ECLI:NL:RBMNE:2023:105

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
16.014287-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens het voorhanden hebben van vuurwapens en explosieven

Op 17 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van verschillende vuurwapens en explosieven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 29 november 2021 in Bussum een koffer met daarin een vuurwapen, patroonmagazijnen, munitie en een handgranaat heeft bewaard in de kelder van de woning van een familielid. Tijdens de terechtzitting op 3 januari 2023 heeft de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.M.G. de Groot, vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen en verklaringen van getuigen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de veiligheid van de samenleving. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet wapens en munitie, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van verboden wapens en explosieven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.014287-22 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 17 januari 2023

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M.G. de Groot, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 29 november 2021 in Bussum de volgende voorwerpen voorhanden heeft gehad:
feit 1:
een vuurwapen, patroonmagazijnen van een tweetal pistolen en van een pistoolmitrailleur en munitie (scherpe patronen);
feit 2:
een patroonmagazijn van een pistoolmitrailleur en een hand- en geweergranaat;
feit 3:
een geluiddemper voor vuurwapens.

VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Zij heeft primair gesteld dat de aard van de onder deze feiten bedoelde voorwerpen niet is komen vast te staan en subsidiair dat verdachte deze voorwerpen niet voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van de onder feit 2 bedoelde granaat heeft zij (aanvullend) gesteld dat niet vaststaat dat sprake is van scherpe munitie en dat (als alternatief scenario) mogelijk sprake is geweest van het door een derde omwisselen van een vervalste granaat door een echte.

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen feiten 1, 2 en 3 [1]
Op 29 november 2021 wordt bij gelegenheid van een doorzoeking in de kelder van de woning aan de [adres] te [woonplaats] een koffer aangetroffen met daarin onder meer een gedemonteerd geweer, munitie, patroonmagazijnen en een geweergranaat. [2]
De in de koffer aangetroffen voorwerpen betreffen:
  • een vuurwapen: een enkelloops kogelgeweer, merk RS, model 800, kaliber .22lr. (categorie III sub 1 Wet wapens en munitie – hierna: WWM);
  • onderdelen van een pistoolmitrailleur: 2 patroonmagazijnen kaliber 9x19mm. (categorie III sub 1 (semi-automatisch) en categorie II sub 2 (volautomatisch) WWM);
  • een geluiddemper voor vuurwapens (categorie I sub 3 WWM);
  • een onderdeel van een pistool: een patroonmagazijn (categorie III sub 1 WWM);
  • een onderdeel van een pistool: een patroonmagazijn, merk Mec-Gar (categorie III sub 1 WWM);
  • een hoeveelheid scherpe patronen van diverse merken en kalibers (categorie III WWM);
  • een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van een ontploffing: een hand- en geweergranaat, model M6O P1 (categorie II sub 7 WWM).
De bewoonster van de woning aan de [adres] te [woonplaats] , [getuige] , verklaart dat haar neef [verdachte] haar ongeveer een jaar geleden heeft gevraagd of hij de koffer bij haar mocht neerzetten. [verdachte] heeft verteld dat de koffer van hem is. [verdachte] heeft sinds ongeveer een jaar een sleutel van de woning. [4]
Verdachte verklaart dat hij de koffer met wapens heeft gestald in de woning van zijn tante op de [adres] in [woonplaats] . In deze koffer zaten een enkelloops kogelgeweer, onderdelen van een pistoolmitrailleur (twee patroonmagazijnen), een geluiddemper voor vuurwapens, pistoolonderdelen (een patroonmagazijn en een patroonmagazijn merk Mec-Gar), een hoeveelheid scherpe patronen van diverse merken en kalibers en een hand-geweergranaat. [5]

Bewijsoverweging feit 2

De rechtbank acht het door de raadsvrouw ten aanzien van de granaat geschetste alternatieve scenario dat mogelijk een vervalste of nep-granaat door een ander dan verdachte zou zijn vervangen door een echte granaat volstrekt onaannemelijk. In het dossier bevindt zich geen enkel aanknopingspunt dat deze stelling zou onderbouwen. De rechtbank passeert dit verweer.

Bewijsoverwegingen feiten 1, 2 en 3

De in de koffer op het adres [adres] in [woonplaats] aangetroffen (onderdelen van) wapens en munitie zijn onderzocht, beschreven en gecategoriseerd door een ter zake deskundige, te weten [verbalisant] , brigadier van politie Midden-Nederland, werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche, Afdeling Specialistische Opsporing, Team Forensische Opsporing, Wapens Munitie en Explosieven. Daarmee is, anders dan door de raadsvrouw is gesteld, vast komen te staan welke (onderdelen van) wapens en munitie het betreft.
Verdachte heeft de koffer in de kelder van voornoemde woning geplaatst. Hij beschikte over een sleutel van deze woning en had daarmee toegang tot de woning. Hieruit volgt dat verdachte beschikkingsmacht had over de koffer en de daarin opgenomen (onderdelen van) wapens en munitie. Dat verdachte niet in Bussum woonde, is daarbij niet van belang.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en -overwegingen zijn de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna omschreven in rubriek 5. Ten aanzien van de bewezenverklaarde periode gaat de rechtbank uit van de verklaring van getuige [getuige] dat verdachte de koffer ongeveer een jaar eerder bij haar had neergezet en dat hij gedurende die periode over een sleutel van de woning beschikte.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 29 november 2020 tot en met 29 november 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren,
- een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het merk RS, type 800, kaliber .22lr, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer en
- een onderdeel van een pistool van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn en
- een onderdeel van een pistool van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn van het merk Mec-Gar en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid scherpe patronen van diverse merken en kalibers en
- een onderdeel van een pistoolmitrailleur van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn, kaliber 9x19mm

voorhanden heeft gehad;

Feit 2
in de periode van 29 november 2020 tot en met 29 november 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren,
- een onderdeel van een pistoolmitrailleur categorie II, onder 2, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn van het merk kaliber 9x19mm, zijnde een onderdeel voor een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en
- een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing van categorie II, onder 7, van de Wet wapens en munitie, te weten een hand- en geweergranaat, model M60 P1, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing

voorhanden heeft gehad;

Feit 3
in de periode van 29 november 2020 tot en met 29 november 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren, een wapen van categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor vuurwapens voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
met betrekking tot de wapens:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
met betrekking tot de munitie:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2 of onderdeel 7, meermalen gepleegd;
Feit 3
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komt, erop gewezen dat het verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie blanco is. Indien het tegen verdachte gewezen vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 22 december 2022 (met parketnummer 16.300788-22) onherroepelijk is geworden op de datum van uitspraak van het vonnis in de onderhavige strafzaak op 17 januari 2023, dient toepassing te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft een vuurwapen, een granaat, onderdelen van vuurwapens en van een pistoolmitrailleur en munitie voorhanden gehad. Hij heeft een koffer met deze (onderdelen van) wapens en munitie neergezet in de kelder van de woning van een familielid in [woonplaats] .
Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dat die risico’s zich ook realiseren blijkt uit het feit dat in voornoemde woning met een vuurwapen is geschoten en ook overigens uit vele geweldsincidenten waarbij vuurwapens worden gebruikt en waarbij ook (dodelijke) slachtoffers zijn te betreuren. In de woning was bovendien een granaat aanwezig; het behoeft geen nader betoog dat het aanwezig hebben van een dergelijk explosief een uiterst gevaarlijke situatie heeft opgeleverd, zowel voor het familielid van verdachte en haar woning als voor haar buren en de aangrenzende panden.
Tegen het plegen van dergelijke feiten dient, mede uit een oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden. De strafoplegging in deze zaak dient mede aan dat doel bij te dragen.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 28 november 2022, waaruit volgt dat verdachte geen onherroepelijke veroordelingen op zijn naam heeft staan. De politierechter in deze rechtbank heeft op 22 december 2022 vonnis gewezen tegen verdachte en hem veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De op te leggen straf
De rechtbank is, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting die ontwikkeld zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt ten aanzien van het voorhanden hebben in een woning van een vuurwapen van categorie III onder 1 (feit 1, het vuurwapen merk RS, type 800) oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden als uitgangspunt genomen en ten aanzien van het voorhanden hebben van een explosief van categorie II onder 7 (feit 2, de granaat) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Verdachte had bovendien meerdere onderdelen van vuurwapens en van pistoolmitrailleurs, alsmede een geluiddemper en (scherpe) munitie voorhanden.
Het voorgaande rechtvaardigt het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur. Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.
De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op deze gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mr. R.B. Eigeman en mr. R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 januari 2023.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat hij:
1
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 29 november 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het merk RS, type 800, kaliber .22lr, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of;
- een onderdeel van een pistool van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn en/of
- een onderdeel van een pistool van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn van het merk Mec-Gar en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid scherpe patronen van diverse merken en kalibers en/of
- onderdelen van een pistoolmitrailleur van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn, kaliber 9x19mm

voorhanden heeft gehad;

2
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 29 november 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland,
- onderdelen van een pistoolmitrailleur categorie II, onder 2, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijnen van het merk kaliber 9x19mm, zijnde een onderdeel voor een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door middel van ontploffing van categorie II, onder 7, van de Wet wapens en munitie, te weten een hand- en geweergranaat, model M60 Pl, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing

voorhanden heeft gehad;

3
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2019 tot en met 29 november 2021 te Bussum, gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 3, van de Wet wapens en munitie, te weten een geluiddemper voor vuurwapens voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal of van daarbij gevoegde bijlagen. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van relaas van 24 februari 2022, proces-verbaal nummer 38, onderzoek 14Visser/MD1R021046, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 41. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Pagina’s 1-2
3.Pagina’s 9-11
4.Pagina 17
5.Pagina’s 40-41