ECLI:NL:RBMNE:2023:1217

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
UTR 23/310
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsrecht op grond van de Participatiewet

Op 16 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat zijn recht op bijstand per 19 december 2022 heeft ingetrokken en een bedrag van € 438,95 heeft teruggevorderd over de periode van 19 tot en met 31 december 2022. Tijdens de zitting is verzoeker verschenen, samen met zijn dochter en een tolk. De voorzieningenrechter heeft na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. In de overwegingen werd benadrukt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) 'onverwijlde spoed' vereist is. In dit geval was er geen sprake van een financieel geschil dat een spoedeisend belang rechtvaardigde. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij in zijn levensonderhoud niet kan voorzien of dat er acute dreiging van huisuitzetting of afsluiting van energie- en waterlevering bestaat. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen actueel financieel spoedeisend belang was en dat het primaire besluit niet evident onrechtmatig was. De zaak diende verder in bezwaar beoordeeld te worden door verweerder.

De voorzieningenrechter heeft de belangenafweging in het voordeel van verzoeker niet laten uitvallen en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/310

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

16 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Oversluizen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: drs. E. Siemeling).

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht van verzoeker op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) per 19 december 2022 ingetrokken en de over de periode van 19 tot en met 31 december 2022 ten onrechte ontvangen bijstand ad € 438,95 van verzoeker teruggevorderd.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter ook verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn dochter [dochter] en tolk A. Ifzaren. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende uitleg.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Verzoeker heeft echter niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is om in zijn levensonderhoud te voorzien, dat sprake is van schulden op grond waarvan acute dreiging bestaat van huisuitzetting, afsluiting van levering van energie en water of het niet langer verzekerd zijn voor ziektekosten. Gezien de saldi van zijn betaal- en spaarrekeningen, kan de voorzieningenrechter niet tot die conclusie komen. Dit betekent dat wat verzoeker heeft aangevoerd geen grond oplevert om te oordelen dat sprake is van een actueel financieel spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
3. Vervolgens is de vraag of het primaire besluit evident onrechtmatig is. Dan moet worden vastgesteld dat ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten of het recht, ernstig dient te worden betwijfeld dat het primaire besluit de toetsing van de rechtmatigheid daarvan kan doorstaan. Dat is hier niet zo. Wat verzoeker aanvoert dient in bezwaar beoordeeld te worden door verweerder. Echter is dit niet zo evident dat nu al helder is dat sprake is van een onrechtmatig besluit.
4. De conclusie is dat er geen spoedeisend belang is en het primaire besluit ook niet evident onrechtmatig is. Er is niet gebleken van een voor verzoeker zo zwaarwegend belang dat de behandeling van de bodemprocedure niet door hem zou kunnen worden afgewacht. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
16 maart 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.