgemaakt door drs. P.M.I. van Driessche, p. 498 e.v., blijkt het volgende:
Overledene [slachtoffer]
Naam [slachtoffer] (V)
Geboortedatum [1998]
Geboorteplaats [geboorteplaats]
6 Interpretatie van resultaten
Aan de hals was inwendig letsel (sub B5 t/m B7), met een breuk van het ringkraakbeen en bloeduitstorting. Deze letsels passen zeer goed bij een samendrukkende krachtsinwerking aan de hals. Samendrukkende krachtsinwerking op de hals (en de halsvaten) kan leiden tot zuurstofgebrek van de hersenen ('cerebrale hypoxie') en derhalve ook het overlijden (dan wel het medisch hulpbehoevend worden en het aansluitend overlijden). De stuwing van het hoofd met talrijke stipvormige bloeduitstortingen (sub B4) is zeer goed passend bij een belemmering van de halsvaten door een dergelijke krachtsinwerking.
Bij volledige afsluiting van de halsvaten en hierdoor een onmiddellijk zuurstoftekort voor de hersenen treedt bewusteloosheid op binnen 6 á 10 seconden, gevolgd (bij aanhoudende afsluiting van de halsvaten) door ademhalingsstilstand na gemiddeld 1 tot 3 minuten. Indien de afsluiting van de halsvaten niet volledig is of tijdelijk (deels) opgeheven wordt, zal het proces langer duren.
[…]
Er was sprake van een beiderzijdse long- en luchtwegontsteking op basis van inademen van maaginhoud (sub B12). Dit betreft een bekende verwikkeling van langdurige medisch hulpbehoevendheid en hospitalisatie. De bevindingen van vochtstapeling in de hersenen (sub B13) is zeer aspecifiek en kan onder meer gezien worden na beschadiging van de hersenen na zuurstoftekort en kan in deze casus goed passen bij de aangeleverde medische informatie betreffende het verloop.
Het overlijden kan derhalve goed verklaard worden door verwikkelingen van samendrukkende krachtsinwerking aan de hals.
Er waren geen verdere letsels die een rol van betekenis gespeeld hebben ten aanzien van het overlijden (sub A en B8 t/m B11). Er waren geen verdere ziekelijke orgaanafwijkingen (sub A en B14). De bij toxicologisch onderzoek (sub C) aangetroffen stollen kunnen het overlijden niet verklaren en hebben hieraan geen bijdrage geleverd.
Uit het proces-verbaal van verhoor van deskundige drs. P.M.I. van Driessche, op 10 februari 2023, opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, blijkt het volgende:
In de regel is het na 6 tot 10 seconden dat er bewusteloosheid optreedt bij afklemmen van de halsvaten. De bevindingen zijn zeer veel waarschijnlijker gegeven een scenario met afklemming van meerdere minuten dan gegeven een scenario met afklemming van enkele seconden.
De bloeduitstortingen aan de hals en ook de breuk van het ringkraakbeen passen bij stomp botsend of samendrukkende krachtsinwerking. Die bloeduitstortingen alleen zijn niet verschrikkelijk specifiek, maar in combinatie met de stipvormige bloeduitstortingen aan het hoofd, die ons iets zeggen over afklemming van de halsvaten en gezien er geen andere doodsoorzaak is gebleken, past die combinatie van die drie bij samendrukkende krachtsinwerking aan de hals.
Bewijsoverwegingen
Causaal verband
De rechtbank overweegt dat verdachte [slachtoffer] met zijn arm bij haar nek heeft gepakt, haar op de grond heeft gelegd en vervolgens hoorde dat zij haar adem uitblies. Blijkens het definitieve sectierapport en de conclusies en bevindingen van de forensisch patholoog zijn geen aanwijzingen gevonden voor ziektes die van belang zijn voor het overlijden van [slachtoffer] en kan haar overlijden goed worden verklaard door verwikkelingen van samendrukkende krachtsinwerking aan de hals. De rechtbank gaat uit van deze bevindingen en conclusies. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het overlijden van [slachtoffer] , op 17 juni 2022, is veroorzaakt door het dicht drukken van de hals van [slachtoffer] door verdachte op 14 juni 2022.
Voorbedachte raad?
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte enig plan had beraamd om het slachtoffer van het leven te beroven.
Ook de in de telefoon van verdachte aangetroffen zoekslagen, evenmin als een eerder incident op 12 juni 2022 waarbij [slachtoffer] haar bewustzijn verloor, rechtvaardigen niet de conclusie dat sprake is geweest van enig vooropgezet plan. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verdachte ook op internet heeft gezocht naar mogelijkheden van therapie en hulp terwijl ook overigens uit het dossier volgt dat verdachte vooral zoekende was naar mogelijkheden om de relatie te herstellen.
Voorts gaat de rechtbank, net als de raadsman, ervan uit dat verdachte niet planmatig te werk is gegaan, maar dat hij heeft gehandeld in een plotseling opgekomen aanval van hevige woede en frustratie. Dit is ook af te leiden uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting. De lezing dat de agressie van verdachte ontstond in een plotseling opgekomen woede, vindt ondersteuning in de hierna genoemde rapportages van de gedragsdeskundigen die concluderen dat verdachte door zijn persoonlijkheidsproblematiek onvoldoende zicht lijkt te hebben gehad op zijn oplopende boosheid en frustratie en niet goed in staat was zijn eigen grenzen aan te geven.
De rechtbank acht derhalve aannemelijk dat verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld en dat hij, mede in aanmerking genomen het korte tijdsbestek waarin zich alles heeft afgespeeld en de hevigheid van de emoties, daardoor ook niet in de gelegenheid is geweest zich over de gevolgen van zijn daad te beraden.
Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld zodat hij reeds hierom zal worden vrijgesproken van moord.
Voorwaardelijk opzet
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van vol opzet. De enkele constatering dat verdachte gedurende enige tijd de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen en de gelegenheid heeft gehad om zijn gewelddadige handelingen eerder te staken, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verdachte er met zijn handelen op uit was [slachtoffer] te doden.
Wel is de rechtbank, net als de raadsman, van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals in dit geval het overlijden van [slachtoffer] – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Verdachte heeft gedurende enige tijd, waarschijnlijk langer dan 1 minuut, de keel van [slachtoffer] dicht gedrukt met zijn arm. Dergelijke handelingen vergroten ook naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op het verlies van bewustzijn en vervolgens de dood. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door dit dichtknijpen van de keel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] hieraan zou komen te overlijden.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 juni 2022 te Amersfoort [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door de hals van deze [slachtoffer] dicht te drukken en enige tijd dicht gedrukt te houden ten gevolge waarvan deze [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf van 15 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie houdt hierbij met name rekening met de ernst van het feit, de
geadviseerde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de omstandigheid dat
een 38z-maatregel geen maximale duur kent, waardoor langdurig toezicht kan worden
gehouden op verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om aansluiting te zoeken bij het advies van de gedragsdeskundigen en aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden op te leggen in combinatie met een gevangenisstraf voor de duur die de rechtbank passend en geboden acht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zijn toenmalige partner in hun woning aangevallen en gewurgd als gevolg waarvan zij een aantal dagen later is overleden. Verdachte heeft het slachtoffer, een jonge vrouw en moeder van hun zoontje, aldus op gewelddadige wijze het leven ontnomen. Daar komt bij dat verdachte zich op dat moment niet heeft bekommerd om hun tweejarige zoontje, dat op dat moment in een andere kamer lag te slapen.
Met zijn handelen heeft verdachte onherstelbaar leed en veel verdriet toegebracht aan de nabestaanden, in het bijzonder aan de ouders en de broer van het slachtoffer. Hun verdriet zal des te groter zijn door de omstandigheid dat zij zo abrupt door toedoen van verdachte om het leven is gekomen.
Een dergelijk feit schokt ook de samenleving als geheel en brengt maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid met zich. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet recent is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport over verdachte van 31 januari 2023 en de opgemaakte dubbelrapportage door dr. S. Dragt, psychiater, van 5 december 2022 en door M. van der Burgh, GZ-psycholoog, onder supervisie van T.W. van de Kant, klinisch psycholoog, van 22 december 2022.
Uit het psychiatrisch rapport blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Bij betrokkene zijn er trekken van een persoonlijkheidsstoornis, met name afhankelijke en vermijdende trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis (matig), in kortdurende remissie. Hiernaast was er ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een cannabisonttrekkingssyndroom.
Alle stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en waren hierop van invloed.
Voor betrokkene kwam de relatiebreuk onverwacht, het heeft hem ernstig uit balans gebracht. Hierbij ervaarde hij dat [slachtoffer] hem klein wilde maken en vernederen. In de weken voorafgaand aan het ten laste gelegde valt op te merken dat er een opbouw was in de agressie van betrokkene richting [slachtoffer] Op de avond van het ten laste gelegde heeft betrokkene in toenemende mate ernstige spanning ervaren. Hij bleef maar onrustig en denken aan wat [slachtoffer] mogelijk (met andere mannen) aan het doen was. Toen [slachtoffer] later kwam dan afgesproken raakte hij steeds meer opgefokt. Hierbij heeft hij geen controle meer heeft ervaren over zijn woede ondanks zijn voornemen direct weg te gaan als [slachtoffer] thuiskwam. Daarnaast had hij ontwenningsverschijnselen van cannabis waarbij hij al een ruime week slecht sliep hetgeen waarschijnlijk een bijdrage leverde aan zijn verhoogde prikkelbaarheid.
Indien bewezen wordt geadviseerd om betrokkene het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Bij betrokkene is er sprake van een beperkte coping, te begrijpen vanuit zijn persoonlijkheidsstructuur met afhankelijke en vermijdende trekken. Hierbij heeft hij moeite om emoties te herkennen en te reguleren. Betrokkene stelt zich afhankelijk op aan een ander en het lukt hem niet zelfstandig zijn leven vorm te geven. Verlating door zijn partner geeft bij betrokkene ernstige spanning en radeloosheid. Daarnaast vermijdt hij zijn gevoel bijvoorbeeld door het gebruik van middelen of door zich vooral bezig te houden met praktische zaken zoals werk of sporten. Hierbij is het waarschijnlijk dat de onthouding van cannabis waarbij hij slecht sliep zijn prikkelbaarheid heeft versterkt. Hiermee kon hij de gevolgen van zijn handelen niet meer volledig overzien.
Geadviseerd wordt betrokkene aansluitend aan zijn detentie te behandelen voor zijn kwetsbare persoonlijkheid met afhankelijk en vermijdende trekken met hierbij aandacht voor zijn stoornis in het gebruik van cannabis welke momenteel kortdurend in remissie is.
Dit kan gerealiseerd worden binnen het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Uit het psychologisch rapport blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Bij betrokkene is ten tijde van schrijven sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke trekken, een matig ernstige stoornis in cannabisgebruik en een lichte stoornis in alcoholgebruik, beide in vroege remissie in een gereguleerde omgeving. Ook was er ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een cannabisonttrekkingssyndroom.
Ten tijde van het ten laste gelegde was er tevens sprake van een persoonlijkheidsstoornis. De stoornissen in cannabisgebruik en alcoholgebruik waren toen nog niet in remissie. Daarbij was er ten tijde van het ten laste gelegde ook sprake van een cannabisonttrekkingssyndroom. Deze stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde.
In de periode voorafgaande aan het delict is er sprake van al langer durende relatieproblemen, en in de weken voorafgaande aan het ten laste gelegde komt betrokkene erachter dat zijn partner mogelijk is vreemdgegaan. In lijn met zijn persoonlijkheidsproblematiek lijkt hij in deze periode onvoldoende zicht te hebben gehad op zijn oplopende boosheid en frustratie en heeft hij ook zijn eigen grenzen niet goed kunnen aangeven. Dit heeft eraan bijgedragen dat eraan bijgedragen dat betrokkene zich niet uit een situatie heeft weten te onttrekken waarin hij zich in toenemende mate boos, gefrustreerd en gekrenkt heeft gevoeld. De dagen voorafgaand aan het ten laste gelegde stopt betrokkene met blowen en is heirdoor waarschijnlijk een cannabisontrekkingssyndroom ontstaan, waar verhoogde onrust en prikkelbaarheid kenmerken van zijn. Kort voorafgaande aan het ten laste gelegde raakt betrokkene in toenemende mate boos en gekrenkt omdat [slachtoffer] haar afspraak niet nakomt. In lijn met zijn persoonlijkheidsstoornis staat betrokkene onvoldoende in contact met zijn gevoelens. Hij wordt heen en weer geslingerd door boosheid en wanhoop omtrent de relatiebreuk en het maken van afspraken, en kan hier, tevens in lijn met de persoonlijkheidsstoornis, niet goed mee omgaan. Op de avond van het ten laste gelegde ontstaat een conflict met [slachtoffer] waar betrokkene boos over raakt. Mogelijk heeft het cannabisontrekkingssyndroom de reeds aanwezige gevoelens van agitatie en prikkelbaarheid extra versterkt. Uiteindelijk zou, betrokkenes verhaal volgend, de ruzie uit de hand zijn gelopen en heeft hij [slachtoffer] in een houdgreep genomen en enkele seconden haar keel dichtgeknepen. De persoonlijkheidsstoornis, en mogelijk ook het cannabisontrekkingssyndroom, hebben bijgedragen aan het delictscenario in de zin dat betrokkene onvoldoende zicht en remming heeft gehad op zijn oplopende boosheid en frustratie. Daarom adviseert ondergetekende om betrokkene het ten laste gelegde – indien bewezen – in verminderde mate toe te rekenen.
Het kunnen leren herkennen van oplopende boosheid en frustratie en het vervolgens reguleren van deze boosheid, door bijvoorbeeld assertief grenzen aan te geven, is een belangrijk aandachtspunt in het verlagen van het risico op een nieuw gewelddadig incident. Ook abstinentie is van belang: alhoewel betrokkene niet onder invloed was, heeft het cannabisonttrekkingssyndroom mogelijk ook een rol gespeeld. Daarbij is middelengebruik ook een vorm van coping waarbij betrokkene minder in contact staat met wat hij voelt (vermijding van die gevoelens). In die zin is abstinentie ook vang belang. Een combinatie van psychotherapeutische interventies en vaardigheidstraining zou hierbij kunnen aansluiten. Omdat de persoonlijkheidsstoornis niet tot ernstige problemen op alle levensgebieden zorgt, er redelijk wat beschermende factoren aanwezig zijn en het recidiverisico op matig wordt ingeschat, is ambulant kader is voldoende intensief om aan de problematiek te kunnen werken. Wat betreft het juridisch kader is een TBS met voorwaarden vanuit gedragskundig oogpunt het meest passend.
Uit het reclasseringsrapport blijkt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Het is van belang dat er behandeling volgt, wat zich met name focust op psychotherapeutische interventies en vaardigheidstraining. Naar inschatting van de Pro-Justitia rapporteurs kan dit in ambulant kader. De reclassering sluit zich aan bij deze visie. Mocht blijken dat een ambulant kader niet toereikend is, is de mogelijkheid tot een klinische opname ook in de voorwaarden opgenomen.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 22 februari 2023 alle rapporteurs als deskundigen gehoord. Alle deskundigen hebben verklaard dat de TBS-maatregel met voorwaarden het meest passende kader is voor verdachte. De voorkeur gaat niet uit naar het opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling of een 38z-maatregel, omdat dan detentie als stok achter de deur geldt in plaats van een behandeling. Die behandeling is juist noodzakelijk om het recidiverisico in te perken en moet makkelijk kunnen worden op- of afgeschaald naar gelang de behandeling vordert.
De rechtbank zal aansluiting zoeken bij bovenstaande bevindingen en conclusies, ook in die zin dat de rechtbank verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde als verminderd toerekeningsvatbaar aanmerkt.
8.3.3
De straf en maatregel
De rechtbank overweegt met betrekking tot de strafoplegging als volgt.
Enerzijds gaat het om een zeer ernstig strafbaar feit waarbij aan nabestaanden veel leed is toegebracht. Anderzijds betreft verdachte een persoon die gelet op zijn problematiek behandeling nodig heeft voor het reguleren van zijn boosheid en frustratie.
Het bewezenverklaarde kan hem volgens de rapporten slechts in verminderde mate worden toegerekend. De door de gedragskundigen geadviseerde TBS met voorwaarden betreft een maatregel die op grond van artikel 38, derde lid, Wetboek van Strafrecht slechts in combinatie met een gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren kan worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de benodigde langdurige zorg en begeleiding niet kan worden bereikt met voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling of een 38z-maatregel, omdat in dat geval bij overtreding van de voorwaarden immers geen gedwongen behandeling zou volgen, maar hervatting van de detentie. Aldus zou de noodzakelijke behandeling en begeleiding in de knel kunnen komen, hetgeen de rechtbank onwenselijk acht.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor TBS met voorwaarden is voldaan. Voorts betreft het bewezenverklaarde een feit als genoemd in artikel 37a, eerste lid, sub 2°, Wetboek van Strafrecht. Met de rapporteurs is de rechtbank van oordeel dat een behandeltraject in het kader van TBS met voorwaarden thans passend is.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het aangewezen om aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
De TBS-maatregel met voorwaarden wordt aan verdachte opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid Wetboek van Strafrecht. Dat betekent dat indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt en de dwangverpleging alsnog wordt bevolen, de duur van de maatregel niet gemaximeerd is.
Ten behoeve van een op de gevangenisstraf aansluitende behandeling zal de rechtbank ambtshalve bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, zesde en zevende lid, Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden de meest aangewezen combinatie van straf en maatregel is. Niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan gevangenisstraf.
De rechtbank beseft dat met oplegging van die gevangenisstraf het strafdoel van vergelding tekort wordt gedaan. De rechtbank acht het echter ook van groot belang dat het risico van herhaling zoveel mogelijk wordt verminderd en is er van overtuigd dat, gelet op de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte, dat risico het beste kan worden ondervangen door oplegging van deze combinatie van straf en maatregel.
Daarnaast vindt de rechtbank het, zoals de nabestaanden tevens als wens tot uitdrukking brachten in hun slachtofferverklaring, van groot belang dat verdachte over een aantal jaren weer vader kan zijn voor zijn zoon en aan zijn toekomst kan bouwen. Bovendien is ook verdachte zeer aangeslagen door de dood van het slachtoffer, ook al is hij daarvoor zelf verantwoordelijk. Het feit dat verdachte voor altijd moet leven met de wetenschap dat door zijn toedoen zijn zoon opgroeit zonder zijn moeder, zal vermoedelijk voor hem ook vergeldend werken.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de kleding van het slachtoffer en het in beslag genomen lusje worden terug gegeven aan de nabestaanden als rechthebbenden. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de kleding van verdachte aan hem wordt teruggegeven.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave
De rechtbank zal beide vorderingen van de officier van justitie toewijzen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] , vader van [slachtoffer] , heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.135,39. Dit bedrag bestaat uit materiële schade (uitvaartkosten en kosten rouwboeket), ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering in zijn geheel dient te worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betwist de vordering niet en verdachte heeft zich bereid verklaard de geleden schade te vergoeden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van het door verdachte bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden die verdachte dient te vergoeden.
Materiële schade
De vordering is onderbouwd met facturen en komt naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank zal de vordering toewijzen voor het volledige bedrag van € 2.135,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022 tot de dag van volledige betaling.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag € 2.135,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, kan deze betalingsverplichting worden afgedwongen door 31 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als verdachte aan één van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, vervalt de andere.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38, 38a en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
1. Hij meldt zich op afspraken bij de reclassering op de wijze zoals te bepalen door de reclassering.
2. Hij laat een of meer vingerafdrukken nemen en zal een geldig identiteitsbewijs tonen ter vaststelling van zijn identiteit.
3. Hij houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering.
4. Hij werkt actief mee aan de afgifte aan de reclassering van een actuele foto waarop het gezicht van terbeschikkinggestelde herkenbaar is.
5. Hij werkt mee aan huisbezoeken door de reclassering.
6. Hij geeft de reclassering inzicht in de voortgang van zijn begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
7. Hij informeert na zijn invrijheidstelling de reclassering over zijn adres en vestigt zich niet op een ander adres zonder schriftelijke toestemming van de reclassering.
8. Hij werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met terbeschikkinggestelde, als de reclassering dat van belang acht voor het toezicht.
9. Hij werkt mee aan een time-out opname voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, indien een vordering daartoe door de rechter is toegewezen, dan wel terbeschikkinggestelde zelf schriftelijk met die opname instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering respectievelijk de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken.
10. Hij werkt mee aan ambulante behandeling door De Waag of een soortgelijke forensische behandelinstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de detentie. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
11. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener als bedoeld onder 10. geeft voor de behandeling, het innemen van medicijnen daaronder begrepen.
12. Hij gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd.
13. Hij gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek om dit alcoholverbod te reguleren, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd.
  • geeft opdracht aan Reclassering Nederland toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en om de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Beslag
- gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt (de nabestaanden) van:
o 1 STK Ondergoed (Omschrijving: BH VAN SO, LOSGEKNIPT IN ZIEKENHUIS PL0900-2022170477-G3004935 , Zwart);
o 1 STK Riem (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004934 , Zwart, merk: GUES);
o 1 STK Ondergoed (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004977 ONDERBROEK VAN SO, LOSGEKNIPT IN ZIEKENHUIS , Zwart);
o 2 STK Sok (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004975 SOKKEN VAN SO, LOSGEKNIPT IN ZIEKENHUIS , Meerkleurig);
o 1 STK Vest (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004981 GEBREID VEST VAN SO, LOSGEKNIPT IN ZIEKENHUIS , Zwart);
o 1 STK Panty (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004978 PANTY VAN SO, LOSGEKNIPT IN ZIEKENHUIS , Zwart);
o 1 STK Shirt (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004979 T-SHIRT VAN SO, LOSGEKNIPT IN ZIEKENHUIS , ZWART);
o 1 STK Theedoek (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004986 LUSJE VAN WAARSCHIJNLIJK THEEDOEK , Roze);
- gelast de teruggave aan degene bij wie het in beslag is genomen (verdachte) van:
o 1 STK Broek (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004971 KORTE BROEK, MERK SOMS, OVERVERPAKT UIT PAPIEREN ZAK , Grijs, merk: Onbekend);
o 1 STK Schoenen (Omschrijving: SCHOENEN, MAAT 43 PL0900-2022170477-G3005028 , Wit, merk: Tommy Hilfiger);
o 1 STK Shirt (Omschrijving: PL0900-2022170477-G3004967 MERK LOST MINDS, MAAT M, OVERVERPAKT UIT PAPIEREN ZAK , Wit, merk: ONBEKEND);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 2.135,39;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
€ 2.135,39 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling af te dwingen door 31 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- - - heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. L.C. Michon en mr. P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Neijenhuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 maart 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2022 te Amersfoort [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door de keel/hals van deze [slachtoffer] dicht te knijpen/dicht te drukken en/of enige tijd dicht geknepen/gedrukt te houden, althans op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor deze [slachtoffer] gedurende enige tijd af te sluiten ten gevolge waarvan deze [slachtoffer] is overleden;
( art 287 Wetboek van Strafrecht )
( art 289 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 januari 2023, genaamd onderzoek: 1GA22CIDER / MD3R022073, doorgenummerd pagina 1 tot en met 520, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.