ECLI:NL:RBMNE:2023:1482

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
10351667 MV EXPL 23-23 BS/43497
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing ontruiming huurwoning wegens overbewoning en overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting De Alliantie en de bewindvoerder van [A]. De Alliantie vorderde de ontruiming van de huurwoning van [A] vanwege structurele overbewoning en overlast die door omwonenden werd ervaren. De Alliantie verhuurt sinds 8 februari 2019 de woning aan [A], maar heeft geconstateerd dat er veel meer mensen in de woning verblijven dan toegestaan. Ondanks herhaalde waarschuwingen en gesprekken met [A] over de overlast, heeft zij geen verbetering laten zien. De kantonrechter oordeelde dat De Alliantie een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de ernst van de overlast en de schade aan de eigendom en het huurgenot van andere huurders. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] in strijd heeft gehandeld met de huurovereenkomst door overbewoning en het veroorzaken van overlast. De rechter heeft de vordering van De Alliantie tot ontruiming toegewezen, maar de termijn voor ontruiming is vastgesteld op zes weken na de uitspraak, rekening houdend met de gezondheid van [A] en de jonge leeftijd van haar kleinkinderen. De vordering van De Alliantie om ontruimingskosten te vergoeden is afgewezen, en de bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 10351667 MV EXPL 23-23 BS/43497
Kort geding vonnis van 3 april 2023
inzake
de stichting
STICHTING DE ALLIANTIE,
gevestigd te Hilversum,
eisende partij,
gemachtigde: mr. W. Vos,
tegen:
1.
[gedaagde] B.V.in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[A],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna De Alliantie en de bewindvoerder worden genoemd.
De persoon van wie haar goederen onder bewind staan zal worden aangeduid als [A] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met producties van 10 maart 2023. De Alliantie heeft daarna bij akte nog een productie 16 overgelegd.
1.2.
Op 20 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in het gebouw van de rechtbank Midden-Nederland in Lelystad. Namens De Alliantie is mevrouw [B] ( [functie] ) verschenen en zij werd bijgestaan door mr. W. Vos. Namens de bewindvoerder is de heer [C] verschenen. [A] is verschenen en werd vergezeld door haar zoon de heer [D] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
De Alliantie verhuurt sinds 8 februari 2019 aan [A] de woning aan de [adres] te [woonplaats] ( hierna : de woning). Omwonenden ervaren overlast van de manier waarop [A] de woning bewoond. De Alliantie wil daarom dat [A] de woning verlaat en ontruimt. [A] wil graag in de woning blijven wonen. De vraag die hier voorligt is of [A] in de woning mag blijven wonen.
Wat vordert De Alliantie?
2.2.
De Alliantie vordert – kort gezegd – bij vonnis in kort geding ontruiming van de door [A] van De Alliantie gehuurde woning aan de [adres] te [woonplaats] . Verder vordert De Alliantie dat zij de ontruiming zelf mag bewerkstelligen met behulp van een deurwaarder als [A] niet aan de ontruiming meewerkt en vergoeding van de kosten die daarmee gepaard gaan. De Alliantie stelt dat [A] met te veel mensen in de woning verblijft en overlast veroorzaakt. De Alliantie heeft meerdere gesprekken met [A] gehad over de door omwonenden ervaren overlast. Hoewel zij beterschap beloofd blijft De Alliantie klachten van omwonenden ontvangen. De Alliantie stelt dat van haar niet kan worden gevergd dat zij nog langer toekijkt hoe haar eigendom beschadigt, de naburige woningen en buurt verloedert en het huurgenot van haar andere huurders aangetast raakt door wijze waarop [adres] wordt gebruikt en bewoond.
Wat vindt de bewindvoerder/ [A] ?
2.3.
[A] wil graag in de woning blijven wonen. [A] voert aan dat zij, haar kinderen en kleinkinderen geen andere plek hebben om te verblijven. Bij een ontruiming zullen zij op straat komen te staan. Ook voert zij aan dat zij gezondheidsklachten heeft.

3.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?
3.1.
De kantonrechter stelt De Alliantie in het gelijk. Dit betekent dat [A] niet in de woning mag blijven wonen en zij de woning moet ontruimen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
De bewindvoerder is formeel de procespartij
3.2.
Sinds 15 oktober 2018 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [A] met benoeming van [gedaagde] als haar bewindvoerder. De gronden van de onderbewindstelling zijn de lichamelijke of geestelijke toestand van [A] . Het bewind heeft tot gevolg dat de bewindvoerder formeel de procespartij is. Daarom is zij ook gedagvaard en zal de veroordeling ook tegen de bewindvoerder worden uitgesproken.
Beoordelingskader in kort geding
3.3.
In dit kort geding moet de kantonrechter allereerst beoordelen of De Alliantie een spoedeisend belang bij haar vordering tot ontruiming heeft. Van een spoedeisend belang is sprake als, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening nodig is en van De Alliantie niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. De kantonrechter is van oordeel dat De Alliantie een spoedeisend belang heeft bij haar vordering tot ontruiming.
3.4.
De Alliantie heeft een omvangrijk dossier van klachten van omwonenden overgelegd. De Alliantie stelt dat van haar niet kan worden gevergd dat zij nog langer toekijkt hoe haar eigendom beschadigt, de naburige woningen en buurt verloederen en het huurgenot van haar andere huurders aangetast raakt door de wijze waarop de woning wordt gebruikt en bewoond. De Alliantie wil dan ook dat [A] (met haar kinderen en kleinkinderen) de woning verlaat. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat het aanbod van dit type woningen schaars is en dat voor deze woningen lange wachtlijsten met kandidaat-huurders bestaan. Van De Alliantie kan daarom niet worden verlangd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht om duidelijkheid te krijgen over de beschikbaarheid van de woning.
3.5.
Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de vordering van De Alliantie in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen. In dit vonnis in kort geding geeft de kantonrechter alleen een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. In kort geding moet terughoudend worden geoordeeld over een vordering tot ontruiming van een woning, omdat een ontruiming een ingrijpend karakter en doorgaans onomkeerbare gevolgen heeft.
Strijd met de huurovereenkomst door overbewoning
3.6.
[A] huurt een kleine eengezinswoning aan de [adres] in [woonplaats] . De Alliantie stelt dat [A] de woning zou betrekken met haar toen nog echtgenoot [E] en hun minderjarige dochter [F] . Uit de huurovereenkomst volgt dat het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt door de huurders en hun huishouden, waaronder wordt verstaan de directe gezinsleden van de huurders. Bij het aangaan van de huurovereenkomst bestond dat huishouden met directe gezinsleden uit [A] , [E] en hun minderjarige dochter. De Alliantie stelt dat [A] bij het aangaan van de huurovereenkomst heeft bevestigd dat haar andere kinderen uitgevlogen zijn. Zij zouden volgens De Alliantie dan ook niet tot de directe gezinsleden van [A] behoren.
3.7.
De Alliantie heeft geconstateerd dat een aantal maanden na het sluiten van de huurovereenkomst twee meerderjarige zoons van [A] zich, zonder medeweten van De Alliantie en zonder haar toestemming, hebben ingeschreven op het adres. Eind 2019 schrijft ook een andere meerderjarige zoon zich met zijn gezin in op het adres van [A] . Op 8 januari 2020 wordt in dit gezin een tweede kindje geboren. Vanaf dat moment staan er negen personen ingeschreven op het adres. Door omwonenden wordt dan ook al overlast ervaren.
3.8.
In november 2022 krijgt De Alliantie bericht dat een andere meerderjarige zoon ( [D] ) zich met zijn vrouw en zeven kinderen wil inschrijven op het adres van [A] . Hoewel de inschrijving op het adres niet gelukt is, verblijft het gezin van [D] wel op het adres van [A] . Dit betekent dat er (ongeveer) 18 personen in de woning van [A] verblijven. Dit grote aantal personen in een kleine eengezinswoning leidt tot overbewoning. [A] heeft daarmee in strijd gehandeld met de huurovereenkomst, meer in het bijzonder in strijd met het bepaalde in artikel 5.3 van de algemene voorwaarden die horen bij de huurovereenkomst.
3.9.
Ter zitting heeft [A] verklaard dat zij niet wist dat het laten inwonen van haar (uitgevlogen) kinderen in strijd was met de huurovereenkomst. Dat kan echter niet aan De Alliantie worden tegengeworpen. [A] is akkoord gegaan met het bepaalde in de huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene voorwaarden. Zij had daarom op de hoogte kunnen en moeten zijn van de regels die zien op hoe het gehuurde bewoond en gebruikt mag worden. [A] heeft zich daar niet aan gehouden. Zij handelt daarmee in strijd met de huurovereenkomst. Dit levert een tekortkoming op in de zin van artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek ( hierna : BW).
Strijd met de huurovereenkomst door veroorzaken van overlast
3.10.
Op grond van artikel 7:213 BW is [A] verplicht om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen, terwijl zij op grond van artikel 7:219 BW bovendien, op gelijke wijze als voor eigen gedragingen, aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met haar goedvinden het gehuurde gebruiken. Dit houdt onder meer in dat [A] , zoals ook in artikel 5.7 van de algemene voorwaarden is opgenomen, ervoor moet zorgen dat er voor omwonenden geen overlast ontstaat ten gevolge van haar eigen gedragingen of van die van derden die zich met haar goedvinden in het gehuurde bevinden. Dit betekent dat [A] ook verantwoordelijk is voor de gedragingen van haar ex-partner, zoons, (schoon)dochter(s) en kleinkinderen, voor wat betreft de periode dat zij zich in de woning bevinden.
3.11.
De Alliantie verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat [A] overlast veroorzaakt voor omwonenden naar een omvangrijk dossier van klachten en de constateringen van een wijkagent. Uit deze stukken blijkt dat [A] al vanaf kort nadat zij de woning van De Alliantie is gaan huren geluidsoverlast veroorzaakt voor omwonenden en daarmee doorgaat ondanks waarschuwingen. Ter zitting heeft haar zoon [D] (hierna: [D] ) namens [A] het woord gevoerd. Hij voert onder meer aan dat hij zich kan voorstellen dat zij meer geluid maken doordat zij met zo veel mensen in een kleine woning verblijven. Hij is zelf ook niet blij met de situatie en zou graag een eigen woning hebben voor hem en zijn gezin. [D] en zijn broers zijn daar ook druk mee bezig. Zij reageren op allerlei woningen, maar zijn nog niet lang genoeg ingeschreven om een woning toegewezen te krijgen. Met loten hebben zij ook nog geen geluk gehad. Dit betekent dat zij nergens anders heen kunnen.
3.12.
De kantonrechter begrijpt dat het voor de inwonende kinderen van [A] lastig is om andere passende woonruimte te vinden. De krapte op de woningmarkt is een groot probleem in heel Nederland. Toch betekent dit niet dat [A] haar kinderen in mag laten wonen. De woning is daarvoor zoals hierboven ook is geschetst niet geschikt. Daarnaast veroorzaken [A] en haar kinderen overlast bij omwonenden. De overlast vloeit voor een deel voort uit de te kleine en ongeschikte woning, maar er wordt ook overlast veroorzaakt die daar niet één op één mee te maken heeft. Omwonenden klagen bijvoorbeeld ook over stankoverlast. [A] en haar familie barbecueën in de zomer buiten en er wordt volgens omwonenden daarnaast veel gerookt. Er blijven botjes en afval in de tuin liggen waar ongedierte op afkomt. Hierover is [A] ook diverse keren aangeschreven. Dit heeft niet tot vermindering van de overlast geleidt. [D] heeft ter zitting ook verklaard dat hij deze klachten nergens op vindt slaan. Hij vindt dat je als buren niet overal over moet klagen en dat de buren hen niet mogen vertellen of ze wel of niet mogen barbecueën.
3.13.
De kantonrechter is het tot op zekere hoogte met [D] eens. Iedereen is vrij om te zelf te bepalen hoe hij of zij zijn leven inricht. Als jouw gedragingen echter overlast veroorzaken bij omwonenden moet je dit gedrag aanpassen. Je hebt nu eenmaal rekening met elkaar te houden. De Alliantie heeft [A] verschillende keren gevraagd om haar gedrag aan te passen. Dat heeft [A] nagelaten. Zij heeft onvoldoende rekening gehouden met het woongenot van haar buren en is doorgegaan met het veroorzaken van overlast. Het veroorzaken van overlast is een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.
Belangenafweging
3.14.
Hierboven heeft de kantonrechter geoordeeld dat [A] op verschillende vlakken tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. De vraag die in een bodemprocedure voorligt is of deze tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Daarvoor zal een belangenafweging moeten worden gemaakt.
3.15.
[A] heeft gesteld dat haar gezondheid niet goed is en zij groot belang heeft bij behoud van haar woning. Een ontruiming zou ook grote gevolgen hebben voor haar kinderen en kleinkinderen. Zij hebben geen andere plek om te verblijven.
3.16.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [A] verklaard dat zij haar kinderen en kleinkinderen niet wil vragen om te vertrekken. Zelfs niet als dat betekent dat zij zelf haar woning kwijtraakt. [A] is door De Alliantie meerdere keren gewezen op de gevolgen van de aanhoudende overbewoning en overlast. De kantonrechter onderkent dat [A] belang heeft bij behoud van haar woning. Maar het belang van De Alliantie is van zwaarder gewicht. Er is sprake van een structurele overlastsituatie waardoor omwonenden in hun woongenot worden geschaad als gevolg van het handelen van [A] en/of de personen die bij haar verblijven. De Alliantie heeft er in dat verband ook terecht op gewezen dat zij de taak heeft om omwonenden, tevens huurders van De Alliantie, het ongestoord huurgenot te geven. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dat licht niet gezegd worden dat De Alliantie zich onvoldoende heeft in gespannen om tot een oplossing te komen. Uit de door De Alliantie overgelegde brieven blijkt ook dat zij [A] op de overlast heeft aangesproken en daarmee geprobeerd heeft om de overlast situatie te verbeteren. Die pogingen hebben echter niet tot een merkbare of structurele verbetering van de situatie geleid. Gelet op de overbewoning en de ernst en structurele aard van de overlast, is het aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure op deze grond de huurovereenkomst zal ontbinden. Naar het oordeel van de kantonrechter is op voorhand dan ook voldoende aannemelijk geworden dat een bodemrechter zal oordelen dat deze tekortkomingen de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigen. De vordering van De Alliantie tot ontruiming van de woning zal dan ook worden toegewezen.
Ontruiming
3.17.
Gelet op de slechte gezondheid van [A] en de jonge leeftijd van haar kleinkinderen, zal de termijn voor de ontruiming op zes weken na de datum van dit vonnis worden gesteld.
3.18.
De Alliantie heeft ook een vergoeding gevorderd voor de kosten van de ontruiming van het gehuurde. Deze vordering moet afgewezen worden. Op grond van de wet (artikel 237 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) kan de partij die ongelijk krijgt alleen worden veroordeeld tot betaling van kosten die vóór de uitspraak zijn gemaakt. Dat is niet het geval bij ontruimingskosten; deze kosten worden namelijk (mogelijk) na het ontruimingsvonnis gemaakt. Op de datum van het ontruimingsvonnis staat nog niet vast of deze kosten gemaakt zullen worden en hoe hoog deze kosten mogelijk zullen zijn. De Alliantie zal daarom een nieuwe procedure moeten starten waarin hij de eventuele executiekosten van de bewindvoerder kan vorderen.
Proceskosten
3.19.
De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Alliantie worden begroot op:
- dagvaarding € 133,13
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
793,00
Totaal € 1.054,13

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
veroordeelt [A] om de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] binnen zes weken na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan De Alliantie, en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van De Alliantie te stellen, bij gebreke waarvan De Alliantie gerechtigd zal zijn de ontruiming zelf te bewerkstelligen door het inschakelen van een deurwaarder;
4.2.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de proceskosten van De Alliantie, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.054,13;
4.3.
veroordeelt de bewindvoerder, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door De Alliantie volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.W.P. Heijne, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 april 2023.