ECLI:NL:RBMNE:2023:1176

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
16.068574-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor deelname aan een criminele organisatie en veroordeling voor cocaïnehandel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990 in Somalië. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij deel uitmaakte van deze organisatie. De rechtbank constateerde wel dat er sterke aanwijzingen waren voor zijn betrokkenheid, maar dat er onvoldoende bewijs was voor concrete deelnemingshandelingen in de ten laste gelegde periode. De verdachte werd echter wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar voor het opzettelijk handelen in cocaïne in de periode van 1 maart 2018 tot en met 14 oktober 2020. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende deze periode samen met anderen handelde in cocaïne, wat een ernstige inbreuk op de openbare orde en de gezondheid van anderen met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot een andere bewezenverklaring en legde een lagere straf op. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd niet geschorst, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-068574-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] (Somalië),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 mei 2021, 11 augustus 2021, 25 oktober 2021, 9 februari 2022 en 20 januari 2023. De zaak is inhoudelijk behandeld op 20 januari 2023. Met instemming van de raadsman en de officier van justitie is het onderzoek ter terechtzitting (enkelvoudig) gesloten op 17 maart 2023 en is aansluitend uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.R.V. Out en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.
In deze zaak is sprake van vijf medeverdachten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Deze medeverdachten worden in het vonnis in het algemeen door de rechtbank met hun achternaam aangeduid.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 20 januari 2023 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2020 in Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden en/of Delft, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het handelen in harddrugs.
Feit 2
in de periode van 24 april 2007 tot en met 31 oktober 2020 in Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden en/of Delft, samen met een of meer anderen, opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van beide feiten heeft de officier van justitie gewezen op meerdere processen-verbaal waarin de samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] wordt beschreven. Maar ook de inhoud van WhatsAppberichten tussen derden en verklaringen van afnemers zijn belastend voor verdachte. De getuigenverklaring van afnemer [getuige 1] is niet door de verdediging betwist, en de officier van justitie gebruikt die verklaring voor het bewijs van de pleegperiode als ten laste gelegd onder feit 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat de belastende getuigenverklaringen onvoldoende betrouwbaar en consistent zijn, omdat die onder enige druk van de politie zijn afgelegd (de getuigen verklaren zelf dat ze zich onder druk gezet voelden), zij kennelijk veelal onder invloed van alcohol verkeerden en in hun eigen huis zijn gehoord door de politie. De verrichte observaties hebben ook geen belastend bewijs tegen verdachte opgeleverd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak deelname aan criminele organisatie (artikel 11b Opiumwet)
De rechtbank constateert dat het procesdossier sterke aanwijzingen bevat voor de deelname van verdachte aan de criminele organisatie die zijn medeverdachten hebben gevormd, en de rechtbank acht het ook aannemelijk dat verdachte op enig moment betrokken was bij deze criminele organisatie. Echter, op grond van de wettige bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld of en zo ja welke concrete deelnemingshandelingen verdachte in de ten laste gelegde pleegperiode heeft verricht. Verdachte komt nauwelijks voor in de tapgesprekken, is niet gezien bij observaties van drugsdeals, en de verklaringen van een aantal afnemers zijn contra-indicatief voor deelname van verdachte. Zo verklaren afnemers dat zij verdachte niet zoveel zagen als drugskoerier, en dat hij vanaf maart 2020 niet meer in beeld was. Ook wordt op 7 december 2020 door de persoon die op dat moment dealerlijn [telefoonnummer 1] in gebruik had, verklaard dat verdachte door niemand meer kon worden bereikt en ‘sowieso niks meer deed’. Ook onderzoek in de telefoon van verdachte en van zijn bankgegevens heeft geen concreet bewijs opgeleverd van deelname aan de criminele organisatie. Deze contra-indicaties, in samenhang bezien met het gebrek aan concrete aanwijzingen voor deelnemingshandelingen, maken dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde pleegperiode is aan te merken als deelnemer aan de criminele organisatie die zijn medeverdachten vormden. Verdachte wordt daarom van deze verdenking vrijgesproken.
Partiële vrijspraak pleegperiode feit 2
Bewijs voor het handelen in cocaïne door verdachte in de periode april 2007 tot maart 2018 kan alleen worden gevonden in de getuigenverklaring van afnemer [getuige 1] . Deze getuigenverklaring is op zichzelf genomen duidelijk, maar vindt geen steun in andere bewijsmiddelen voor wat betreft het handelen in cocaïne door verdachte. Voorts kan uit de verklaring ook op geen enkele manier worden afgeleid of en zo ja met welke frequentie verdachte in de periode april 2007 tot februari 2018 aan [getuige 1] of andere afnemers harddrugs heeft verkocht. De rechtbank is daarom op grond van de wettige bewijsmiddelen niet ervan overtuigd dat verdachte in voornoemde periode heeft gehandeld in cocaïne. Verdachte wordt daarom partieel vrijgesproken van feit 2 voor zover dit de periode van 1 april 2007 tot 1 maart 2018 betreft.
Bewijsmiddelen feit 2
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld in de voetnoten, gaat de rechtbank uit van de hieronder weergegeven feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Verklaring verdachte [1]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 januari 2023 onder meer het volgende verklaard: “Familieleden noemen mij [verdachte] . Ik had een profielfoto op WhatsApp zodat mensen mij konden herkennen.”
Staandehouding december 2019
Op 7 december 2019 is medeverdachte [medeverdachte 1] door de politie staande gehouden. Bij deze staandehouding werd onder verdachte een iPhone XS (na fouillering) in beslag genomen. [2] Op de iPhone XS zijn WhatsApp-gesprekken aangetroffen met onder meer de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] , opgeslagen in de telefoon als ‘ [verdachte] ’. Aan de hand van de profielfoto van [verdachte] heeft de politie vastgesteld dat de gebruiker verdachte betrof. In WhatsApp-gesprekken tussen 27 oktober 2019 en 7 december 2019 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte is onder meer het volgende te lezen:
27 oktober 2019
[verdachte] : 1070
[medeverdachte 1] : Topt broer
[verdachte] : Plus 470 pof
[medeverdachte 1] : Niet normaal, vanaf morgen krijgen ze binnen
[verdachte] : Stop met Utrecht praat met Den Haag
[medeverdachte 1] : Ok broer, ga ik zkr doen. Denk bij mezelf ik wil waar voor mijn geld en geen 44 betalen. Heb van [A] gehoord dat bij 100 max 40 betaal tot 42.
[verdachte] : Je bent het binnen maand kwijt
[medeverdachte 1] : Ja daarom
29 oktober 2019
[verdachte] : Heb nog 36 broodjes over 2 per week red ik makkelijk
[verdachte] : Broer 1 ding, je hebt ze wel verwend, ik heb een hoop brievenbussen gezien, 15. [3]
30 oktober 2019
[medeverdachte 1] : Ey broer me zwager is maand na Dubai kan geen geld sturen kun jij 3000 aan [B] geven dat is stort krijg je gelijk teug als ik terug ben broer.
31 oktober 2019
[verdachte] : Ik krijg [B] niet te pakken papieren liggen al bij hem.
[medeverdachte 1] : Ok broer komt goed
[verdachte] : Ligt 20k. Kijk maar hoeveel je nodig hebt.
[verdachte] : [telefoonnummer 3] nieuwe nummer. Vandaag online.
2 november 2019
[verdachte] : 33
[medeverdachte 1] : Slecht broer voor einde van de maand
[verdachte] : Vanaf 3 uur Smidden tot 12 uur aan een stuk door gereden.
4 november 2019
Gesprek gaat verder over vakantie van [medeverdachte 1] .
[verdachte] : Ga genieten broer, die jongen uit Utrecht komt eerder. Heb nog weinig eten.
7 november 2019
[medeverdachte 1] : Gisteren maar 14 broer
[verdachte] : Nu 700
[medeverdachte 1] : Netjes voor donderdag. [4]
16 november 2019
[verdachte] : Broer na 01:00 niets meer [medeverdachte 1] : Je moet aan [C] vragen wat ie er van vond [C] heeft gisteren ook bij [B] gehaald. [5]
17 november 2019
[medeverdachte 1] : Heb [D] beetje aangepakt je moet zeggen ze hebben top spul in buurt raak mensen kwijt. [6]
1 december 2019
[verdachte] : Ze wilt halen
[medeverdachte 1] : Hoeveel
[verdachte] : 50
[medeverdachte 1] : Ok kom er zo aan. [7]
De politie relateert over de gesprekken dat verdachte meermaals getallen doorgeeft aan medeverdachte [medeverdachte 1] , vaak na middernacht. [8] De politie relateert bovendien dat gezien de wijze waarop in de gesprekken werd gesproken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] het er zeer sterk op lijkt dat drugshandel en opbrengsten daaruit werden besproken. Dit blijkt volgens de politie onder andere uit het bespreken van de voorraad ("broodjes"), de smaak van het product, het noemen van afnemers en de genoemde geldbedragen. [9]
Tapgesprekken/ dealernummers
Gedurende het onderzoek zijn vanaf 13 oktober 2020 meerdere telefoonnummers getapt. De (nieuwe) dealnummers werden bekend door printertaps op gebruikers, via de tap op de (oude) dealnummers of via een SMS bericht. [10]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] werd alleen gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hadden op het maken van afspraken of ontmoetingen over de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn. [11] Verdachte [12] , medeverdachte [medeverdachte 3] [13] en medeverdachte [verdachte] [14] zijn middels stemherkenning herkend als gebruikers van deze dealerlijn.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] werd alleen gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hadden op het maken van afspraken of ontmoetingen over de verkoop van verdovende middelen. Er waren meerdere gebruikers van de dealerlijn. [15] Medeverdachte [medeverdachte 3] [16] en [verdachte] [17] zijn middels stemherkenning herkend als gebruikers van deze dealerlijn.
Getuigen
[getuige 2] heeft in zijn politieverhoor van 13 maart 2021 onder meer verklaard dat hij sinds vier jaar cocaïne koopt bij [medeverdachte 1] . [getuige 2] betaalde met contant geld of via Tikkies. Wanneer hij de drugs niet kon betalen gaf hij wel eens onderpand. Anderhalf jaar voor het politieverhoor heeft [getuige 2] verdachte zijn pinpas gegeven. [getuige 2] kocht sinds drie jaar cocaïne bij [verdachte] , die hij herkent op een politiefoto van verdachte. [verdachte] hoorde volgens [getuige 2] bij dezelfde groep als [medeverdachte 1] . In deze groep zaten volgens [getuige 2] ook medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . [18]
Op 13 oktober 2019 is verdachte aangehouden voor poging zware mishandeling van een politieagent. In de schuur waar verdachte werd aangehouden werd een aantal stukjes van een bankpas gevonden. Bij de fouillering van verdachte werd een ander stukje van deze bankpas aangetroffen. De politie heeft naar de cijfers van het bijbehorende bankrekeningnummer gezocht in de rekeninggegevens van medeverdachte [medeverdachte 1] . Hieruit bleek dat er meermaals geld naar [medeverdachte 1] was overgeboekt door [getuige 2] met het rekeningnummer dat bij de aangetroffen bankpas hoorde. Gezien deze overeenkomsten vermoedt de politie dat de bankpas op naam stond van [getuige 2] . [19]
Getuige [getuige 3] , woonachtig in Leerdam, heeft begin maart 2021 tegenover de politie verklaard dat hij [medeverdachte 1] vier jaar eerder leerde kennen als zijn dealer, en dat hij sindsdien drugs bij hem koopt. De drugsdeals vonden plaats bij parkeergelegenheden en bij [medeverdachte 1] thuis in Leerdam en hij betaalde cash of per tikkie. [20] Naast [medeverdachte 1] kwamen ongeveer vijf anderen de drugs brengen, waaronder [medeverdachte 4] en een uit de kluiten gewassen Ethiopiër, die hij herkende op foto’s als zijnde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte. Bij het tonen van een foto van [medeverdachte 5] , verklaarde [getuige 3] dat hij leek op een van de drugsbezorgers. [21] [getuige 3] verklaarde ook dat de bezorgers soms samen reden. [22]
[E] heeft op 16 augustus 2020 verklaard dat hij onder andere bij [verdachte] drugs kocht. Deze drugs betaalde hij in bedragen van € 20,-, € 25,- en € 50,-. [23] Gedurende het opsporingsonderzoek zijn diverse historische belgegevens opgevraagd. Hierin kwam onder meer het telefoonnummer van [E] voor. Ook komt [E] voor in de opgevraagde bankmutaties van verdachte. [E] maakte op de volgende data de volgende bedragen over naar verdachte:
4 september 2018, 50 euro,
5 september 2018, 50 euro,
11 september 2018, 100 euro. [24]
Verbalisant [verbalisant] heeft op 21 december 2020 diverse opgenomen telecommunicatie geluisterd van telefoonnummer + [telefoonnummer 4] en van telefoonnummer + [telefoonnummer 5] , opgenomen op 13 en 14 oktober 2020. Beide telefoonnummers werden (door verschillende personen) gebruikt voor zakelijke gesprekken die betrekking hebben op het maken van afspraken en/of ontmoetingen voor de verkoop van verdovende middelen. [25] Tijdens het luisteren van deze gespreken herkende [verbalisant] de stem direct als de stem van verdachte. De verbalisant herkende de stem omdat deze hoog was. Ook herkende hij de stem omdat verdachte snel en amicaal praat. Dit herkende de verbalisant omdat verdachte ook zo tegen hem praat. De manier hoe verdachte een gesprek begon of eindigde was hetzelfde als de manier waarop verdachte dat bij [verbalisant] deed. Bijvoorbeeld met de woorden: "Is goed jongen". Deze manier van praten herkende de verbalisant terug tijdens het luisteren van de van de opgenomen telecommunicatie. [26] [verbalisant] kent verdachte sinds 2019 nadat hij is aangehouden. Later heeft [verbalisant] hem nog een keer aangehouden en vervolgens gehoord. Ook ziet [verbalisant] hem vaak tijdens noodhulpdiensten in Leerdam. Verdachte spreekt hem dan aan of [verbalisant] hem. Zij hebben dan vaak een kort gesprekje. [27]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte vanaf 1 maart 2018 tot en met 14 oktober 2020 samen met een of meer anderen, althans alleen, heeft gehandeld in harddrugs. De ontlastende verklaring die [E] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, inhoudende dat hij geen cocaïne heeft gekocht van verdachte of een medeverdachte, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt namelijk dat het telefoonnummer van [E] tussen augustus 2019 en december 2020 267 keer voorkomt in de historische belgegevens van de aan verdachte en de medeverdachten toebehorende telefoonnummers, en dat zijn telefoonnummer tussen oktober 2020 en begin maart 2021 706 keer voorkomt in tapgesprekken, waarvan is vastgesteld dat deze zagen op de handel in verdovende middelen. Deze gegevens bieden ondersteuning aan de eerste, belastende verklaring van [E] tegenover de politie en zijn in strijd met de verklaring van [E] bij de rechter-commissaris. Ten aanzien van de einddatum van de pleegperiode overweegt de rechtbank dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] , dat verdachte voor het laatst in augustus 2020 betrokken was bij de drugshandel, minder overtuigend is dan de omstandigheid dat verdachte op 13 en 14 oktober 2020 te horen is als gebruiker van twee telefoonnummers die exclusief werden gebruikt voor het maken van afspraken en/of ontmoetingen voor de verkoop van verdovende middelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
in de periode van 1 maart 2018 tot en met 14 oktober 2020 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (gebruikers)hoeveelheden cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht in strafverminderende zin rekening te houden met de kortere pleegperiode en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De voorlopige hechtenis, alsmede het gedurende bijna anderhalf jaar gebonden zijn aan elektronische monitoring met een enkelband heeft veel impact op verdachte gehad.
De verdediging heeft de rechtbank voorts verzocht een zo groot mogelijk gedeelte van een eventuele gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, gecombineerd met een werkstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende ongeveer 2,5 jaar schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne, waarbij hij in ieder geval in bepaalde periodes samen met anderen heeft gedeald. Verdachte heeft hiermee langdurig personen van illegale verdovende middelen voorzien en daarmee de gezondheid van deze personen benadeeld. Met zijn handelen heeft verdachte bovendien een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de cocaïnehandel, en alle daarmee gepaard gaande gevaren voor de openbare orde en de maatschappelijke veiligheid.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank voorts mee dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 2 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan 1 maart 2018 meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, namelijk tot geldboetes in november 2015 en 2016. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte heeft de rechtbank geen informatie meer ontvangen van de reclassering over het verloop van het toezicht op deze schorsing. Verdachte heeft zich kennelijk aan de algemene en bijzondere voorwaarden houden.
Strafoplegging
Gelet op de pleegperiode en de ernst van het feit als hiervoor omschreven kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van een passende straf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor het dealen van harddrugs. Voor een alleen-opererende dealer die gedurende 6 tot 12 maanden regelmatig dealt gaan de oriëntatiepunten uit van een jaar gevangenisstraf. In dit geval is sprake van een dealer die in ieder geval een groot deel van de pleegperiode samen met een of meer anderen heeft gedeald, met een totale duur van ongeveer 30 maanden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om strafvermindering toe te passen, of om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen. Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De opgelegde straf wijkt af van de eis van de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen.

9.VOORLOPIGE HECHTENIS

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat uit het feit dat verdachte inmiddels ruim 1,5 jaar uit de voorlopige hechtenis is geschorst en uit het feit dat hij in die tijd geen strafbare feiten heeft gepleegd kan worden geconcludeerd dat er geen recidivegevaar is. Verdachte draagt thans ook nog altijd een enkelband en wordt elektronisch gemonitord. Daarmee kan hij een eventueel proces in hoger beroep verantwoord afwachten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De voorlopige hechtenis van verdachte is in de regiefase tot de einduitspraak geschorst. Dit betekent dat de schorsing ten einde loopt op het moment van het uitspreken van dit vonnis en verdachte zich daardoor weer in voorlopige hechtenis bevindt. Verdachte wordt veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor een van de feiten waarvoor dit bevel tot voorlopige hechtenis is afgegeven. Met uitzondering van de onderzoeksgrond zijn de gronden waarop de voorlopige hechtenis thans rust nog onverkort van toepassing. De rechtbank zal het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. Het maatschappelijk belang prevaleert in dit geval, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, boven het persoonlijk belang van verdachte om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in vrijheid af te wachten. Er zijn geen bijzondere, zwaarwichtige persoonlijke belangen aangevoerd of anderszins gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 jaren(twee jaar);
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis..
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2023.
Mr. Van de Lustgraaf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 oktober 2020 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, en/of Delft, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [F] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een of meerdere hoeveelheden harddrugs.
Feit 2
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 april 2007 tot en met 31 oktober 2020 te Leerdam, gemeente Vijfheerenlanden, en/of Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meer (gebruikers)hoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit, tenzij anders vermeld, pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal d.d. 17 februari 2021, 23 februari 2021, 11 maart 2021, 22 maart 2021, 6 mei 2021, 25 juni 2021, 8 oktober 2021, 4 februari 2021 en 13 oktober 2021, genummerd Z2021049411 (A t/m H), opgemaakt door politie Midden-Nederland, Districtsrecherche West Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3832. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 297 t/m 300.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 408.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 409.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 410.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 411.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 408 t/m 412.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 412.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 670.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 910.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1065.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1600.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 645.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1065.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1600.
18.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 1763-1764.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1513.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 8 maart 2021, p. 1745.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 maart 2021, p. 1751.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 maart 2021, p. 1752.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1517.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1518.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 670 en 645.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1600.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1601.