6.4Toedracht, oorzaak en gevolg
Toedracht / Oorzaak / Gevolg:
De voetganger liep met een rollator, komende vanaf het voetpad gelegen voor perceel [adres] de rijbaan op met de kennelijke bedoeling deze over te steken naar het aan de overzijde van de rijbaan gelegen fietspad. Zij werd daarbij van rechts aangereden door voertuig 1 welke over de Herenweg in de richting van 's Graveland reed. De voetganger lag, gezien in de rijrichting van voertuig 1, aan de rechterzijde van de rijbaan, gedeeltelijk op de rijbaan en in de berm op een afstand van ongeveer 1,5 meter na de doorsteek in de tussenberm/haag. De positie van haar hoofd (bloed) was op ongeveer 3 meter na de doorsteek gelegen. Vermoedelijk heeft de voetgangster de afstand en/of snelheid van voertuig 1 niet goed ingeschat dan wel heeft zij niet voldoende opgelet bij het oversteken. Voertuig 1 en de rollator raakten beschadigd. De voetgangster raakte zwaar gewond als gevolg van de aanrijding en/of de val op de rijbaan en berm.
Conclusie:
Gelet op de botspositie en eindpositie van de voetganger heeft de aanrijding plaatsgevonden, gezien in de rijrichting van voertuig 1, kort bij de rechterzijde van de rijbaan. De bestuurster van voertuig 1 moet hebben geremd voor de aanrijding. Dit gelet op de schadehoogte aan de voorbumper en op het feit dat het slachtoffer op de weg lag voor voertuig 1 en de aanrijding zeer waarschijnlijk hooguit 5 meter daarvoor heeft plaats gevonden (ter hoogte van de doorsteek in de tussenberm/haag). Het is hierom ook niet aannemelijk dat voertuig 1 met een hoge snelheid heeft gereden.
Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 8 maart 2023 verklaard:
Ik reed op 28 februari 2021 op de Herenweg. Terwijl ik aan het rijden was, keek ik een beetje naar rechts naar de weiland. Dus mijn blik week af naar rechts. Ik heb op dat moment niet goed opgelet.
Inleiding
Vaststaat dat op 28 februari 2021 op de Herenweg in Ankeveen een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte als bestuurder van een personenauto (een Renault Clio met kenteken [kenteken] ) het slachtoffer, die achter haar rollator liep en de straat overstak, heeft aangereden en dat het slachtoffer ten gevolge van dit ongeval zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat zij (zeven dagen later) hieraan is overleden.
Primair is ten laste gelegd dat verdachte zich zo zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander werd gedood. Subsidiair is ten laste gelegd dat verdachte door haar rijgedrag gevaar op de weg heeft veroorzaakt, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt in het verkeersongeval.
De rechtbank staat voor de vraag of uit de voorhanden bewijsmiddelen kan volgen dat het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) of van gevaarzettend rijgedrag als bedoeld in artikel 5 WVW.
Toedracht van het ongeval
Allereerst dient de toedracht van het ongeval te worden vastgesteld. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
- zonder te stoppen op voornoemde Herenweg heeft gereden, terwijl het slachtoffer op de Herenweg (ter hoogte van nummer [nummer] ), met een rollator, aan het oversteken was;
- zich er daarbij niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist dat de Herenweg vrij was van voetgangers;
- daarbij het slachtoffer niet op tijd heeft waargenomen;
- vervolgens niet, althans niet tijdig en/of voldoende, heeft geremd en niet, althans niet tijdig en/of voldoende, is uitgeweken voor het slachtoffer;
- en tegen het slachtoffer is gebotst/aangereden.
Juridische kwalificatie
Vervolgens dient te worden beoordeeld wat de hierboven genoemde handelingen in juridische zin betekenen.
Vrijspraak artikel 6 WVW
De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van verdachte schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW oplevert. Bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW gaat het om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. De schuld heeft geen betrekking op de relatie tussen het gedrag en de gevolgen (dood of letsel) bij een of meer slachtoffers. Dat betekent dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het handelen, kan worden vastgesteld dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Hoe verschrikkelijk en fataal de gevolgen in dit geval ook zijn geweest.
De rechtbank stelt vast dat er in het onderzoek geen getuigen zijn die het ongeval hebben zien gebeuren en op grond daarvan uit eigen waarneming hebben kunnen verklaren. Het is daardoor niet duidelijk op welk moment en op welke wijze de voetgangster de weg is overgestoken. De politie heeft onderzoek gedaan naar het ongeval aan de hand van de sporen aan de auto, de rollator en op het wegdek. Dit onderzoek is neergelegd in een Verkeers Ongevallen Analyse (VOA). Uit dit onderzoek blijkt -kort gezegd- niet meer dan dat:
- ongeveer twee uur na het ongeval de verlichting op de Herenweg in werking was, maar niet de gehele weg op duidelijk zichtbare wijze verlichtte,
- het ten tijde van het ongeval donker was en het wegdek droog,
- het aannemelijk is dat de botsing plaatsvond kort bij de rechterzijde van de rijbaan,
- verdachte moet hebben geremd,
- het niet aannemelijk is dat verdachte met een hoge snelheid heeft gereden.
Daar komt de verklaring ter terechtzitting van verdachte bij dat zij enige tijd naar rechts heeft gekeken en op dat moment niet goed oplette. Hoe lang dat is geweest is niet duidelijk geworden. Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat uit het dossier niet is af te leiden hoe lang verdachte zicht kon hebben op het slachtoffer terwijl zij – vanuit haar gezien – de weg overstak van links naar rechts.
Door de politie is nog onderzocht of verdachte gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon. Daaruit is niets belastends voor verdachte naar voren gekomen. Door de politie is ook onderzocht of verdachte alcohol had gedronken, welk onderzoek verdachte overigens heeft gefrustreerd door na de aanrijding de plaats van het ongeval heeft verlaten, en uit de ademanalyse die 4 uur na het ongeval is afgenomen volgt weliswaar dat verdachte heeft gedronken, maar niet meer dan wettelijk is toegestaan. Verdachte heeft verklaard dat zij voordat zij in de auto stapte, één wijntje heeft gedronken. Uit het dossier volgt evenwel geen wettig en overtuigend bewijs dat dit haar rijvaardigheid zo heeft verminderd, dat zij als gevolg hiervan niet tot behoorlijk besturen in staat was. Geen van de getuigen verklaart dat zij verdachte hebben zien rijden.
Op grond van al het vorengenoemde komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte enige tijd niet heeft opgelet, waardoor zij het slachtoffer niet op tijd heeft gezien en niet op tijd heeft geremd. Dat heeft fatale gevolgen gehad, maar het doen en nalaten van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot de conclusie te komen dat zij zeer, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden. Daarom kan het primair ten laste gelegde feit niet worden bewezen en zal verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Artikel 5 WVW
De rechtbank acht wel het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen; het veroorzaken van gevaar op de weg. Verdachte is in aanrijding gekomen met een voetgangster die zich op de weg bevond en heeft daarmee concreet gevaar scheppend gedrag gerealiseerd.
Bewijsmiddelen
Dit feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2023;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aanrijding overtreding, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een brief van het Amsterdam UMC van 4 maart 2021, inhoudende de medische informatie van [slachtoffer] , opgemaakt door SO. van der Woude, arts-assistent geriatrie en dr. W.F. Westendorp, neuroloog;
- een akte van overlijden van gemeente Gooisemeren van [2021] .