ECLI:NL:RBMNE:2023:1136

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
10333090 / MV EXPL 23-16 M/50723 van
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming bedrijfsruimte en huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting De Alliantie en [gedaagde] B.V. De Alliantie vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte in Almere, omdat de huurovereenkomst was ontbonden na de sluiting van de bedrijfsruimte door de burgemeester wegens de vondst van een handelshoeveelheid drugs. De gedaagde partij is niet verschenen in de procedure. De Alliantie vorderde onder andere ontruiming van de bedrijfsruimte, betaling van huurachterstand en een contractuele boete. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van De Alliantie grotendeels gegrond zijn. De gedaagde partij moet de bedrijfsruimte binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen en de huurachterstand van € 6.610,72 betalen, vermeerderd met een maandelijkse huurprijs van € 1.030,96 tot het moment van ontruiming. De vordering tot betaling van de contractuele boete is afgewezen, omdat hiervoor een afzonderlijk spoedeisend belang vereist is. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de gedaagde partij, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis in kort geding van 16 maart 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10333090 / MV EXPL 23-16 M/50723 van
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
eiseres, hierna ook te noemen: De Alliantie,
gemachtigde: mr. T.A. Nieuwenhuijsen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 17 februari 2023.
1.2.
Op 2 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank. Namens De Alliantie zijn mr. [A] (bedrijfsjurist bij De Alliantie) en [B] (junior bedrijfsjurist bij De Alliantie) verschenen. Zij zijn bijgestaan door
mr. T.A. Nieuwenhuijsen. Namens [gedaagde] is niemand verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De Alliantie vordert, bij vonnis in kort geding, samengevat:
1. [gedaagde] te veroordelen om de bedrijfsruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm;
2. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan De Alliantie van de kosten van de gerechtelijke ontruiming, als [gedaagde] niet onder de uit te spreken veroordeling onder 1. voldoet;
3. [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te betalen aan De Alliantie een bedrag van € 6.610,72 aan huurachterstand, vermeerderd met een bedrag van € 1.030,96 per maand vanaf 1 maart 2023 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de bedrijfsruimte niet ontruimd is, dit alles vermeerderd met de wettelijke rente;
4. [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te betalen aan De Alliantie een bedrag van € 25.000,00 aan contractuele boete op grond van artikel 13.15 van de huurovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente;
5. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
Aan haar vorderingen legt De Alliantie – samengevat – ten grondslag dat bij besluit van 2 augustus 2022 de burgemeester van gemeente Almere de bedrijfsruimte met ingang van 9 augustus 2022 voor de duur van drie maanden heeft gesloten, omdat door de politie een handelshoeveelheid drugs in de bedrijfsruimte is aangetroffen. De Alliantie heeft daarom de huurovereenkomst ontbonden vanaf 9 augustus 2022. [gedaagde] heeft de bedrijfsruimte niet verlaten, zodat De Alliantie ontruiming van de bedrijfsruimte vordert. Ook maakt zij aanspraak op de contractuele boete die is gesteld op het handelen in strijd met de Opiumwet. De Alliantie vordert verder betaling van de kosten van de ontruiming als de ontruiming door een deurwaarder uitgevoerd moet worden. Daarnaast heeft [gedaagde] een huurachterstand laten ontstaan, zodat De Alliantie betaling van een bedrag van € 6.610,72 (berekend tot en met februari 2023) aan huurachterstand vordert, alsmede een bedrag gelijk aan de huurprijs vanaf 1 maart 2023 tot het moment van ontruiming, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?

3.1.
De Alliantie krijgt van de kantonrechter grotendeels gelijk. [gedaagde] zal de bedrijfsruimte moeten verlaten. Ook moet zij de huurachterstand betalen. Verder moet zij maandelijks de huurprijs aan De Alliantie betalen tot het moment van ontruiming. Tot slot moet [gedaagde] de proceskosten van De Alliantie betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Verstek
3.2.
Bij de dagvaarding zijn de bij wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend. Dit betekent dat deze rechtszaak buiten de aanwezigheid van [gedaagde] gevoerd kan worden.
Spoedeisend belang
3.3.
Van een spoedeisend belang van De Alliantie bij haar vorderingen is naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op de aard van de vorderingen, genoegzaam gebleken, behalve voor wat betreft de gevorderde contractuele boete van € 25.000,00. De kantonrechter is bekend met het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA1522) waarin is geoordeeld:
‘Indien de hoofdvordering voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beoordeeld, is de proceseconomie ermee gebaat dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante nevenvordering als die ter zake van buitengerechtelijke kosten kan worden beslist.’De kantonrechter is echter van oordeel dat uit dit arrest niet volgt dat het betalen van een contractuele boete ook als ‘nauw verwante nevenvordering’ moet worden gezien. Het is een van de ontruiming losstaande (geld)vordering waarvoor een afzonderlijk spoedeisend belang vereist is. Een afzonderlijk spoedeisend belang heeft De Alliantie niet gesteld. De kantonrechter ziet daarnaast niet in dat een eventuele bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De vordering tot betaling van een contractuele boete wordt om die reden afgewezen.
Kosten van de ontruiming
3.4.
De Alliantie heeft een vergoeding gevorderd voor de kosten van de ontruiming van de bedrijfsruimte in het geval dat dit uitgevoerd wordt door een deurwaarder. Deze vordering zal afgewezen worden. Op grond van de wet (artikel 237 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) kan de partij die ongelijk krijgt namelijk alleen worden veroordeeld tot betaling van kosten die vóór de uitspraak zijn gemaakt, dan wel kosten die nog niet zijn gemaakt maar zich al wel laten begroten. Dat is niet het geval bij ontruimingskosten; deze kosten worden namelijk (mogelijk) na het ontruimingsvonnis gemaakt en laten zich niet op voorhand begroten. Op de datum van het ontruimingsvonnis staat nog niet vast of deze kosten gemaakt zullen worden en hoe hoog deze kosten mogelijk zullen zijn. De Alliantie zal daarom een nieuwe procedure moeten starten waarin zij de eventuele executiekosten van [gedaagde] kan vorderen.
Ontruiming, huurachterstand en lopende huur, met rente
3.5.
Het gevorderde komt de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig dan wel ongegrond voor en zal worden toegewezen op de wijze vermeld in de beslissing.
Ontruimingstermijn
3.6.
De ontruimingstermijn zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Proces- en nakosten
3.7.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. De kosten aan de zijde van De Alliantie worden begroot op:
- explootkosten € 132,29
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde €
529,00
Totaal € 1.175,29
De gevorderde nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente, zullen ook worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

4.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
4.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen [gedaagde] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om de bedrijfsruimte aan de [adres] te Almere binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met daarin alle aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan De Alliantie, en om deze bedrijfsruimte met afgifte van sleutels geheel ter vrije beschikking van De Alliantie te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het beginsel in artikel 555 e.v. in verbinding met artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen aan De Alliantie tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 6.610,72, vermeerderd met een bedrag van € 1.030,96 per maand vanaf 1 maart 2023 voor iedere maand of gedeelte daarvan tot het moment van ontruiming, dit alles vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment dat een deelbedrag verschuldigd wordt of is geworden;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van De Alliantie, tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.175,29, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, alsmede de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023.