Overwegingen
6. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker voldoende spoedeisend belang bij de beoordeling van zijn verzoek. Verzoeker moet een groot aantal overtredingen op zijn perceel ongedaan maken en de resterende begunstigingstermijn is gelet op de omvang van de werkzaamheden, die nodig lijken te zijn om de overtredingen ongedaan te maken, beperkt. Als verzoeker niet tijdig aan de volledige last voldoet verbeurt hij een dwangsom. Onder deze omstandigheden is het spoedeisend belang voldoende aannemelijk.
7. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is in dit stadium van de procedure, de bezwaarfase, in beginsel alleen dan aanleiding wanneer het besluit tot oplegging van een last onder dwangsom zodanig gebrekkig is dat het in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand zal kunnen blijven.
8. De voorzieningenrechter zal ook afwegen of de belangen van verzoeker bij het treffen van een voorziening al dan niet zwaarder moeten wegen dan het belang van het college bij het in stand laten van de last. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
Voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid
9. Verzoeker heeft als belangrijkste grond aangevoerd dat de last te onduidelijk en verstrekkend is. Volgens verzoeker is in de last bijvoorbeeld niet omschreven wat onder het ‘voorerfgebied’ moet worden verstaan en is daarmee – gelet op de gedeeltelijk agrarische bestemming van het perceel – onduidelijk. In de last is ook opgenomen dat verzoeker ‘alle’ voertuigen in het voorerfgebied moet verwijderen. Volgens verzoeker is de last ook op dit punt te onduidelijk en verstrekkend. Er is volgens verzoeker immers geen beletsel om wel een of meerdere voertuigen in het gebied achter zijn woning te plaatsen.
10. In de volgende overwegingen wordt ingegaan op de verschillende onderdelen van de last aan de hand van wat verzoeker hiertegen heeft aangevoerd en wat daarover op zitting is besproken. De nummering van de onderdelen van de last komt overeen met de nummering van de onderdelen zoals weergegeven in rechtsoverweging 3. van deze uitspraak.
1. de schuren en andere bijbehorende bouwwerken
Het college heeft in 2014 aan verzoeker een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee nieuwe schuren. Daaraan is de voorwaarde verbonden dat twee bestaande schuren daarvoor gesloopt dienen te worden. Op de zitting blijkt dat onduidelijk is wat verzoeker nu precies nog moet verwijderen van de oude schuren om aan de last op dit punt te voldoen. Namens verzoeker is gesteld dat de nieuwe schuren nog niet volledig af zijn en dat de oude schuren volledig zijn verwijderd. Het college heeft zich tijdens de zitting eerst op het standpunt gesteld dat er nog funderingsdelen van de oude schuren aanwezig zijn en dat er nog asbest afgevoerd moet worden. Later heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de schuren na het opleggen van de last volledig zijn verwijderd.
2. de overkapping tussen de woning en de schuur
Verzoeker heeft ten aanzien van dit onderdeel aangevoerd dat hij bij het college een legalisatieverzoek heeft ingediend en dat de overkappingen daarom nog niet zijn verwijderd. Deze zouden nodig zijn om leidingen door te voeren.
3. de patio aan de woning
De patio is het resterende deel van een illegale, deels verwijderde, serre. Tijdens de zitting is namens verzoeker toelicht dat door een toezichthouder van het college in 2014 is verklaard dat het resterende deel van de serre, dat nu patio wordt genoemd, mocht blijven staan als het dak maar verwijderd zou worden. Dit heeft verzoeker gedaan en daarna heeft hij hierover niks meer van het college vernomen. Voor de resterende vloeren en muren heeft verzoeker nu een legalisatieverzoek bij het college ingediend.
4. de vrachtwagenaanhanger in het voorerfgebied
Partijen zijn het erover eens zijn dat de vrachtwagenaanhanger na het opleggen van de last is verwijderd.
5. de hekwerken hoger dan één meter in het voorerfgebied
Verzoeker voert hiertegen aan dat het college in de last ten onrechte niet heeft gedefinieerd wat onder het ‘voorerfgebied’ moet worden verstaan. Volgens verzoeker is daarom nu niet duidelijk welke hekwerken hij moet verwijderen. Verzoeker heeft er in dat kader op gewezen dat een groot gedeelte van zijn perceel een agrarische bestemming heeft en daarmee geen ‘voorerfgebied’ heeft. Dit is volgens hem alleen bij een woonbestemming mogelijk. Tijdens de zitting is namens verzoeker toegelicht dat inmiddels aan dit onderdeel van de last is voldaan. Het college stelt zich echter op het standpunt dat nog niet aan de last is voldaan en heeft voor het eerst op de zitting toegelicht dat voor de definitie van het voorerfgebied aansluiting is gezocht bij de definitie in de Wabo. Van verzoeker wordt verwacht dat hij dit zonder nadere uitleg begrijpt. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat bij de agrarische bestemming een hek dat hoger is dan één meter is toegestaan.
6. de opgeslagen voertuigen inclusief de brandweerwagen
Verzoeker heeft op de zitting toegelicht dat hij inmiddels aan dit onderdeel van de last heeft voldaan. Daarbij heeft hij benadrukt dat dit onderdeel van de last onduidelijk en te verstrekkend is. Volgens verzoeker is het hem wel toegestaan om een aantal auto’s voor privégebruik op zijn perceel aanwezig te hebben. Het college stelt zich op het standpunt dat nog niet aan dit onderdeel van de last is voldaan.
7. de buitenrijbaan en de lichtmasten
Tijdens de zitting heeft het college toegelicht dat de buitenrijbaan inmiddels is gelegaliseerd. De lichtmasten moeten wel worden verwijderd. Het college heeft op de zitting toegelicht dat dit is omdat de lichtmasten hoger zijn dan op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.
11. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de opgelegde last inderdaad te onduidelijk. Dit wordt ten eerste geïllustreerd door wat er ter zitting is besproken over de onderdelen van de last. Hierbij is gebleken dat over verschillende onderdelen van de last voor verzoeker en het college onduidelijkheid bestaat over de vraag wanneer de overtreding is opgeheven. Verzoeker heeft hierbij meermaals gewezen op informatie die hem mondeling zou zijn verstrekt door een toezichthouder van het college, die nu niet meer bij het college werkt. Genoemde toezichthouder kan hier dus geen verklaring meer over geven. Het college heeft op de zitting evenmin op alle onderdelen kunnen toelichten waarom (nog steeds) sprake zou zijn van een overtreding. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat de last alleen een opsomming van de geconstateerde overtredingen bevat. Het besluit van het college is niet voorzien van foto’s van de overtredingen en/of een plattegrond van het perceel met daarop ingetekend de locatie van de verschillende overtredingen. Ook hierdoor is lastig vast te stellen welke overtreding er is geconstateerd en hoe verzoeker deze kan opheffen. Tot slot zijn de verschillende overtredingen in de last niet voorzien van het toepasselijke wettelijk kader. In de last verwijst het college uitsluitend naar algemene bepalingenuit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De juridische grondslag van de verschillende overtredingen volgt daarom onvoldoende duidelijk uit de last.
12. Verzoeker voert verder aan dat hij voor de onderdelen 2, 3, 5 en 7 van de last inmiddels een verzoek tot legalisatie heeft ingediend en dat hij niet inziet welke belangen zich tegen legalisatie verzetten.
13. De voorzieningenrechter stelt vast dat de legalisatieverzoeken die zien op de onderdelen 2, 3 en 5 zijn ingediend na de opgelegde last onder dwangsom. Het college heeft een beoordeling van deze legalisatieverzoeken daarom niet kunnen betrekken bij zijn besluitvorming in deze zaak. Kort voor het opleggen van de last onder dwangsom is door verzoeker een legalisatieverzoek ingediend voor de buitenrijbaan (onderdeel 7 van de last). In de last onder dwangsom is daarover opgenomen dat dit legalisatieverzoek nog wordt beoordeeld en dat de last daarom vooralsnog ook ziet op de buitenrijbaan. De voorzieningenrechter kan deze toelichting van het college volgen. Bij de volledige heroverweging in de bezwaarfase dient het college te betrekken wat de stand van zaken is met betrekking tot de legalisatieverzoeken en of er als gevolg van legalisatie onderdelen van de last komen te vervallen.
14. Tot slot heeft verzoeker aangevoerd dat de begunstigingstermijn onredelijk kort is. Dit is tijdens de zitting met partijen besproken. Het college heeft de begunstigingstermijn weliswaar opgeschort tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter, maar dit blijkt tot direct na de bekendmaking van de uitspraak te zijn. De voorzieningenrechter heeft het college gevraagd of er mogelijkheden zijn om de begunstigingstermijn verder te verlengen, maar het college ziet hier geen aanleiding voor gelet op de lange voorgeschiedenis. Dit heeft voor eiser tot gevolg dat hij kort na de uitspraak een eerste dwangsom verbeurt van € 12.500,- als hij niet aan de volledige last heeft voldaan.
15. Gelet op wat in overweging 11. van deze uitspraak staat, zal de huidige last onder dwangsom naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de beslissing op bezwaar niet (volledig) in stand kunnen blijven.
16. De voorzieningenrechter zal de belangen die partijen hebben bij het al dan niet schorsen van het besluit in afwachting van de beslissing op bezwaar wegen tegen de achtergrond dat op een aantal punten twijfel bestaat aan de rechtmatigheid van het besluit. Het college heeft de taak om toezicht te houden en zo nodig handhavend op te treden tegen overtredingen. Daartegenover staat het belang van verzoeker om te voorkomen dat hij een last verbeurt.
17. De voorzieningenrechter vindt dat het belang van verzoeker bij het schorsen van het besluit zwaarder moet wegen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat uit het besluit onvoldoende duidelijk volgt waar welke overtredingen worden begaan, wat daarvan de juridische grondslag is en wat er nodig is om de overtreding op te heffen. Ook tijdens de zitting heeft het college hierover niet op alle onderdelen duidelijkheid kunnen geven. Van belang is verder dat de last niet is gekoppeld aan één overtreding zodat door verzoeker een volledige dwangsom wordt verbeurd als sprake is van één resterende overtreding. Ten slotte weegt de voorzieningenrechter mee dat partijen het erover eens zijn dat er een positieve ontwikkeling is waar te nemen op het perceel en dat namens verzoeker meermaals is benadrukt dat er hard wordt gewerkt om de situatie aan te pakken. Aangezien het besluit op bezwaar volgens verweerder bovendien pas rond begin juli te verwachten is, zou het een gemiste kans zijn als partijen tijdens de afhandelingstermijn niet tot afspraken proberen te komen over een stappenplan om resterende overtredingen ongedaan te maken. Verzoeker zal hierbij voor ogen dienen te houden dat het hem vrij staat familieleden in te schakelen, maar dat dit niet betekent dat hij er van af kan zien professionals in te schakelen als dat nodig is om binnen de begunstigingstermijn aan de last te voldoen.