12. De rechtbank stelt vast dat op 22 april 2020 een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van een tijdelijke woning. Deze tijdelijke woning dient als woning tijdens de bouwfase van de nieuwe woning die is vergund in het primaire besluit. De rechtbank is het met eiser eens dat met het verlenen van het primaire besluit er een tweede woning toegestaan wordt binnen het bestemmingsvlak op de planlocatie. Op hetzelfde moment zijn er dus twee woningen toegestaan, de tijdelijke woning en de nieuwe woning. Dat is in strijd met artikel 19.2.2, lid a, van het bestemmingsplan, nu volgens dat artikel slechts één woning per bestemmingsvlak is toegestaan. In het primaire besluit heeft het college uitsluitend een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit bouwen en niet ook voor de activiteit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Dat had het college wel moeten doen. De beroepsgrond slaagt.
13. De rechtbank zal in de conclusie nader ingaan op de gevolgen voor het bestreden besluit.
Is het bouwplan in strijd met de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’?
14. Volgens artikel 28.1, lid a, van de planregels zijn bouwwerken binnen de gebiedsaanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ alleen toegestaan als deze bouwwerken ten behoeve van het grondwaterbeschermingsgebied zijn. Volgens artikel 28.1, onder b, van de planregels kan het college bij omgevingsvergunning afwijken van onder a.
15. De rechtbank stelt vast dat de bouw van de woning in strijd is met artikel 28.1, onder a, omdat de woning geen bouwwerk is ten behoeve van het grondwaterbeschermingsgebied. Dat betekent dat eiser voor de bouw van zijn woning ook een omgevingsvergunning nodig heeft voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Die activiteit is ook niet vergund in het primaire besluit voor het bouwen van de woning in strijd met artikel 28.1, onder a, van het bestemmingsplan. Dat levert een gebrek op in de besluitvorming.
16. Het bestemmingsplan biedt het college de mogelijkheid om via artikel 28.1, onder b, een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van de woning in strijd met artikel 28.1, onder a. Voorwaarden voor het verlenen van die omgevingsvergunning zijn dat het belang van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en dat eerst advies is ingewonnen bij de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied. Het college heeft een dergelijk advies niet overgelegd in de procedure bij de rechtbank. Het college verwijst in het bestreden besluit en op de zitting bij de rechtbank naar een advies van 25 november 2020. Dit advies is niet als stuk toegevoegd aan het bestreden besluit. Het college heeft het advies van 25 november 2020 ook niet overgelegd in de procedure bij de rechtbank. Het is daarom voor de rechtbank onduidelijk wat er in het advies staat en van wie dit advies afkomstig is. De rechtbank kan niet beoordelen of uit het gestelde advies van 25 november 2020 blijkt dat de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied vindt dat het belang van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig wordt geschaad. De beroepsgrond slaagt.
17. Ook voor dit gebrek zal de rechtbank in de conclusie nader ingaan op de gevolgen voor het bestreden besluit.