ECLI:NL:RBMNE:2023:1081

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/2978
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2021 in verband met werkloosheid en lockdown

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2021 beoordeeld. Eiseres, die in de periode van oktober 2020 tot en met maart 2021 een WW-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen, die het voorschot kinderopvangtoeslag naar beneden had bijgesteld. De rechtbank constateert dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het recht op kinderopvangtoeslag, omdat zij niet deelnam aan een scholings- of arbeidsinschakelingstraject. Eiseres was zich niet bewust van deze verplichting, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen reden is om van de toepassing van de regel af te wijken.

De rechtbank legt uit dat de kinderopvangtoeslag bedoeld is om ouders in staat te stellen werk en zorg voor kinderen te combineren. Bij werkloosheid behoudt een ouder gedurende drie maanden recht op kinderopvangtoeslag, maar na deze periode vervalt dit recht als er geen actieve deelname aan een traject is. De rechtbank wijst erop dat de lockdown en de oproep van de overheid om opvang door te laten lopen, niet van invloed zijn op de vaststelling van het recht van eiseres op kinderopvangtoeslag. Eiseres had moeten begrijpen dat haar werkloosheid gevolgen had voor haar recht op toeslag.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres het teveel ontvangen bedrag aan voorschot kinderopvangtoeslag moet terugbetalen. De rechtbank wijst ook het verzoek om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2978

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. [A] en [B] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2021.
Met het bestreden besluit van 31 mei 2022 is verweerder gedeeltelijk aan het bezwaar van eiseres tegemoet gekomen.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner [C] , en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Bij het besluit van 29 december 2021 heeft verweerder het recht op voorschot kinderopvangtoeslag voor eiseres vastgesteld op € 16.410,-. Dat is een stuk lager dan eerdere voorschotbeschikkingen, waardoor eiseres een bedrag van € 7.327,- moet terugbetalen. Het recht op kinderopvangtoeslag is lager geworden, omdat is gebleken dat eiseres in de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 werkloos was, waardoor zij over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 niet meer voldeed aan de voorwaarden voor het recht op kinderopvangtoeslag.
Bij het bestreden besluit is verweerder gedeeltelijk aan het bezwaar van eiseres tegemoet gekomen, omdat verzuimd is te berekenen het vanaf 1 april 2021 opgebouwde recht van 230 uur per maand in te zetten in de maanden januari tot en met maart. Bij voorschotbeschikking van 9 juni 2022 is het recht vervolgens vastgesteld op € 18.822,-.
De rechtbank beoordeelt of verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag 2021 juist heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Eiseres heeft aangevoerd dat er in de periode van 16 december 2020 tot 7 februari 2021
een lockdown gold. Het kinderdagverblijf was daardoor gesloten en de kinderen waren thuis, maar door premier Rutte werd in de media opgeroepen om kinderen niet officieel van de opvang te halen en de opvangkosten wel te blijven voldoen. Dit heeft zij daarom gedaan. Het is onterecht dat verweerder nu stelt dat zij haar kinderen wel van de opvang had moeten
halen en dat zij geen recht had op kinderopvangtoeslag. Dit zou bovendien betekenen dat zij de opvang die zij voor de kinderen heeft geregeld, verliest, en dat zij als zij weer aan het werk gaat weer opvang moet regelen. Er zijn daarvoor lange wachtlijsten en de kinderen haal je uit hun vertrouwde omgeving wat niet bevorderlijk is voor hun ontwikkeling en welzijn.
5. De kinderopvangtoeslag vormt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang. Om recht te hebben op kinderopvangtoeslag, moeten ouders werken of een traject volgen dat de kans op werk vergroot. Dit is in lijn met het doel van de Wet kinderopvang (Wko), die ouders in staat stelt om werk en de zorg voor kinderen te combineren [1] . In geval van werkloosheid behoudt een ouder nog gedurende een termijn van drie maanden hetzelfde recht op kinderopvangtoeslag als in de periode voorafgaand aan die werkloosheid [2] .
6. De rechtbank stelt vast dat het voorschot kinderopvangtoeslag naar beneden is bijgesteld, omdat eiseres in de periode oktober 2020 tot en met maart 2021 een WW-uitkering genoot en zij niet heeft deelgenomen aan een scholings- of arbeidsinschakelingstraject traject op grond waarvan zij over de periode januari tot en met maart 2021 nog recht heeft behouden op kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft op zitting gezegd dat zij niet bekend was met deze regel, maar dat is geen reden om te oordelen dat verweerder deze regel niet mocht toepassen. Verweerder moet deze regel zelfs toepassen en heeft geen ruimte om ervan af te wijken. Dat eiseres deze regel niet kende, is vervelend, maar komt wel voor haar risico. Het is namelijk zo dat iedereen die gebruik maakt van een recht, ook de verplichtingen moet kennen die daarbij horen. Eiseres had hierover op de website van de Belastingdienst/Toeslagen kunnen lezen of informatie kunnen inwinnen via de belastingtelefoon.
7. Dat in geval van werkloosheid na drie maanden geen recht meer bestaat op kinderopvangtoeslag is een gevolg van het doel waarvoor kinderopvangtoeslag wordt ontvangen, namelijk ouders in staat te stellen te werken dan wel een traject te volgen. Bij werkloosheid wordt wel een termijn van drie maanden in acht genomen, waarin de ouder hetzelfde recht op kinderopvangtoeslag houdt als in de periode voorafgaand aan die werkloosheid. In die periode kan een ouder op zoek gaan naar oplossingen ten aanzien van opvang, traject en/of werk. Het is de keuze van de wetgever geweest om deze periode te limiteren tot drie maanden. Dat de kosten van de kinderopvang na deze drie maanden niet meer door verweerder (gedeeltelijk) worden vergoed, betekent niet dat ouders de kinderopvang (onmiddellijk) moeten stopzetten.
Dat blijft een eigen keuze van de ouders, waarbij de kosten van deze opvang dient te worden afgewogen tegen het behoud van de plek op de kinderopvang. Dit is een afweging die door de ouders moeten worden gemaakt.
8. Het feit dat er tot 7 februari 2021 een lockdown gold waardoor het kinderdagverblijf gesloten was, is ongelukkig, maar staat los van de vaststelling van het recht van eiseres op kinderopvangtoeslag dat verband hield met haar werkloosheid. De oproep die van de kant van de overheid is gedaan aan de ouders om opvang door te laten lopen, gold voor ouders in het algemeen en niet voor de specifieke situatie waarin eiseres verkeerde waarin sprake was van werkeloosheid. Eiseres had redelijkerwijs moeten begrijpen dat haar werkloosheid gevolgen heeft voor haar recht op kinderopvangtoeslag. Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 6 is vermeld, had van eiseres verwacht mogen worden dat zij zich had verdiept in haar situatie van werkloosheid en hoe zich dat verhoudt tot haar recht op kinderopvangtoeslag. Dit heeft zij onvoldoende gedaan. Verweerder heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de lockdown en de reactie van de overheid hierop geen zodanig bijzondere omstandigheden zijn die maken dat van terugvordering moet worden afgezien of de terugvordering moet worden gematigd.

Conclusie en gevolgen

De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres het teveel ontvangen bedrag aan voorschot kinderopvangtoeslag 2021 moet terugbetalen. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 35 598, nr. 3
2.Artikel 1.6, vijfde lid, van de Wko