ECLI:NL:RBMNE:2023:1254

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
16/072289-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling voor poging tot zware mishandeling van echtgenoot

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Venezuela, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van haar echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 maart 2022 in Hilversum haar echtgenoot met een mes in de bovenarm heeft gestoken. De officier van justitie heeft vrijspraak van de poging tot doodslag gevorderd, terwijl de verdediging integrale vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op de dood van de aangever, en sprak haar daarom vrij van de poging tot doodslag. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat zij met een mes in de richting van haar echtgenoot had gestoken, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen mes verbeurd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het lage recidiverisico, en oordeelde dat een gevangenisstraf niet opportuun was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/072289-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Venezuela),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. H.A. Rispens, advocaat te Hilversum, alsmede het slachtoffer [slachtoffer] , bijgestaan door mr. B. Akdikan, advocaat te Etten-Leur, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair
op 22 maart 2022 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door die [slachtoffer] meermalen met een mes in de bovenarm te steken;
subsidiair
op 22 maart 2022 in Hilversum heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer] meermalen met een mes in de bovenarm te steken;
meer subsidiair
op 22 maart 2022 in Hilversum [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen met een mes in de bovenarm te steken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde geldt dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet had op het intreden van de dood bij aangever.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte, gelet op haar eigen verklaring, het rapport letselinterpretatie en de verklaring van aangever, geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel; ook niet in de voorwaardelijke zin.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte ontbreekt, omdat zij heeft gehandeld uit noodweer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak poging doodslag
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Op grond van de inhoud van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever.
Bewijsmiddelen poging zware mishandeling [1]
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik woon samen met mijn vrouw, [verdachte] te [woonplaats] . Op 22 maart 2022, kwam ik thuis. [2] Ik zag dat zij haar arm uit de lade haalde en zag dat zij een klein mesje in haar rechterhand had. Toen mijn vrouw voor mij stond, zag ik dat zij haar rechterarm en rechterhand, waar ze het mesje in vasthad, omhoog deed. Dit was tevens het laatste moment dat ik geen wond in mijn linkerarm had. Daarna zag ik dat zij met kracht, met haar rechterhand, een neerwaartse beweging maakte, richting mijn linker bovenarm. Op dat moment voelde ik een hevige pijn aan mijn linker bovenarm en zag ik dat er bloed uit mijn bovenarm spoot. [3]
Verbalisant [verbalisant]heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde [slachtoffer] het volgende verklaren: “Ik ben ook erg geschrokken van het feit dat ze me zo diep heeft gestoken. Ik denk dat het hele lemmet erin gegaan is. Wat ik heel beangstigend vind is dat ze ongecontroleerd heeft gestoken en dus boven in mijn arm terecht is gekomen.” [4]
Drs. J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG heeft in een letselrapport betreffende [slachtoffer] onder meer het volgende opgeschreven:
datum letselonderzoek 29-03-2022 [5]
lichaamsdeel linkerarm
beschrijving Aan de buitenkant van de linker bovenarm is een scherp begrensde roodbruine streepvormige huidverkleuring zichtbaar. Het is een genezende huiddoorklieving met korstvorming en twee hechtingen. [6]
lichaamsdeel linkerarm
beschrijving Rondom de eerder beschreven huiddoorklieving vanaf halverwege de buitenkant van de linker bovenarm, tot voorbij de elleboog, over de voorzijde van de bovenarm tot aan de binnenzijde is een onscherp tot redelijk scherp begrensde geel/bruin/paarse huidverkleuring zichtbaar. Het is een onderhuidse bloeduitstorting. [7]
lichaamsdeel linkerarm
beschrijving Hoog op de voorkant van de linker bovenarm is een onscherp begrensde gele huidverkleuring zichtbaar. Het is een onderhuidse bloeduitstorting. [8]
Verdachte is gehoord door de politie. Zij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
A: Ik ging dus richting de keuken. Ik pakte toen dat mes uit de keukenlade.
V: En wat deed je toen met dat mes?
A: Toch gebeurde het dat ik hem met het mes in zijn bovenarm stak. [9]
Bewijsoverwegingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met een mes in haar hand ongecontroleerd heeft gestoken in de richting van het bovenlichaam van aangever, waarbij het mes uiteindelijk diep in de bovenarm terecht is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zo te handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. In de bovenarm bevinden zich grote bloedvaten en zenuwtakken die bij beschadiging kunnen leiden tot ernstige bloedingen en/of neurologische uitval van de arm en de hand, met functieverlies tot gevolg. [10] Weliswaar bevinden deze bloedvaten en zenuwtakken zich niet aan de zijde van de arm waar aangever is gestoken, maar omdat verdachte ongecontroleerd heeft gestoken, bestond er naar het oordeel van de rechtbank wel een aanmerkelijke kans dat deze lichaamsdelen geraakt zouden worden. Daarmee is sprake van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel, nu verdachte door zo te steken die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte zich op 22 maart 2022 in Hilversum schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van aangever.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair
op 22 maart 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar echtgenoot [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] eenmaal met een mes, met kracht heeft gestoken in de bovenarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de wederrechtelijkheid van het handelen van verdachte ontbreekt, omdat zij heeft gehandeld uit noodweer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaring van aangever volgt dat hij een glazen asbak in de richting van verdachte heeft gegooid waarop verdachte naar de keuken ging. Aangever is achter haar aan gekomen. Op het moment dat verdachte haar hand in een keukenlade steekt probeert aangever die keukenlade dicht te houden. Dit alles vond plaats in een kort tijdsbestek wat het aannemelijk maakt dat er meer is gebeurd en dat verdachte zich heeft willen verdedigen. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat aangever verdachte die dag heeft geslagen, volgt uit de door de verdediging overgelegde stukken dat er eerdere ruzies hebben plaatsgevonden die hebben geleid tot geweld en letsel. Verdachte heeft daardoor gehandeld in een soort reflex. Uit de wijze waarop verdachte heeft gehandeld nadat zij aangever heeft gestoken volgt voorts dat er is voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van een (dreigende) ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. De verklaring van verdachte met betrekking tot het steken is onvoldoende concreet. Ook is de verklaring van verdachte inconsistent aangezien zij op een eerder moment heeft verklaard dat ze zich omdraaide en daardoor aangever zou hebben geraakt met het mes.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Zowel verdachte als aangever hebben verklaard dat aangever een glazen asbak naar verdachte heeft gegooid. Verdachte is vervolgens naar de keuken gelopen en aangever is achter haar aan gegaan. In de keuken doet verdachte haar hand in een keukenlade waarop aangever de keukenlade dichtdrukt en probeert dicht te houden. Als verdachte haar hand uit de keukenlade kan halen heeft zij een mes in haar hand, waarmee zij uiteindelijk steekt.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van aangever niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte. Als het gooien van de asbak al als een aanval moet worden gezien, dan was die ten tijde van het steken met het mes reeds voorbij. De latere gedragingen van aangever (voor het moment van steken door verdachte) zijn veeleer erop gericht te voorkomen dat verdachte een mes in haar handen krijgt. Naast de verklaring van verdachte geeft de inhoud van het dossier geen aanwijzingen dat verdachte door aangever de betreffende avond op enig moment is geslagen.
Nu er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, was er ook geen noodzaak zich hiertegen te verdedigen. Het verweer wordt verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
subsidiair
poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, indien zij tot een bewezenverklaring komt, verdachte geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen, gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte en haar proceshouding.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van haar echtgenoot in hun woning door hem met een mes te steken in zijn bovenarm. Dit is een ernstige vorm van huiselijk geweld. De rechtbank ziet dat er tussen verdachte en haar echtgenoot eerder ruzies hebben plaatsgevonden die over en weer hebben geleid tot geweld. Dat neemt niet weg dat verdachte met haar handelen op ernstige wijze de lichamelijk integriteit en de gezondheid van haar echtgenoot heeft aangetast.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een rapport van Reclassering Nederland van 14 november 2022, opgemaakt door F. van der Groep, reclasseringswerker. Uit het rapport van de reclassering volgt dat de reclassering geen aanknopingspunten ziet voor interventies. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag. Geadviseerd wordt om verdachte bij een veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte geen contact meer heeft met aangever, anders dan via de formele kanalen in verband met hun scheiding, en dat zij dat ook niet wil.
Conclusie
Uit de jurisprudentie volgt dat voor feiten als deze gevangenisstraffen van soms ook aanzienlijke duur in beeld komen. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de omstandigheden van het geval echter aanleiding daarvan af te zien. Verdachte heeft haar leven op orde en een gevangenisstraf zou dat kunnen doorkruisen. De reclassering schat het recidiverisico laag in. Vanuit het oogpunt van speciale preventie is een gevangenisstraf dan ook niet opportuun. Daar komt bij dat er ook vanuit het oogpunt van vergelding geen aanleiding voor een gevangenisstraf is, nu aangever zowel per brief als in zijn slachtofferverklaring heeft verzocht om verdachte geen straf op te leggen.
Het belang van algemene preventie weegt voor de rechtbank niet zwaar genoeg om alsnog een gevangenisstraf op te leggen. Vanuit een oogpunt van normmarkering ziet de rechtbank wel aanleiding tot oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uren passend en geboden is. De door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 80 uren doet geen recht aan de ernst van het feit. Vanwege het lage recidiverisico ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijke (gevangenisstraf)straf.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de vordering van de officier van justitie.
Gelet op deze op te leggen straf zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen mes verbeurd te verklaren omdat het ten laste gelegde feit met behulp van dit voorwerp is begaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK Mes (goednummer PL0900-2022080759-G2965900), verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het subsidiair bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK Mes (goednummer: PL0900-2022080759-G2965900).
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en
M.C. Danel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 maart 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een dergelijk scherp (steek)voorwerp, met kracht heeft gestoken in de (boven)arm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 maart 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om haar echtgenoot [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een dergelijk scherp (steek)voorwerp, met kracht heeft gestoken in de (boven)arm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 maart 2022 te Hilversum haar echtgenoot [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een dergelijk scherp (steek)voorwerp, met kracht te steken in de (boven)arm.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 maart 2022, genummerd PL0900-2022080759, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 59. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 15.
3.Pagina 16.
4.Pagina 18.
5.Een verslag van GGD Gooi en Vechtstreek van 5 april 2022, inhoudende een letselrapport, opgemaakt door drs. J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, pagina 53.
6.Een verslag van GGD Gooi en Vechtstreek van 5 april 2022, inhoudende een letselrapport, opgemaakt door drs. J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, pagina 55.
7.Een verslag van GGD Gooi en Vechtstreek van 5 april 2022, inhoudende een letselrapport, opgemaakt door drs. J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, pagina 56.
8.Een verslag van GGD Gooi en Vechtstreek van 5 april 2022, inhoudende een letselrapport, opgemaakt door drs. J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, pagina 57.
9.Pagina 28.
10.Een verslag van het NFI van 5 oktober 2022, inhoudende een rapport letselinterpretatie, opgemaakt door B.F.L. Oude Grotebevelsborg, forensisch arts KNMG, los bijgevoegd.