ECLI:NL:RBMNE:2023:120
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in het centrum van Utrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 18 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de vastgestelde WOZ-waarde van haar onroerende zaak in het centrum van Utrecht beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 312.000,- per waardepeildatum 1 januari 2020, wat de basis vormde voor de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2021. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in zijn uitspraak op bezwaar van 15 maart 2022.
De rechtbank behandelt het beroep dat op 17 november 2022 tijdens een online zitting is behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres betwist de hoogte van de WOZ-waarde en stelt dat deze te hoog is vastgesteld, met een bepleite waarde van € 281.000,-. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde correct heeft vastgesteld met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode (HWK), waarbij de huurwaarde van de onroerende zaak werd bepaald aan de hand van vergelijkbare objecten.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en dat er geen noodzaak is om een afzonderlijk leegstandsrisico te bepalen. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de vastgestelde waarde. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.