ECLI:NL:RBMNE:2023:1080

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/4233
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen herbeoordeling kinderopvangtoeslag

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 16 februari 2023, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar aanvraag voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelde dat de beslistermijn door verweerder was overschreden, waardoor het beroep ontvankelijk was, ondanks dat eiseres te vroeg in beroep was gegaan. De rechtbank verplichtte verweerder om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres had verzocht om een integrale proceskostenvergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Uiteindelijk werd verweerder veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 418,50 en moest het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder(gemachtigde: mr. [A] ).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
Op 18 november 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
3. Eiseres is te vroeg in beroep gegaan. De termijn van twee weken die in de ingebrekestelling staat was namelijk nog niet voorbij toen eiseres het beroep indiende. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is. In dit geval vindt de rechtbank dat het beroep tóch ontvankelijk is, omdat de termijn inmiddels wel is verlopen en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [4] Verweerder heeft gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk tien weken. [5]
6. Gelet op wat verweerder heeft aangevoerd is er volgens de rechtbank sprake van een bijzonder geval, waarbij in beginsel een langere beslistermijn gerechtvaardigd is.
7. Omdat de rechtbank ziet dat verweerder om verschillende termijnen heeft verzocht in voorgaande soortgelijke zaken zonder dat de onderbouwing een voldoende verklaring geeft voor dit verschil, heeft de rechtbank besloten om zelf een vaste termijn te bepalen in reactie op verweerders verzoeken in dergelijke zaken. De rechtbank verleent verweerder in principe een termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om daarvan af te wijken in voorliggende gevallen.
8. De rechtbank stelt echter vast dat de termijn van twaalf weken vanaf de datum van het verweerschrift in dit geval al is verstreken. Daarom bepaalt de rechtbank de termijn in dit geval op de standaard wettelijke termijn van twee weken na verzending van de uitspraak.
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. [6] Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. Dit is het uitgangspunt voor dit soort zaken en de rechtbank ziet geen reden om hier in dit geval van af te wijken.
Bestuurlijke dwangsom
10. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [7]
11. Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-.
Proceskosten en griffierecht
12. Eiseres heeft verzocht om een integrale proceskostenvergoeding ter hoogte van € 6.987,75. Volgens haar is er sprake van bijzondere omstandigheden en zij heeft daarvoor verwezen naar de omstandigheden die zij in het beroepsschrift heeft aangevoerd, waaronder de omstandigheid dat eiseres al lang wacht op een herbeoordeling in haar zaak en tot op heden geen uitsluitsel heeft gekregen en ook geen eerste compensatie uit de Catshuisregeling.
13. Uitgangspunt van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) bij vergoeding van door derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend. Alleen in bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. De toelichting bij het Bpb vermeldt dat in uitzonderlijke gevallen strikte toepassing van de regeling onrechtvaardig kan uitpakken en dat de rechter in bijzondere omstandigheden de volgens het Bpb berekende vergoeding – zonder af te doen aan het karakter van een tegemoetkoming in de daadwerkelijke kosten – kan verhogen of verlagen. Om te kunnen spreken van bijzondere omstandigheden zal een betrokkene, als gevolg van de werkwijze van een bestuursorgaan, uitzonderlijk hoge kosten hebben moeten maken. Wat eiseres heeft aangevoerd is onvoldoende om in dit geval bijzondere omstandigheden aan te nemen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor een integrale proceskostenvergoeding.
14. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [8] is een beroep tegen het niet tijdig beslissen van een bestuursorgaan een lichte zaak en kan dus worden volstaan met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
6.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
7.Artikelen 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2148.