ECLI:NL:RBMNE:2023:1299

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
10146239
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over aanneming van werk met opschorting en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen een aannemer en zijn opdrachtgevers. De opdrachtgevers, [gedaagde sub 2] c.s., hebben de aannemer, [eiser], ingeschakeld voor werkzaamheden aan hun woning in [plaats 1] en een winkel in [plaats 2]. De werkzaamheden zijn niet naar behoren uitgevoerd, wat heeft geleid tot onvrede bij de opdrachtgevers. Zij hebben een beroep gedaan op opschorting van hun betalingsverplichting, omdat zij van mening zijn dat de aannemer tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad tekortkomingen zijn in de uitvoering van de werkzaamheden, wat de opschorting van de betalingsverplichting rechtvaardigt. De vordering van de aannemer tot betaling van de openstaande facturen is daarom nog niet opeisbaar. Daarnaast hebben de opdrachtgevers in reconventie een schadevergoeding gevorderd voor de herstelkosten van de gebrekkige werkzaamheden. De kantonrechter heeft behoefte aan een deskundigenbericht om de gebreken en de kosten van herstel vast te stellen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling en het inwinnen van deskundigenadvies.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 22 maart 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10146239 / LC EXPL 22-2222 (HHt/37278) van
[eiser],
(mede) h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. D. Schut-Wolfs (van D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.),
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[gedaagde sub 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,gedaagde in conventie,eiseres in reconventie,vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ,2. [gedaagde sub 2] ,wonende te [woonplaats 2] ,gedaagde in conventie,eiser in reconventie,verschenen in persoon,3. [gedaagde sub 3] ,wonende te [woonplaats 2] ,gedaagde in conventie,eiseres in reconventie,verschenen in persoon,

hierna samen te noemen: [gedaagde sub 2] c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 oktober 2022 met producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 1 tot en met 24;
  • de brief van deze rechtbank van 5 januari 2022, waarin een mondelinge behandeling op 16 februari 2023 is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met productie 12;
  • de mondelinge behandeling op 16 februari 2023 en de zittingsaantekeningen die daarvan door de griffier zijn gemaakt.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat vandaag de uitspraak is.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] c.s. zijn eigenaren van de woning aan de [adres 1] in [plaats 1] (hierna: de woning in [plaats 1] ). Daarnaast zijn [gedaagde sub 2] c.s. eigenaren van een winkel
- [gedaagde sub 1] B.V. (voorheen [onderneming 1] )- in [plaats 2] (hierna: de winkel in [plaats 2] ).
2.2.
[eiser] en [gedaagde sub 2] c.s. zijn (mondeling) een overeenkomst van aanneming van werk aangegaan voor de woning in [plaats 1] en de winkel in [plaats 2] .
2.3.
De werkzaamheden in [plaats 1] hadden betrekking op de verbouwing van de schuur en het tuinverblijf tot een gastenverblijf met natte ruimte (voor de zoon van [gedaagde sub 2] c.s.) bij de woning van [gedaagde sub 2] c.s.. Deze werkzaamheden bestonden uit:
I. plaatsen en isoleren van de wanden, het plafond en de vloer;
II. plaatsen van dakbedekking op de schuur;
III. plaatsen van een nieuwe vloer en vloerverwarming;
IV. aanleggen van riolering,
V. plaatsen van een sanibroyeur;
VI. installeren en plaatsen boiler en meterkast;
VII. installeren, betegelen en plaatsen van een nieuwe badkamer
VIII. aan de binnen en- buitenkant afwerken van zowel de schuur als het gastenverblijf;
IX. aanleggen van licht en elektra; en
X. aan de binnenkant afwerken en schilderen van de muren en het plafond.
2.4.
De werkzaamheden in [plaats 2] hadden betrekking op de verbouwing van de winkel van [gedaagde sub 2] c.s., die op 1 mei 2022 open zou gaan. Deze werkzaamheden bestonden uit:
I. opschuren en oliën van de bestaande parketvloer;
II. monteren en afwerken van drie paskamers;
III. plaatsen en afwerken van nieuwe wanden in de keuken en in de voorraadruimte;
IV. het plaatsen van de keuken;
V. het laten komen van een loodgieter die de winkelruimte zou voorzien van stromend water;
VI. herstellen van de balie; en
VII. egaliseren van de andere vloer (anders dan de parketvloer).
2.5.
Op 22 februari 2022 is [eiser] aangevangen met de werkzaamheden in [plaats 1] . [eiser] heeft de werkzaamheden in [plaats 1] tijdelijk neergelegd om te starten met de werkzaamheden in [plaats 2] .
2.6.
Vanaf 4 april 2022 tot 1 mei 2022 heeft [eiser] werkzaamheden in de winkel van [gedaagde sub 2] c.s. in [plaats 2] verricht.
2.7.
[eiser] heeft aan [gedaagde sub 2] c.s. de volgende vijf facturen (één voor de werkzaamheden in [plaats 1] en vier voor de werkzaamheden in [plaats 2] ) gezonden:
  • factuur met nummer 2203011 d.d. 2 maart 2022 (vervaldatum 16 maart 2022) van € 510,00 (werkzaamheden aan raam in [plaats 1] )
  • factuur met nummer 2204022 d.d. 4 april 2022 (vervaldatum 18 april 2022) van € 2.295,00 (arbeid 54 manuren winkel)
  • factuur met nummer 2204023 d.d. 11 april 2022 (vervaldatum 25 april 2022) van € 2.040,00 (arbeid week 14 / 48 manuren winkel)
  • factuur met nummer 2204027 d.d. 24 april 2022 (vervaldatum 8 mei 2022) van € 2.621,96 (materiaalkosten winkel)
  • factuur met nummer 2205031 d.d. 16 mei 2022 (vervaldatum 30 mei 2022) van € 1.512,50 (werkzaamheden aan de balie winkel)
2.8.
In de periode van 4 april 2022 tot en met 30 mei 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. en [eiser] via WhatsApp verschillende malen contact over de planning en de verschillende uitgevoerde en nog uit te voeren werkzaamheden gehad.
2.9.
Vanaf 16 mei 2022 heeft [eiser] de werkzaamheden in [plaats 1] weer hervat en uitgevoerd. Bij de hervatting is gesproken over de voortgang, de kosten en de planning.
2.10.
Op 15 juni 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. en [eiser] via WhatsApp contact gehad over de betaling van facturen en dat er dubbele facturen zijn. Ook heeft van [gedaagde sub 2] c.s. zijn beklag gedaan over de scheve tegels in de badkamer in [plaats 1] .
2.11.
Op 17 juni 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. en [eiser] weer een gesprek over de planning en (de juistheid van in rekening gebrachte) kosten gehad, maar ook over het herstellen van ontstane schade tijdens de uitgevoerde werkzaamheden.
2.12.
[gedaagde sub 2] c.s. hebben in de weken daarna (vele) mankementen (gebreken) aan het gastenverblijf en de schuur geconstateerd. Op 30 juni 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. met [eiser] gesproken over de geconstateerde mankementen, de (eerder ontstane en gemelde) schade bij de uitvoering van de werkzaamheden en hoe dit opgelost zou gaan worden.
2.13.
De werkzaamheden in [plaats 1] heeft [eiser] op 4 juli 2022 afgerond.
2.14.
Op 4 juli 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde sub 2] c.s. de volgende twee facturen voor de werkzaamheden in [plaats 1] gezonden:
  • factuur met nummer 2207042 d.d. 4 juli 2022 (vervaldatum 18 juli 2022) van € 3.544,95 (materiaalkosten / oorspronkelijke factuur was € 8.544,95; [gedaagde sub 2] c.s. hebben € 5.000,00 hiervan betaald [plaats 1] )
  • factuur met nummer 2207042 d.d. 4 juli 2022 (vervaldatum 18 juli 2022) van € 6.200,00 (arbeid week 21 tot en met 25 / 206 manuren [plaats 1] )
2.15.
Op 5 juli 2022 heeft [eiser] een herinnering voor de betaling van de onder 2.7. vermelde facturen aan [gedaagde sub 2] c.s. gezonden. [eiser] verzocht [gedaagde sub 2] c.s. het totale bedrag van € 8.979,46 uiterlijk 8 juli 2022 te betalen.
2.16.
Bij e-mail van 6 juli 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. op de herinnering van 5 juli 2022 gereageerd en geschreven:

Beste heer [eiser] , geachte [eiser (voornaam)] ,
Op 30 juni hebben wij elkaar gezien, [..] , [gedaagde sub 3 (voornaam)] , [eiser (voornaam)] en [....] . Toen hebben wij afgesproken
dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] en ik een second opinion gaan vragen over de door jouw uitgevoerde werkzaamheden.
[..] en ik hebben onze zorgen uitgesproken over de door jou en [....] uitgevoerde werkzaamheden
bij ons thuis. Voor deze datum hebben wij ook een aantal keren samen met [gedaagde sub 2 (voornaam)] aangegeven
dat we de werkzaamheden niet goed vinden. Via de app en mondeling hebben wij het meerdere
malen gehad over het hout aan de buitenkant het dak, over de afwerking van de badkamer (tegels,
afvoer, WC niet in het midden, etc), over de wanden in de kamer, de stopcontacten, de scheuren in
de wanden, etc. etc
Jij hebt ons telkens er van verzekerd dat jouw wijze van werk goed was en dat alles juist is
uitgevoerd of wordt hersteld.
Op 30 juni heb jij tegen ons gezegd dat je de afwerking van de badkamer kan herstellen door
middel van overheen tegelen, bladeren van de dak halen om het dak te herstellen, elektriciteit
stekkers te repareren zodat ze goed zitten want die had je toen mee genomen, scheve douche te
herstellen zodat het in het midden hangt. [..] en ik vonden dit geen goede oplossing om nog een
laag tegels eroverheen te plakken, nog een laag tegels op de vloer en putje te verhogen. We
hebben toen gezamenlijk nog met [gedaagde sub 2 (voornaam)] gebeld en samen besloten om een second opinion bij
een onafhankelijke aannemer te vragen. Jij zou die dag de elektra nog in orde maken en dak
herstellen. Dat heb je beide niet gedaan.
Vandaag zijn twee aannemers onafhankelijk van elkaar bij ons geweest om de werkzaamheden te
beoordelen. Beide bedrijven schrokken van de situatie. Zowel buiten hout afwerking, dak afwerking,
badkamer tegelwerk, afvoer, als ook isolatie in het plafond, etc etc. Beide gaven ook aan dat de
ventilatie onvoldoende is en schimmel vorming zal ontstaan.
Wij schrikken hier enorm van en zijn zeer teleurgesteld.
We willen het volgende voorstellen:
De aannemers adviseren ons een bouw technische keuring te laten uitvoeren. Hierin zullen de
herstelwerkzaamheden naar voren komen en de kosten hiervan.
De kosten van de herstelwerkzaamheden zullen we van de openstaande facturen af trekken. Je
hebt schriftelijk laten weten dat we nog € 8.979,46 aan facturen moeten betalen. De
herstelwerkzaamheden zullen waarschijnlijk meer zijn dan de openstaande facturen. Mocht dit het
geval zijn zullen we deze kosten bij jou neerleggen. Je hebt ons beloofd om van alle facturen een
specificatie van uren en materialen te doen toe komen.
Zodra het bouw technische rapport klaar is zullen we contact met je opnemen om deze te
bespreken en de eindafrekening te doen.
Daarnaast heb je werkzaamheden bij [onderneming 1] uitgevoerd welke ook onvoldoende zijn
uitgevoerd.
Het herstel van de balie is ondeugdelijk. De verf laat los. We hadden afgesproken dat we de
houtenvloer zouden schuren en daarna zouden oliën zodat het een kleur zou worden. Ik heb de
vloer geschuurd en zag veel strepen. Je gaf aan dat dit zou verdwijnen met het oliën. Jij hebt de
vloer geolied of gelakt en de strepen zijn nog steeds in zijn geheel zichtbaar. Ik heb meerdere keren
heel nadrukkelijk gezegd dat alles in de winkel klaar moest zijn voor de opening op 1 mei. Op 1 mei
waren de paskamers, keuken, wateraansluiting, etc nog niet af gerond. Ik heb andermans hulp in
geschakeld om de winkel toch op een nette manier te kunnen openen. Er staan nog wel
ongebruikte materialen in de winkel die ik wel hebt betaald waaronder vele platen voor de deuren
van de paskamers en 25 zakken cement voor de vloer.
Je brief van 5 juli met de sommatie om tot betaling over te gaan van de openstaande facturen
zullen we dus tot na het bouw technisch rapport onbeantwoord laten.’
2.17.
Op 7 juli 2022 heeft [onderneming 2] namens [eiser] [gedaagde sub 2] c.s. gesommeerd tot betaling van de onder 2.7. genoemde vijf facturen voor de werkzaamheden in [plaats 1] en in [plaats 2] (inclusief rente en incassokosten) van in totaal € 9.937,99.
2.18.
Bij e-mail van 11 juli 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. gereageerd op de sommatie van 7 juli 2022 en geschreven:

(..)Middels deze e-mail bevestig ik de ontvangst van de sommatiebrief. Echter zal niet overgegaan worden tot betaling van eerder genoemde bedrag omdat de vordering wordt betwist. Zoals uw cliënt ook weet hebben wij aanzienlijke schade geleden ten gevolge van het niet correct uitvoeren van de werkzaamheden. Omdat de schade dusdanig is hebben wij afgelopen week contact opgenomen met twee afzonderlijke en onafhankelijke deskundigen die de schade hebben waargenomen. Beide deskundigen hebben afzonderlijk verklaard dat de verbouwing opnieuw zal moeten worden verricht om mankementen (denk aan lekkage en instortingsgevaar van het dak, de bali bladdert) in de toekomst te voorkomen.
Wij hebben daarom besloten om een bouwtechnische keuring te laten opstellen. Het bouwtechnisch rapport is naar verwachting eind deze week, begin volgende week afgerond.
Factuur 2205031 hoeven wij volgens [eiser (voornaam)] niet te betalen, deze heeft [eiser (voornaam)] gemaakt voor de verzekering.
Ik verzoek u daarom vriendelijk om uw werkzaamheden ten aanzien van het incasseren van de vermeende vordering stil te leggen en te wachten op verder bericht van onze zijde. Het zou zonde zijn als er onnodige kosten worden gemaakt die vervolgens op uw cliënt zullen worden verhaald. (..)
2.19.
Op 19 juli 2022 en 28 juli 2022 heeft [onderneming 2] [gedaagde sub 2] c.s. weer gesommeerd tot betaling van de onder 2.7. genoemde facturen inclusief rente en kosten.
2.20.
Bij e-mail van 8 augustus 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. gereageerd op de sommatie van 28 juli 2022 en de gevorderde vijf facturen ieder afzonderlijk betwist.
2.21.
Op 8 augustus 2022 heeft de inspectie door [onderneming 4] (hierna: [onderneming 4] ) plaatsgevonden. [onderneming 4] heeft zijn bevindingen vastgelegd in een rapport. In het rapport heeft [onderneming 4] onder de ‘Algemene beoordeling’ het volgende opgenomen:

Opdracht: Beoordeling verbouwing ½ steens schuur tot guesthouse.
Aangetroffen:
Plooi en blaasvorming nieuwe dakbedekking.
Niet afgewerkt pot dekselwerk (gevels).
Scheef en/of niet vlak (wand) tegelwerk aanwezig.
Niet aflopende getegelde douchehoek.
Lekkage en scheve douche kraan aanwezig.
Losse wastafelkraan.
Uit het midden geplaatste toiletpot
Geen gaasband wanden en/of plafonds.
Geen dampdichte folie in wanden en/of plafonds aangetroffen.
Verkeerde opbouw isolatie dak constructie.
Niet glad en/of afgewerkt stucwerk aanwezig.
Scheve en/of niet goed geplaatste stopcontacten aanwezig.
Verkeerde plaatsing groepenkast (niet afgedekt).
Losse en/of niet afgedekte bedrading boven het plafond aanwezig.
Plaatsing groepenkast voldoet niet aan NEN 2768
2005 norm (groepenkast ruimten).
Afwerking:
voorzetwanden, elektra, badkamer (tegelwerk), dakbedekking en gevelwerk geven in de afwerking
een rommelige indruk. De genoemde onderdelen zijn veelal niet goed volgens norm uitgevoerd.
Vervolgschade voor de achterliggende constructies is in deze huidige situatie zeer aannemelijk, indien de aangegeven bouw problemen niet op korte termijn worden hersteld.
Vocht, condens en/of schimmel hebben nu vrije toegang achter plafonds en/of wanden.
De losse bedrading boven de plafonds vormen een gevaar voor kortsluiting en/of brand gevaar!
Groepenkast dient in een gesloten ruimte geplaatst te worden (kast).
Nieuwe aangebrachte waterleidingen dienen volgens norm te worden gebeugeld.
Conclusie: Om de diversen onderdelen tot een goede afwerking te krijgen (volgens norm), is het raadzaam om de bovenstaande genoemde onderdelen overnieuw uit te voeren. Het geen lijdt tot sloopwerk van de genoemde onderdelen. Geschatte kosten zijn circa,€ 23.500,- ex btw.
2.22.
Bij brief van 18 augustus 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. [eiser] verzocht om de gemaakte herstelkosten voor de schade en/of de niet afgeronde werkzaamheden in de winkel in [plaats 2] van € 11.950,00 (exclusief BTW / € 14.459,50 (inclusief )) aan hen te betalen. Volgens [gedaagde sub 2] c.s. was [eiser] op de hoogte dat de winkel op 1 mei 2021 open zou gaan en dat de werkzaamheden dan af moesten zijn. [eiser] zou de werkzaamheden niet en/of zeer slecht uitgevoerd hebben waardoor zij schade hebben geleden en een derde hebben moeten inschakelen om het af te maken en/of te herstellen.
2.23.
Bij brief van 6 september 2022 heeft DAS namens [eiser] de aansprakelijkheid van de herstelkosten voor de schade en/of de niet afgeronde werkzaamheden in de winkel van de hand gewezen.
2.24.
[gedaagde sub 2] c.s. hebben in [plaats 1] inmiddels herstelwerkzaamheden door derden laten uitvoeren. De herstelwerkzaamheden hadden betrekking op:
  • het dak
  • de buitenmuur van de (gebouwde) schuur; waterafstotend materiaal is aangebracht en onder een houten rabatpaal is een betonnen sokkel geplaatst
  • de lekkage bij de douchekraan.
2.25.
Op 11 oktober 2022 heeft [eiser] [gedaagde sub 2] c.s. gedagvaard voor de onder 2.7. en 2.14. vermelde onbetaald gelaten facturen.
2.26.
[eiser] heeft bij zijn verzekeraar -Nationale Nederlanden- melding gemaakt van de claim van [gedaagde sub 2] c.s. Op 22 november 2022 heeft de heer [A] (hierna: [A] ) van [onderneming 3] B.V. inspecties in de woning in [plaats 1] en de winkel in [plaats 2] verricht. [A] heeft zijn bevindingen op 28 november 2022 in een biefrapport (hierna: rapport van [onderneming 3] ) vastgelegd. In het rapport van [onderneming 3] is het volgende opgenomen:

(..)
Schuur/gastenverblijf ( [adres 1] te [plaats 1] )
(..)Tijdens onze inspectie hebben diverse tekortkomingen aan het door verzekerde geleverde werk geconstateerd. Wij zijn echter van mening dat veel gebreken opgelost kunnen worden zonder dat deze direct gepaard hoeven te gaan met sloopwerk. De raming van [onderneming 4] hebben wij verder niet getoetst dan wel verder beoordeeld.
(..)
Winkelpand ( [adres 2] te [plaats 2] )
(..)
Onze bevindingen
Wij hebben voornoemde discussiepunten genoteerd en de vermeende gebreken/tekortkomingen vastgelegd met foto's. In de zin van CAR-polis hebben wij echter geen schade aan het eigen werk van verzekerde (Rubriek 1) dan wel aan bestaande eigendommen van de opdrachtgever (Rubriek III) waargenomen. In dit verband verwijzen wij naar ons overleg met u op 22 november 2022.(…)
2.27.
Bij e-mail van 6 december 2022 heeft DAS het rapport van [onderneming 3] gedeeld met [gedaagde sub 2] c.s. en geschreven:

(..)Hierbij bevestig ik u het telefoongesprek van zojuist. Ik belde u om aan te geven dat ik het briefrapport van [B] voorhanden heb en bereid ben dat met u te delen. Daaruit komt naar voren dat er geen sprake is van schade aan de bestaande eigendommen van uw cliënten, maar de discussie primair draait om de hoogte van de facturen en de kwaliteit van het al dan niet geleverde werk, waarbij alleen sprake is van tekortkomingen die kunnen worden opgelost.
Ik heb aangegeven dat cliënt bereid is tot het zoeken van een minnelijke oplossing, die deels ligt in een verlaging van zijn facturen (gemaakte uren) en deels in het aanbod om alsnog sommige punten te herstellen. Cliënt is daartoe nimmer eerder in de gelegenheid gesteld. Van de door uw cliënten eerder benoemde tekortkomingen zijn er echter een groot deel niet door cliënt zelf uitgevoerd en het aanbod tot herstel ziet daar uiteraard niet op(..)
2.28.
Bij e-mail van 7 december 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. hierop gereageerd en geschreven:

(..)Hartelijk dank voor het delen van het rapport van schade-expert, de heer [B] .
Wij hebben van mr. [gedaagde sub 2] vernomen dat de heer [eiser] bereid is in de minne te schikken. Wij zijn -zoals bekend bij de heer [eiser] - vanaf meet af aan bereid om met elkaar om tafel te gaan. Voor wat betreft de communicatie omtrent de eventuele minnelijke schikking, neem ik de communicatie tot nader order van mr. [gedaagde sub 2] over. Ter toelichting geldt het volgende.
We hebben meermaals aan de heer [eiser] gevraagd om een uren declaratie, deze heeft de heer [eiser] tot op heden nog niet weten te overhandigen. Verlaging van zijn facturen (gemaakte uren) is daarom een vage aanduiding. We hebben in voorgaande briefwisseling duidelijk -met bewijzen- aangetoond, dat de heer [eiser] de uren die hij heeft gedeclareerd niet heeft kunnen maken. We kunnen dus pas tot een oplossing komen als de heer [eiser] een urendeclaratie met gewerkte uren per dag en datum overhandigt. Daarnaast hebben wij voor wat betreft de kwaliteit van de werkzaamheden in [plaats 1] een onafhankelijk bureau ingeschakeld -te weten [onderneming 4] . [onderneming 4] concludeerde in het bouwtechnisch rapport (zie de bijlage bij de brief van mr [gedaagde sub 2] ) dat sprake is van schade ter hoogte van € 28.435,- (incl. btw). Schade-expert de heer [B] gaf tijdens de bespreking op 22 november 2022 aan dat hij het "roerig eens is met" de geleden schade ten gevolge van de werkzaamheden van de heer [eiser] . Ter illustratie: wij hebben inmiddels dan ook noodzakelijkerwijs een aantal werkzaamheden ter hoogte van € 4,000,— (incl. btw) moeten uitvoeren (instortingsgevaar van het dak en rotting houten-palen en aan de buitenzijwandschuur. Het lijkt ons daarom zinvol dat schade-expert [B] tevens een bouwtechnisch rapport opmaakt. De heer [B] heeft tijdens onze bespreking op 22 november reeds aangegeven hiertoe bereid te zijn echter geen opdracht te heeft gekregen vanuit zijn opdrachtgever. De heer [B] heeft eveneens aangegeven dat hij bereid is een ureninschatting te maken voor de door de heer [eiser] uitgevoerde werkzaamheden voor het project in [plaats 1] . Op deze wijze kunnen wij de uren van de heer [eiser] daarmee vergelijken.
De heer [B] is eveneens bij het bedrijfspand in [plaats 2] geweest en heeft geconstateerd dat er schade is ontstaan door de werkzaamheden die de heer [eiser] heeft verricht. Ten aanzien van de werkzaamheden in [plaats 2] geldt hetzelfde als voor het project in [plaats 1] . Het is wat ons betreft van belang dat er een bouwtechnisch rapport en een ureninschatting gemaakt wordt door de heer [B] .
Tot slot wat betreft het uitvoeren van herstelwerkzaamheden, eventueel door de heer [eiser] . De heer [eiser] heeft meermaals de gelegenheid gehad om de door ons geleden schade te herstellen. Hiertoe is hij simpelweg niet overgegaan. Het is niet juist dat de heer [eiser] geen mogelijkheid heeft gehad tot herstel. Daarvoor verwijs ik u naar de bijlagen van de brief van mr. [gedaagde sub 2] . Voor de volledigheid voeg ik de brief waarin de heer [eiser] in de gelegenheid is gesteld te herstellen, toe. Daarbij komt dat wij na het lezen van het bouwtechnisch rapport geen vertrouwen meer hebben in de kunde van de heer [eiser] . Wij zijn daarom inmiddels enkel bereid de heer [eiser] de schade (uiteraard kosteloos) te laten herstellen indien er een andere partij bij betrokken is die de werkzaamheden van de heer [eiser] kan beoordelen.
Kortom, ik stel voor dat de heer [B] een bouwtechnisch rapport opmaakt die naast het bouwtechnisch rapport van [onderneming 4] kan worden gelegd. De herstelwerkzaamheden die daaruit voortvloeien kunnen vervolgens nader worden besproken. Daarbij is het voor ons voor het slagen van een onderhandeling essentieel dat de heer [eiser] zijn urendeclaratie van februari t/m juli 2022 overlegt. Hier is immers al meermaals om verzocht.
Mocht de heer [eiser] de onderhandelingen onder bovengenoemde voorwaarden niet voort willen zetten, vernemen wij dat graag voor 9 december 2022. Mochten wij geen of te laat bericht ontvangen zal de procedure voortgezet worden.(..)

3.Het geschil

In conventie

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 2] c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan hem tegen behoorlijke bewijs van kwijting te betalen:
een bedrag van € 18.724,41 aan hoofdsom;
vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 7 juli 2022, althans vanaf 20 september 2022, althans de datum vanaf de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening,
vermeerderd met een bedrag van € 997,00 aan gemaakte incassokosten, alsmede een bedrag van € 1.054,00 aan overige buitengerechtelijke kosten, alsmede de beslagkosten;
onder veroordeling van [gedaagde sub 2] c.s. in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [eiser] , te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en -voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 2] c.s. tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun betalingsverplichting uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst. [eiser] heeft verschillende werkzaamheden in de woning in [plaats 1] en in de winkel in [plaats 2] van [gedaagde sub 2] c.s. verricht. [gedaagde sub 2] c.s. hebben de eerder toegezonden facturen betaald, maar laten nu na zeven facturen van in totaal € 18.724,41 te betalen. Ondanks de toegezonden facturen en aanmaningen zijn [gedaagde sub 2] c.s. niet overgegaan tot betaling. [eiser] was hierdoor genoodzaakt zijn vordering uit handen te geven en [gedaagde sub 2] c.s. (uiteindelijk) te dagvaarden. [eiser] vordert, naast de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, dat [gedaagde sub 2] c.s. veroordeeld worden in de proces- en nakosten.
3.3.
[gedaagde sub 2] c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
In reconventie
3.4.
[gedaagde sub 2] c.s. vorderen veroordeling van [eiser] om aan hen te voldoen het bedrag van € 43.802,00. De vordering bestaat uit € 28.435,00 aan herstelkosten voor de schuur en het gastenverblijf in [plaats 1] , € 907,50 aan kosten bouwkundige opname en rapport [onderneming 4] voor de schade in [plaats 1] en € 14.459,50 aan herstelkosten voor de winkel in [plaats 2] .
3.5.
[gedaagde sub 2] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat [eiser] de werkzaamheden in [plaats 1] en in [plaats 2] niet goed heeft uitgevoerd, waardoor zij schade hebben geleden. Zij hebben [eiser] meerdere malen de kans gegeven om over te gaan tot herstel. [eiser] is echter niet overgegaan tot herstel. Daarom is [eiser] in verzuim komen te verkeren en zijn zij op grond van artikel 6:87 BW en/of artikel 6:74 BW gerechtigd (vervangende) schadevergoeding te vorderen.
3.6.
[eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [gedaagde sub 2] c.s. in de proceskosten.

4.4. De beoordeling

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie worden conventie en reconventie tegelijk besproken.
Opschorting
4.2.
Vaststaat dat tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk is gesloten. Verder staat vast dat [eiser] werkzaamheden in [plaats 1] en [plaats 2] voor [gedaagde sub 2] c.s. heeft verricht. Deze werkzaamheden hebben op basis van regie plaatsgevonden. In conventie heeft [eiser] betaling van zeven facturen gevorderd voor de verrichte werkzaamheden in [plaats 1] en [plaats 2] . [gedaagde sub 2] c.s. stellen dat zij de facturen niet hoeven te betalen, omdat de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd en dat de facturen niet juist zijn. De kantonrechter begrijpt dit verweer aldus dat [gedaagde sub 2] c.s. een beroep op opschorting van hun betalingsverplichting doen. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.3.
Volgens artikel 6:262 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is, indien een der partijen haar verbintenis niet nakomt, de wederpartij bevoegd de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten. Uit lid 2 volgt dat in geval van gedeeltelijk of niet behoorlijke nakoming, opschorting slechts is toegelaten voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt.
4.4.
Onweersproken hebben [gedaagde sub 2] c.s. gesteld dat er op 30 juni 2022 een bespreking tussen partijen over de uitgevoerde werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek hebben [gedaagde sub 2] c.s. hun ongenoegen geuit over de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden in [plaats 1] en [plaats 2] . Bij e-mailbericht van 6 juli 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. hetgeen zij met [eiser] hebben besproken aan [eiser] bevestigd. [eiser] was er dus mee bekend dat [gedaagde sub 2] c.s. niet tevreden waren over de door hem uitgevoerde werkzaamheden in [plaats 1] en [plaats 2] . Onweersproken door [eiser] is dat ten aanzien van het uitgevoerde werk in [plaats 1] [gedaagde sub 2] c.s. een second opinion zou aanvragen. Uit het rapport van [onderneming 4] volgt dat er tekortkomingen (gebreken) zijn aan de uitgevoerde werkzaamheden in [plaats 1] , waaronder scheef en/of niet vlak (wand) tegelwerk, verkeerde opbouw isolatie dakconstructie en verkeerde plaatsing groepenkast. [onderneming 4] heeft de herstelkosten geschat op € 23.500,00 ex BTW. Dat er tekortkomingen aan de uitgevoerde werkzaamheden in [plaats 1] zijn, wordt ook bevestigd in het rapport van [onderneming 3] -de door [eiser] ingeschakelde verzekeringsdeskundige, die melding maakt van:

Tijdens onze inspectie hebben diverse tekortkomingen aan het door verzekerde geleverde werk geconstateerd’.
[eiser] heeft inhoudelijk de beide rapporten onvoldoende weersproken. [eiser] heeft enkel gesteld dat hij niet foutloos is en dat er geen sprake is van instortingsgevaar en/of rotting van de douglaspalen. Dat is onvoldoende. De kantonrechter is, gelet op het voorgaande van oordeel, dat vooralsnog aannemelijk is dat [eiser] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen. Gelet op bovenstaande bevindingen waren [gedaagde sub 2] c.s. op grond van artikel 6:262 lid 1 BW bevoegd om de daartegenover staande verplichting tot betaling van de facturen (2203011 d.d. 2-3-2022 van € 510,00, 2206042 d.d. 4-7-2022 van € 6.200,00 en 2206041 d.d. 4-7-2022 van € 3.544,95), die dus zien op de werkzaamheden in [plaats 1] op te schorten, terwijl daarnaast ook de hoogte van die facturen werden betwist, waarover hieronder meer.
4.5.
Betaling van de facturen verband houdend met de winkel in [plaats 2] hebben [gedaagde sub 2] c.s. ook opgeschort. [gedaagde sub 2] hebben zich op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden voor de winkel in [plaats 2] eveneens ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat [eiser] toerekenbaar is tekort geschoten in zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst. Vooralsnog heeft [gedaagde sub 2] c.s. dat standpunt onvoldoende onderbouwd. Een rapport waaruit dat volgt ontbreekt. Een beroep op opschorting op grond van artikel 6:262 lid 1 BW slaagt derhalve niet. Echter het beroep op opschorting op grond van artikel 6:52 BW slaagt wel. Daarvoor is vereist dat opschorting van de betalingsverplichting (van de facturen van de winkel in [plaats 2] ) wel mogelijk is indien tussen de vordering en de verbintenis voldoende samenhang bestaat om deze opschorting te rechtvaardigen. In het onderhavige geval is sprake van voldoende samenhang tussen de over en weer bestaande verbintenissen als ter zake van de werkzaamheden in de winkel in [plaats 2] en ter zake van de overige werkzaamheden in [plaats 1] , die [eiser] in opdracht van [gedaagde sub 2] c.s. heeft uitgevoerd, ook al zijn er afzonderlijke overeenkomsten tot stand gekomen. In dat geval volgt de samenhang in voldoende mate uit het gegeven dat partijen met elkaar vrijwel gelijktijdig zaken hebben gedaan ten aanzien van [plaats 1] en [plaats 2] . Aldus mochten [gedaagde sub 2] c.s. ook de betaling van de facturen voor de winkel in [plaats 2] opschorten in relatie tot het standpunt dat de werkzaamheden in [plaats 1] niet goed zijn uitgevoerd.
4.6.
Voor zover [eiser] heeft willen betogen dat [gedaagde sub 2] c.s. hun betalingsverplichting niet hadden mogen opschorten, omdat hij niet in verzuim verkeerde wegens schuldeisersverzuim van [gedaagde sub 2] c.s. door het niet betalen van de zeven facturen, slaagt dit verweer niet. [eiser] heeft miskend dat verzuim niet vereist is voor een geslaagd beroep op opschorting.
4.7.
Dit betekent dat, nu niet gesteld of is gebleken dat dit niet behoorlijk nakomen de opschorting van de verplichting tot betaling van de facturen niet rechtvaardigt, [gedaagde sub 2] c.s. vooralsnog terecht zich op hun opschortingsrecht hebben beroepen. Het gevolg is dat de verplichting van [gedaagde sub 2] c.s. tot betaling van de facturen nog niet opeisbaar is. Opschorting leidt echter niet tot bevrijding van de eigen opgeschorte verplichting. Het tast dus slechts de opeisbaarheid ervan aan en resulteert in een uitstel voor de nakoming. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde sub 2] c.s. aldus dat zij zich ook beroepen op verrekening met hun vordering (in reconventie € 29.342,50 voor wat betreft [plaats 1] en € 14.459,50 voor wat betreft Winkel) ) voor zover de juistheid van de facturen van [eiser] in rechte komt vast te staan.
De facturen
4.8.
De kantonrechter overweegt ten overvloede nog het volgende. Zoals hiervoor is overwogen zijn de door [eiser] in deze procedure gevorderde zeven facturen op dit moment nog niet opeisbaar. Dat de facturen nog niet opeisbaar zijn betekent enkel dat [gedaagde sub 2] c.s. die facturen op dit moment nog niet aan [eiser] hoeven te betalen, maar [gedaagde sub 2] c.s. moeten in beginsel die facturen -voor zover die juist zijn- op een later moment nog wel aan [eiser] betalen.
4.9.
Partijen twisten over de juistheid van de facturen. [eiser] heeft in deze procedure betaling van zeven facturen gevorderd. Drie facturen zien op materiaalkosten. [gedaagde sub 2] c.s. stellen dat de materialen zonder winstopslag in rekening gebracht zouden worden. Door [eiser] is niet gesteld noch aannemelijk gemaakt dat het binnen de branche gebruikelijk is een opslagpercentage in rekening te brengen. Ter zitting heeft [eiser] erkend dat er geen afspraak over winstopslag is gemaakt, zodat [gedaagde sub 2] c.s. alleen de materiaalkosten zonder winstopslag aan [eiser] zijn verschuldigd. Voor zover [eiser] in de facturen voor de materiaalkosten wél een winstopslag in rekening heeft gebracht, hoeven [gedaagde sub 2] c.s. dus die winstopslag niet te betalen en zullen [gedaagde sub 2] c.s. de in rekening gebrachte facturen niet volledig hoeven te betalen. Dit betekent voor de drie gevorderde facturen het volgende:
• Factuur 2206042 (restant van het oorspronkelijke factuurbedrag € 8.544,95) ( [plaats 1] ) van € 3.544,95:
[gedaagde sub 2] c.s. hebben onder ‘ii factuur met nummer 2206042 ( [plaats 1] )’ gemotiveerd de juistheid van de in rekening gebrachte materiaalkosten betwist. [gedaagde sub 2] c.s. hebben aan de hand van de inkoopfacturen, die zij van [eiser] hebben ontvangen, de in rekening gebrachte materiaalkosten in kaart gebracht. De factuur ziet op een totaalbedrag van € 8.544,99 (moet zijn € 8.501,05 vanwege een optelfout), zodat € 43,94 teveel in rekening is gebracht. [gedaagde sub 2] c.s. hebben € 5.000,00 contant voldaan. [eiser] vordert thans betaling van het restant van € 3.544,95. De door [eiser] verstrekte inkoopbonnen van de materiaalkosten bedraagt een bedrag van € 4.688,37, terwijl [eiser] een bedrag van € 6.782,90 (meer dan 30% van de werkelijke kosten) in rekening heeft gebracht. Daaruit volgt dat [eiser] een bedrag van € 2.094,53 teveel in rekening heeft gebracht.
In de lijst is verder opgenomen een bedrag van € 400,00 loodgieterswerk [plaats 2] . [gedaagde sub 2] c.s. betwisten de verschuldigdheid daarvan. Die loodgieterskosten zagen volgens [eiser] op de allereerste keer dat de loodgieter in april 2022 kwam voor werkzaamheden in [plaats 2] . Die kosten zien dus niet, zoals [gedaagde sub 2] c.s. hebben gesteld, op het bezoek van de loodgieter op 4 juli 2022 in [plaats 1] . [gedaagde sub 2] c.s. hebben dit vervolgens niet meer weersproken. Uit de door [eiser] in het geding gebrachte factuur van 4 april 2022 (productie 12 bij conclusie van antwoord in reconventie) blijkt dat de kosten voor de loodgieter € 339,16 bedroegen. [eiser] kan dan, gelet op het feit dat geen winstopslag in rekening gebracht kan worden, slechts aanspraak maken op die € 339,16 voor de kosten van de loodgieter en niet de aanvankelijk in rekening gebrachte kosten van € 400,00. Het voorgaande heeft tot gevolg dat [gedaagde sub 2] c.s. voor deze factuur nog een bedrag van € 1.701,74 (= € 8.501,05 - € 5.000,00 - € 2.094,53 - € 43,94 + € 339,16) aan [eiser] verschuldigd zijn.
• Factuur van 2204027 ( [plaats 2] ) van € 2.621,96: [gedaagde sub 2] c.s. hebben ter zitting erkend dat zij de materialen hebben ontvangen, maar zij weten niet of de in rekening gebrachte materiaalkosten juist zijn. [gedaagde sub 2] c.s. hebben erkend dat zij de materiaalkosten verschuldigd zijn, maar betwisten de hoogte daarvan. Ondanks dat [gedaagde sub 2] c.s. aan [eiser] hebben verzocht om de inkoopbonnen van de materialen te verstrekken, heeft [eiser] dat niet gedaan. Nu de inkoopbonnen niet verstrekt zijn door [eiser] , is onduidelijk of de in rekening gebrachte materiaalkosten juist zijn, te weten materiaalkosten zonder winstopslag. [eiser] dient alsnog deze bonnen aan [gedaagde sub 2] c.s. te verstrekken, zodat [gedaagde sub 2] c.s. kunnen controleren of de in rekening gebrachte materiaalkosten juist zijn. Voor zover na controle het factuurbedrag juist is of lager is, zijn [gedaagde sub 2] c.s. de materiaalkosten tot dat bedrag wel aan [eiser] verschuldigd. Voor zover [eiser] niet in staat is deze bonnen aan [gedaagde sub 2] c.s. te verstrekken zal de kantonrechter het verschuldigde bedrag begroten. Nu [eiser] eerder materiaalkosten in rekening heeft gebracht, zoals hierboven is overwogen, met een kennelijke opslagpercentage van 30% gaat de kantonrechter ervan uit dat dat ook hier het geval zal zijn geweest. Het verschuldigde bedrag zal dan worden begroot op € 1.835,37 (€ 2.621,96 – 786,58 (30%))
• Factuur 2203011 ( [plaats 1] ) van € 510,00: Deze kosten betreffen de werkzaamheden aan een raam in [plaats 1] . [gedaagde sub 2] c.s. stellen dat zij deze kosten al contant aan [eiser] hebben betaald en verwijzen daarvoor naar productie 18 bij de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie. Echter uit productie 18 volgt niet dat het bedrag van € 510,00 aan [eiser] is betaald, althans in de productie staat niet het bedrag van € 510,00 genoemd noch dat dat bedrag betaald zou zijn. [gedaagde sub 2] c.s. zijn dit bedrag dan nog wel aan [eiser] verschuldigd.
4.10.
De overige vier facturen zien op de in rekening gebrachte arbeidsuren. [gedaagde sub 2] c.s. hebben het aantal in rekening gebrachte arbeidsuren gemotiveerd betwist. [gedaagde sub 2] c.s. hebben daartoe gesteld dat [eiser] die uren niet gewerkt kunnen hebben, omdat hij meerdere keren in het ziekenhuis heeft gelegen. Ook hebben [gedaagde sub 2] c.s. [eiser] meerdere malen verzocht om een specificatie van de uren. Als een opdrachtgever gemotiveerd betwist dat de door de aannemer in rekening gebrachte prijs redelijk is, moet de aannemer aannemelijk maken dat de prijs wél redelijk is. Als regel zal daartoe voldoende zijn dat hij (de aannemer) het daadwerkelijk gemaakte aantal uren aannemelijk maakt, aantoont dat de berekende uurprijs hetzij afgesproken, hetzij gebruikelijk is. Slaagt de aannemer daarin, doch de opdrachtgever betwist dat het aantal uren, ook al zijn deze daadwerkelijk gemaakt, in redelijkheid aan dit werk besteed hadden kunnen worden gelet op de aard en omvang daarvan, dan zal als regel van die opdrachtgever verlangd kunnen worden dat hij aannemelijk maakt dat het werk niet rechtvaardigde dat zoveel uren daaraan werden besteedt. Vooralsnog is de aannemer er niet in geslaagd de omvang van de gewerkte uren aannemelijk te maken. Ondanks herhaalde verzoeken van de zijde van [gedaagde sub 2] c.s. heeft [eiser] zijn gewerkte uren niet gespecificeerd, niet naar het aantal uren noch naar het in die uren gedane werkzaamheden. De kantonrechter is van oordeel dat nu er onduidelijkheid is over het aantal gewerkte uren en [eiser] zich op het standpunt heeft gesteld dat de in rekening gebrachte uren wel juist zijn, van [eiser] verlangd kan worden dat hij per factuur urenspecificaties van de door hem verrichte arbeid en voor de werkzaamheden in [plaats 1] en [plaats 2] in het geding brengt. [eiser] zal daartoe bij akte in de gelegenheid worden gesteld, waarna [gedaagde sub 2] c.s. daarop mogen reageren.
De herstelkosten
4.11.
[gedaagde sub 2] c.s. hebben in reconventie betaling van herstelkosten (vervangende schadevergoeding) van in totaal € 43.802,00, € 28.435,00 aan herstelkosten voor de schuur en het gastenverblijf in [plaats 1] , € 907,50 aan kosten bouwkundige opname en rapport [onderneming 4] voor de schade in [plaats 1] en € 14.459,50 aan herstelkosten voor de winkel in [plaats 2] , gevorderd voor de door hen gestelde gebreken, zoals nader omschreven in de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie.
De werkzaamheden in [plaats 1]
4.12.
De bevoegdheid tot omzetting in een vordering tot vervangende schadevergoeding ontstaat pas, indien nakoming niet tijdelijk of blijvend onmogelijk is, nadat een schriftelijke ingebrekestelling aan de aannemer is gezonden, waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, en nakoming binnen deze termijn is uitgebleven (artikel 6:265 lid 2 jo. art. 6:82 BW). [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat van verzuim geen sprake is, omdat een ingebrekestelling ontbreekt, zodat de ingeroepen omzetting tot schadevergoeding geen rechtsgevolg heeft. Dit verweer faalt.
4.13.
In sommige gevallen kan een ingebrekestelling achterwege blijven als bijvoorbeeld de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten (artikel 6:83 lid 3 BW). Ook kunnen zich omstandigheden voordoen op grond waarvan het beroep van de schuldenaar op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
4.14.
Uit de tussen partijen gevoerde WhatsApp berichten valt af te leiden dat [gedaagde sub 2] c.s. [eiser] meermaals hebben aangegeven niet tevreden te zijn over de uitgevoerde werkzaamheden voor wat betreft [plaats 1] . Op 30 juni 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. met [eiser] gesproken over de geconstateerde mankementen, de (eerder ontstane en gemelde) schade bij de uitvoering van de werkzaamheden en hoe dit opgelost zou gaan worden. [gedaagde sub 2] c.s. hebben die bespreking bevestigd in hun e-mail van 6 juli 2022. In die e-mail is gerefereerd aan een tussen partijen gemaakte afspraak voor het inwinnen van een second opinion ten aanzien van [plaats 1] en aan een toezegging van [eiser] om nog herstelwerkzaamheden uit te voeren, onder meer aan het electra en het dak in [plaats 1] . Die werkzaamheden zijn echter door [eiser] niet uitgevoerd. Door [gedaagde sub 2] c.s. is toen voorgesteld een bouwtechnisch rapport te laten opmaken. Van de zijde van [eiser] is een concreet voorstel om te komen tot een oplossing uitgebleven en uitsluitend aanspraak gemaakt op betaling van de facturen. [gedaagde sub 2] c.s. mochten daaruit af leiden dat [eiser] niet bereid was herstelwerkzaamheden uit te voeren, alvorens zijn facturen zouden zijn betaald. Uiteindelijk heeft op 8 augustus 2022 de inspectie door [onderneming 4] plaatsgevonden. De bevindingen van [onderneming 4] zijn met [eiser] gedeeld. [onderneming 4] heeft een flink aantal tekortkomingen geconstateerd en herstel van de schade begroot op
€ 23.500,00 zonder dat daar van de zijde van [eiser] enige actie op is gevoerd. [eiser] heeft vervolgens bij zijn verzekeraar -Nationale Nederlanden- melding gemaakt van de claim van [gedaagde sub 2] c.s. Op 22 november 2022 heeft de heer [A] (hierna: [A] ) van [onderneming 3] B.V. inspecties in de schuur/gastenverblijf in [plaats 1] en de winkel in [plaats 2] verricht. [A] heeft zijn bevindingen op 28 november 2022 in een briefrapport (hierna: rapport van [onderneming 3] ) vastgelegd. [A] heeft tijdens zijn inspectie diverse tekortkomingen aan het door [eiser] geleverde werk in [plaats 1] geconstateerd. Ook dat heeft niet geleid tot een concreet aanbod van de zijde van [eiser] om over te gaan tot herstel. De daarop gevolgde correspondentie tussen partijen van december 2022 heeft evenmin tot een concrete oplossing geleid.
4.15.
Omdat art. 6:83 BW geen limitatieve opsomming behelst van de gevallen waarin verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, maar ook de redelijkheid en billijkheid hierbij een rol kunnen spelen, kunnen de omstandigheden van het geval met zich brengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt indien de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om binnen een redelijke termijn toe te zeggen dat hij binnen een gestelde, eveneens redelijke, termijn zal nakomen, of om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij door de schuldeiser omschreven gebreken in de uitvoering van de overeenkomst al dan niet zal herstellen. Daarbij is onder meer van belang hoe concreet de schuldeiser de te herstellen gebreken heeft aangeduid en hoe specifiek hij heeft aangedrongen op een mededeling van de schuldenaar. De kantonrechter acht het rapport van [onderneming 4] in die zin concreet genoeg. De kantonrechter neemt in aanmerking dat [eiser] ter zitting heeft verklaard de werkzaamheden (grotendeels) deugdelijk te hebben uitgevoerd, waarbij kennelijk nog eens is benadrukt dat [eiser] niet wezenlijk is tekort geschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Daaruit mag worden afgeleid dat [eiser] bij een juiste ingebrekestelling hetzelfde standpunt zou hebben ingenomen. Onder de gegeven omstandigheden kan [eiser] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid zich achteraf niet erop beroepen dat [gedaagde sub 2] c.s. hem niet voorafgaand aan de omzetting tot vervangende schadevergoeding op de juiste wijze in gebreke heeft gesteld.
De werkzaamheden in [plaats 2]
4.16.
Ook hier doet zich de vraag voor of [eiser] in verzuim is geraakt. [gedaagde sub 2] c.s. hebben aangevoerd dat de winkel in [plaats 2] op 1 mei 2022 open zou gaan. De werkzaamheden moesten dan ook vóór 1 mei 2022 afgerond zijn, zodat de winkel tijdig open kon gaan. Volgens [gedaagde sub 2] c.s. geldt die datum als een fatale termijn waarbinnen de werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. [eiser] was hiervan op de hoogte. De werkzaamheden waren echter niet en/of niet goed uitgevoerd door [eiser] . [gedaagde sub 2] c.s. hebben [eiser] daartoe meerdere malen de gelegenheid geboden om die werkzaamheden vóór en na 1 mei 2022 af te ronden en/of te herstellen. [eiser] heeft echter geen actie ondernomen om dat te realiseren. [eiser] is daardoor in verzuim komen te verkeren aldus [gedaagde sub 2] c.s.
4.17.
[eiser] betwist dat hij in verzuim is geraakt ten aanzien van de werkzaamheden in [plaats 2] . Dit verweer slaagt.
4.18.
Vast is komen te staan dat een ingebrekestelling ontbreekt. Een en ander kan niet worden afgeleid uit de summiere Whatsapp correspondentie. Eerst bij e-mail van 6 juli 2022 delen [gedaagde sub 2] c.s. aan [eiser] mede dat de werkzaamheden ten aanzien van de houten vloer, niet deugdelijk is uitgevoerd en dat de werkzaamheden aan de paskamers, de keuken en de wateraansluiting etc. nog niet zijn uitgevoerd onder de mededeling dat derden zijn ingeschakeld om de winkel toch op een nette manier te kunnen openen. Bij brief van 18 augustus 2022 hebben [gedaagde sub 2] c.s. aan [eiser] te kennen gegeven dat de werkzaamheden niet voor 1 mei 2022 zijn afgerond dan wel ondeugdelijk zouden zijn uitgevoerd, waaronder de parketvloer (niet deugdelijk; kosten derden € 5.400,00 ex BTW), de betonvloer egaliseren (niet deugdelijk, kosten derden € 2.250,00 ex BTW), de balie repareren (niet deugdelijk kosten herstel € 1.250,00 ex BTW), de loodgieter (niet tijdig kosten € 650,00 ex BTW) en diverse overige werkzaamheden (niet tijdig kosten derden € 2.400,00 ex BTW). [gedaagde sub 2] c.s. vorderen thans betaling van een bedrag van € 11.950 ex BTW. Onduidelijk is gebleven of en wanneer de bovengenoemde werkzaamheden door derden zijn uitgevoerd afgezien nog van het feit dat de geclaimde schadeposten door [gedaagde sub 2] c.s. overigens op geen enkele wijze met stukken zijn onderbouwd.
4.19.
Een fatale termijn, waarop [gedaagde sub 2] c.s. een beroep doen, moet tussen partijen zijn overeengekomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid voortvloeien uit de aard van de overeenkomst in verband met de omstandigheden van het geval. Mede in verband met de hanteerbaarheid in de praktijk van het wettelijk stelsel kan een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn of kan worden aangenomen dat op grond van redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven en de schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. Nergens uit blijkt dat tussen partijen is overeengekomen dat de werkzaamheden vóór 1 mei 2022 moesten worden uitgevoerd. Dat [eiser] op de hoogte was van de openingsdatum is echter onvoldoende om een fatale termijn aan te nemen. Nu een ingebrekestelling ontbreekt en onvoldoende door [gedaagde sub 2] c.s. is onderbouwd dat een ingebrekestelling desondanks achterwege kon blijven, dient de vordering van [gedaagde sub 2] c.s. op dit onderdeel te worden afgewezen.
Tussenconclusie
4.20.
Ten aanzien van de factuur 2206042 zijn [gedaagde sub 2] c.s. in beginsel een bedrag verschuldigd van € 1.701,74. Ten aanzien van de factuur van 2204027 zijn [gedaagde sub 2] c.s. in beginsel een bedrag verschuldigd van € 1.835,37. Ten aanzien van de factuur 2203011 zijn [gedaagde sub 2] in beginsel een bedrag verschuldigd van € 510,00 (rechtsoverweging 4.9.). Ten aanzien van de overige facturen die zien op de arbeidsuren dient [eiser] urenspecificaties te verstrekken om de omvang van de in rekening gebrachte uren te toetsen (rechtsoverweging 4.10.). [eiser] zal bij akte daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
4.21.
Verder kan worden vastgesteld dat [eiser] uitsluitend in verzuim is geraakt ten aanzien van de werkzaamheden in [plaats 1] , en dus niet die van in [plaats 2] . Ook is op voorhand voldoende aannemelijk dat [eiser] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst ( [plaats 1] ). Dit volgt immers uit de gevoerde correspondentie en de rapporten van [onderneming 4] en [onderneming 3] . [eiser] is in beginsel dan ook gehouden om de schade, die [gedaagde sub 2] c.s. hebben geleden vanwege die tekortkomingen (gebreken), te vergoeden. Echter de mate tot waarin de vergoedingsverplichting strekt is nog diffuus.
Voornemen deskundigenbericht
4.22.
[gedaagde sub 2] c.s. hebben herstelkosten (schadevergoeding) van € 28.435,00 inclusief BTW gevorderd, naast de kosten van het rapport [onderneming 4] van € 907,50. Gelet op het rapport van [onderneming 3] , kan niet zonder meer gezegd worden dat de schade van [gedaagde sub 2] c.s. voor de (niet goed uitgevoerde) werkzaamheden in [plaats 1] € 28.435,00 bedraagt. De kantonrechter heeft op deze punten behoefte aan voorlichting door een deskundige.
Verder is onduidelijkheid ontstaan over de arbeidsomvang van de door [eiser] in rekening gebrachte uren.
4.23.
Voordat de kantonrechter overgaat tot het inwinnen van een deskundigenbericht, zal zij partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De kantonrechter zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.24.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van bouwkunde en dat de volgende vragen moeten worden voorgelegd:
Werkzaamheden in [plaats 1] :
1. Vertoont het door [eiser] uitgevoerde werk gebreken?
Deze werkzaamheden bestonden uit:
I. plaatsen en isoleren van de wanden, het plafond en de vloer;
II. plaatsen van dakbedekking op de schuur;
III. plaatsen van een nieuwe vloer en vloerverwarming;
IV. aanleggen van riolering,
V. plaatsen van een sanibroyeur;
VI. installeren en plaatsen boiler en meterkast;
VII. installeren, betegelen en plaatsen van een nieuwe badkamer
VIII. aan de binnen en- buitenkant afwerken van zowel de schuur als het gastenverblijf;
IX. aanleggen van licht en elektra; en
X. aan de binnenkant afwerken en schilderen van de muren en het plafond.
2. Zo ja, welke gebreken heeft u geconstateerd? Voor zover door u gebreken aan het werk zijn geconstateerd kunt u die zo uitgebreid mogelijk per gebrek beschrijven?
3. Wat is de oorzaak van de geconstateerde gebreken? Zijn deze het gevolg van door de aannemer ondeugdelijk uitgevoerd werk?
4. Welke opties zijn er inzake het herstel van de geconstateerde gebreken?
5. Wat zijn de kosten voor herstel? Gelieve de kosten per gebrek uit te splitsen, daarbij – indien relevant – rekening houdend met de sinds de uitvoering van dit werk verstreken termijn.
6. Kunt u de bevindingen van [onderneming 4] onderschrijven ten aanzien van noodzakelijke sloop van onderdelen dan wel de bevindingen van [B] ten aanzien van herstel zonder sloop? Kunt u dat toelichten?
7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Voor zowel werkzaamheden in [plaats 1] en in [plaats 2] ten aanzien van de arbeidsuren
1. Kunt u een indicatie geven van de arbeidsuren van de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden mede aan de hand van de door [eiser] verzonden declaraties en nog bij akte in te brengen specificaties van de uren en de daaraan gekoppelde werkzaamheden.?
2. Zo ja, stemt de arbeidsomvang overeen met de door [eiser] gedeclareerde uren? Gelieve onderscheid te maken per factuur voor [plaats 1] en [plaats 2] ?
3. Zijn er nog andere punten die naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis moet nemen voor de verdere beoordeling?
4.25.
De kantonrechter ziet aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door [gedaagde sub 2] c.s. moeten worden gedeponeerd. [gedaagde sub 2] c.s. hebben immers met de rapporten van [onderneming 4] en [onderneming 3] voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] tekort is geschoten in de uitvoering van het werk. Dit voorschot zal daarom door [eiser] moeten worden betaald.
Overige geschilpunten
4.26.
De kantonrechter zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 5 april 2023 om 11.00 uurvoor akte uitlaten:
- aan de zijde van [eiser] over het aangekondigde deskundigenbericht (overweging 4.23.),
- overlegging van de urenspecificaties en uitgevoerde werkzaamheden van de gevorderde facturen met nummers 2204022 / 2204023 / 2205031 / 2207042 (overweging 4.10.)
- overlegging van de inkoopbonnen van de factuur 2204027 (overweging 4.9.);
- aan de zijde van [gedaagde sub 2] c.s. over het aangekondigde deskundigenbericht (overweging 4.23.);
5.2.
[gedaagde sub 2] c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld bij akte te reageren na overlegging van de urenspecificaties en uitgevoerde werkzaamheden van de gevorderde facturen en inkoopbonnen door [eiser] ;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.