ECLI:NL:RBMNE:2023:15

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
16-294100-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot beroving en afpersing met geweld, resulterend in zwaar lichamelijk letsel

Op 6 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in september 2021 samen met medeverdachten heeft geprobeerd een drugsdealer te beroven en/of af te persen in Amersfoort. De verdachte was zich ervan bewust dat een van de medeverdachten een mes bij zich had. Toen het slachtoffer, die onraad rook, probeerde te ontsnappen, werd hij door de medeverdachte met het mes gestoken, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank hield de verdachte medeverantwoordelijk voor het geweld dat door de medeverdachte werd gebruikt en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.

Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met de openheid van zaken van de verdachte, zijn kleinere rol in het geheel, en zijn positieve ontwikkeling in de periode na het delict. De rechtbank oordeelde dat het niet wenselijk was dat de verdachte opnieuw gedetineerd zou worden. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht, en een werkstraf van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet de verdachte zich onder toezicht van de jeugdreclassering stellen en aan verschillende voorwaarden voldoen, waaronder het betalen van € 7.577,94 aan het slachtoffer.

De rechtbank heeft in haar oordeel ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en de kwetsbaarheid die daarmee gepaard gaat. De kans op herhaling werd als laag ingeschat, maar de rechtbank benadrukte het belang van het voorkomen van toekomstige delicten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-294100-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2003] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats]
hierna te noemen: [verdachte]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 16 december 2022. Het onderzoek ter terechtzitting is op 6 januari 2023, met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw, enkelvoudig gesloten, waarna aansluitend uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van de standpunten van [verdachte] en mr. M. Krabben-Tmim, advocaat te Rhenen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. X.B. Sijmons namens [slachtoffer] , slachtoffer/benadeelde partij en N. Yasar, jeugdreclasseerder, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
op 26 september 2021 in Amersfoort, samen met anderen, geprobeerd heeft [slachtoffer] met geweld te beroven en/of af te persen, waarbij deze [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit voor zover het gaat om de ten laste gelegde medeplegen van diefstal
met geweld. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat [verdachte] het voor medeplegen vereiste opzet heeft gehad op het gebruiken van het mes door medeverdachte [medeverdachte 1] . [verdachte] wist pas kort voor de overval van het mes en heeft na de overval pas gehoord dat er gestoken was. [verdachte] heeft volgens de raadsvrouw hoogstens opzet gehad op bedreiging met geweld.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten (poging diefstal met geweld en poging afpersing) wettig en overtuigend bewezen. [verdachte] heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft, anders dan de betwisting van het opzet van [verdachte] op het gebruik van geweld, geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. Omdat de feiten dus niet betwist worden, volstaat de rechtbank, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen met aanvulling van een bewijsoverweging over het opzet:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 16 december 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangifte van [slachtoffer] van 27 september 2021, genummerd 20210928.1316.17396, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 132 en 133 (van het proces-verbaal met nummer 2021308319);
  • een geschrift, te weten een letselrapportage van de Forensische Geneeskunde GGD Regio Utrecht, met bijlagen, van 6 oktober 2021, opgemaakt door J. Verweij, forensisch arts, doorgenummerde pagina’s 317 en 318 (van het proces-verbaal met nummer 2021308319);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 3 november2021, genummerd, opgemaakt door de districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerde pagina’s 118 en 119 (van het proces-verbaal met nummer 2021308319).
Bewijsoverweging
[verdachte] is één dag voor de overval door zijn medeverdachte [medeverdachte 2] gevraagd of hij mee wilde doen met een overval op een drugsdealer, genaamd soft-taxi. Op de dag van de overval hebben zij met zijn drieën besproken hoe zij te werk zouden gaan. Kort voor de overval heeft medeverdachte [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] en [verdachte] het mes getoond dat hij mee had genomen voor de overval om het slachtoffer bang te maken. Op het moment dat [verdachte] het mes bij [medeverdachte 1] zag, heeft hij zich niet bedacht. [verdachte] heeft vervolgens samen met de medeverdachten geprobeerd het slachtoffer te beroven. [medeverdachte 1] is, met het mes, naar de auto van het slachtoffer gelopen en heeft door het raam contact met hem gemaakt. [verdachte] is vervolgens, zoals zij hadden afgesproken, naar de auto van het slachtoffer gerend en heeft geroepen dat deze geld moest afgeven. [verdachte] heeft daarmee op de koop toe genomen dat zijn medeverdachte het mes zou gebruiken. Het is immers niet aannemelijk dat een dealer zonder slag of stoot of zonder zich te verzetten afstand zal doen van zijn geld en/of verdovende middelen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat [verdachte] (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het steken met het mes.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
op 26 september 2021 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en een hoeveelheid verdovende middelen, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- via social media (snapchat) een afspraak te hebben gemaakt met die [slachtoffer] en
- in donkere kleding met mutsen en (mond)maskers op en handschoenen aan, die [slachtoffer] te hebben opgewacht en
- het voertuig waar die [slachtoffer] in zat te hebben geblokkeerd en
- een mes aan die [slachtoffer] te hebben getoond en
- op dreigende/intimiderende toon te hebben geroepen/geschreeuwd “geef dat geld” en
- die [slachtoffer] te hebben vastgepakt en
- in/tegen de armen en de buik en de borstkas van die [slachtoffer] te hebben gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten meerdere steek-/snijwonden in de buik en de borstkas en ten gevolge daarvan letsel aan de dunne darmwand en het middenrif en meerdere blijvende littekens op de buik en de borstkas;
en
op 26 september 2021 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en een hoeveelheid verdovende middelen, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, door
- via social media (snapchat) een afspraak te hebben gemaakt met die [slachtoffer] en
- in donkere kleding met mutsen en (mond)maskers op en handschoenen aan, die [slachtoffer] te hebben opgewacht en
- het voertuig waar die [slachtoffer] in zat te hebben geblokkeerd en
- een mes aan die [slachtoffer] te hebben getoond en
- op dreigende/intimiderende toon te hebben geroepen/geschreeuwd “geef dat geld” en
- die [slachtoffer] te hebben vastgepakt en
- in/tegen de armen en de buik en de borstkas van die [slachtoffer] te hebben gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten meerdere steek-/snijwonden in de buik en de borstkas en ten gevolge daarvan letsel aan de dunne darmwand en het middenrif en meerdere blijvende littekens op de buik en de borstkas.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 160 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte van 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht door de jeugdreclassering, volgens zijn rooster naar school en stage gaan, het vinden en behouden van een dagbesteding, meewerken aan EFM support, een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer en – indien nodig - meewerken aan een ambulante behandeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de licht verstandelijke beperking van [verdachte] , waardoor hij mogelijk geen weerstand kon bieden aan zijn medeverdachten. De verdediging heeft bepleit de eis van de officier van justitie te matigen en [verdachte] een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
[verdachte] heeft samen met zijn medeverdachten geprobeerd [slachtoffer] te beroven. Van te voren hebben zij besproken hoe zij te werk zouden gaan, wie welke rol zou hebben en dat zij de buit zouden verdelen. Voor de overval hebben zij zich omgekleed en mondmaskers op gedaan. [verdachte] wist dat één van zijn medeverdachten een mes bij zich had. Het slachtoffer is, op het moment dat hij weg probeerde te rijden, door deze medeverdachte meerdere keren met het mes in zijn bovenlichaam/buik gestoken en heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hoewel [verdachte] niet zelf heeft gestoken, is hij daar wel verantwoordelijk voor. Hij wist immers dat [medeverdachte 1] een mes bij zich had dat bedoeld was om het slachtoffer bang te maken. Dan weet je dat het fout kan gaan. Nadat de overval mislukt was, zijn zij weggerend en heeft [verdachte] zich met [medeverdachte 1] – voordat zij naar huis gingen – omgekleed.
De rechtbank rekent het [verdachte] zwaar aan dat hij heeft meegedaan aan een overval terwijl hij van te voren wist dat er een mes in het spel was en dat hij op geen enkel moment aan de (mogelijke) gevolgen voor het slachtoffer heeft gedacht, maar enkel en alleen aan het geld en verdovende middelen die zij buit wilden maken.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van [verdachte] van 6 december 2022 blijkt dat [verdachte] niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee;
- een advies uitgebreid onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 3 december 2022, opgemaakt door E. Verboom, raadsonderzoeker;
- een rapportage van Samen veilig Midden-Nederland (SAVE) van 8 december 2022, uitgebracht door N. Yasar, jeugdreclasseringswerker.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat [verdachte] een licht verstandelijke beperking heeft, waardoor hij de gevolgen van zijn gedrag niet of minder goed kan overzien. In sociaal-emotioneel opzicht is hij hierdoor kwetsbaar en dat zou de reden kunnen zijn dat [verdachte] bij dit feit betrokken is geraakt. De kans op herhaling wordt als laag ingeschat, maar bij onverhoopte recidive zouden de gevolgen evenwel groot kunnen blijken. Het belangrijkste is dat [verdachte] zich nooit meer laat meetrekken in delinquent gedrag. Hij zal daarom middels een onvoorwaardelijk strafdeel moeten ervaren dat dergelijk gedrag niet wordt geaccepteerd en voor hem directe, negatieve gevolgen heeft. Daarnaast is het belangrijk dat [verdachte] meer pro sociale contacten opdoet door bijvoorbeeld sport en werk. EFM support en Save kunnen daarbij een ondersteunende rol spelen, waarbij vanuit de jeugdreclassering momenteel wordt verwogen om [verdachte] voor wat betreft zijn emotiehuishouding, richting psychische hulp te bewegen.
De Raad adviseert [verdachte] een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden: toezicht van de jeugdreclassering, volgens zijn rooster naar school en stage gaan, het vinden en behouden van een dagbesteding, meewerken aan EFM support, meewerken aan een ambulante behandeling als de jeugdreclassering dat nodig vindt en een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer.
N. Yasar heeft ter terechtzitting het advies van SAVE nader toegelicht.
[verdachte] heeft goed meegewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering en heeft zich tot op heden aan de afspraken in het kader van zijn huisarrest gehouden. Op school gaat het goed. Hij heeft wel een achterstand in zijn nog te lopen stage-uren. Zodra zijn stage op orde is zal er gezocht worden naar een bijbaan. De jeugdreclassering twijfelt wel of hij 'nee' durft te zeggen wanneer een soortgelijke situatie zich opnieuw voordoet. [verdachte] is beïnvloedbaar en met behulp van EFM kan hier aan gewerkt worden. De jeugdreclassering sluit zich aan bij het advies van de Raad.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een diefstal met geweld/afpersing is het uitgangspunt een taakstraf van 60 uur, dan wel overeenkomstige (één maand) jeugddetentie. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee de aard en ernst van het fysieke geweld en letsel en het gebruik van een wapen.
De rechtbank houdt er in het voordeel van [verdachte] rekening mee dat [verdachte] een kleinere rol in het geheel heeft gehad dan zijn medeverdachten: zijn medeverdachten kwamen met het plan om het slachtoffer te beroven, [verdachte] is pas een dag voor de overval erbij gehaald en [verdachte] is niet degene die met het mes het slachtoffer heeft gestoken.
Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de persoon van [verdachte] . [verdachte] heeft ter terechtzitting zijn spijt betuigd en ziet het kwalijke van zijn handelen in. Hij heeft goed meegewerkt aan de begeleiding door de jeugdreclassering en de hem geboden hulp en heeft aangegeven dat hij ook zal blijven meewerken.
De aard en ernst van het feit rechtvaardigen op zich een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank acht het gelet op het hiervoor genoemde, het tijdsverloop en de persoon van [verdachte] niet passend dat [verdachte] opnieuw gedetineerd komt te zitten. De rechtbank zal [verdachte] , gelet op het taakstrafverbod, een jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de tijd die [verdachte] in verzekering heeft doorgebracht, te weten 4 dagen. Daarnaast zal de rechtbank [verdachte] een taakstraf, in de vorm van een werkstraf opleggen van 150 uren, als de werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie, waarvan 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de werkstraf koppelt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals deze door de deskundigen zijn geadviseerd.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.577,94. Dit bedrag bestaat uit € 2.577,94 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel, hoofdelijk, toe te wijzen met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van benadeelde partij ten aanzien van de posten “autogordel“ (€ 393,00), en “schoonmaakkosten auto” (€ 1.071,31) afgewezen dient te worden, dan wel (subsidiair) dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Deze posten zijn onderbouwd met een offerte en niet is gebleken dat deze schades daadwerkelijk hersteld en/of betaald zijn. Voor het overige heeft de verdediging de vordering niet betwist.
De gevorderde immateriële schade is het gevolg van het steken met het mes en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Gelet op de bepleite partiële vrijspraak dient de gevorderde immateriële schade daarom gematigd te worden. In het verlengde daarvan, heeft de verdediging zich verzet tegen een hoofdelijke veroordeling.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gehele vordering, ook ten aanzien van de posten “autogordel“ (€ 393,00), en “schoonmaakkosten auto” (€ 1.071,31), gelet op de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd. Dat die beide posten alleen zijn onderbouwd met een offerte en er geen bewijs van betaling dan wel herstel van de schade is, is niet van belang. Gelet op die offerte en op de foto’s van de stoelbekleding staat immers vast dat er schade is en hoe hoog de schade is. De wet vereist niet dat de schade ook daadwerkelijk is hersteld (vergelijk Hoge Raad 3 januari 1995, NJ 1995, 274).
[verdachte] is met zijn medeverdachten verantwoordelijk voor de gehele schade. De rechtbank ziet geen aanleiding om de schade, aldan niet evenredig, over [verdachte] en zijn medeverdachten te verdelen waarbij een ieder slechts voor een deel aansprakelijk zou zijn voor de door hen veroorzaakte schade. Het belang dat het slachtoffer erbij heeft om niet alle drie de verdachten te hoeven aanspreken voor de vergoeding van de door hem geleden schade, weegt zwaarder dan het risico dat [verdachte] loopt dat hij de eventueel door hem vergoedde schade niet kan verhalen op zijn mededaders. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 7.577,94 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) hoofdelijk aan [verdachte] opleggen, omdat [verdachte] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht. De rechtbank zal, omdat [verdachte] ten tijde van het bewezenverklaarde minderjarig was, geen gijzeling als dwangmiddel bij niet betalen, opleggen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot
een jeugddetentie van 4 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt [verdachte] tot
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 75 dagen jeugddetentie;
- bepaalt
dat van de werkstraf een gedeelte van 50 uren, indien de werkstraf niet of niet naar behoren verricht wordt te vervangen door 25 dagen jeugddetentie,
niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] :
* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, gedurende de proeftijd meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland, Stadring 179, (3817 BA) Amersfoort, telefoonnummer 033 – 422 60 00, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen van die instelling;
* volgens zijn lesrooster naar school en stage zal gaan;
* meewerkt en mee blijft werken aan het realiseren en behouden van een pro sociale
dagbesteding waar werk en sport deel vanuit kunnen maken;
* meewerkt en mee blijft werken aan de ('vangnet') begeleiding vanuit EFM Support (tot 1 juli 2023);
* meewerkt en mee blijft werken aan psychosociale en/of sociaal-emotionele hulpverlening indien de jeugdreclassering dat nodig vindt, ook als dat betekent het volgen van een traject bij De Waag of een andere daartoe geschikte instelling;
* tijdens de proeftijd, zolang de reclassering dit nodig acht, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken en/of hebben met:
- [medeverdachte 1] , geboren op [2004] ;
- [medeverdachte 2] , geboren op [2004] ;
- [slachtoffer] , geboren op [2000] ;
(De politie wordt belast met de controle op dit contactverbod);
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.577,94, bestaande uit
€ 2.577,94 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade;
- veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.577,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening. Bepaalt dat geen gijzeling zal worden opgelegd;
- bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of één van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter en tevens kinderrechter
en mrs. L.M.G. de Weerd, kinderrechter, en J.P. Verboom, rechter,
in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om
die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- via social media (snapchat) een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [slachtoffer] en/of
- in donkere kleding met mutsen en/of (mond)masker(s) op en/of handschoenen aan, die [slachtoffer] heeft/hebben opgewacht en/of
- het voertuig waar die [slachtoffer] in zat heeft/hebben geblokkeerd en/of tegengehouden en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( op dreigende/intimiderende toon) heeft/hebben geroepen/geschreeuwd “geef dat geld”’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (aan zijn kleding) heeft/hebben vastgepakt en/of gehouden en/of
- één of meerdere malen in/op/tegen de armen en/of de buik en/of de borstkas, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben geprikt en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten één of meerdere steek-/snijwonden in de buik en/of de borstkas en/of (ten gevolge daarvan) letsel aan de dunne darmwand en/of de middenrif en/of één of meerdere blijvend(e) litteken(s) op de buik en/of de borstkas, in elk geval het lichaam;
(art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
- via social media (snapchat) een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [slachtoffer] en/of
- in donkere kleding met mutsen en/of (mond)masker(s) op en/of handschoenen aan, die [slachtoffer] heeft/hebben opgewacht en/of
- het voertuig waar die [slachtoffer] in zat heeft/hebben geblokkeerd en/of tegengehouden en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( op dreigende/intimiderende toon) heeft hebben geroepen/geschreeuwd “geef dat geld”’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (aan zijn kleding) heeft/hebben vastgepakt en/of gehouden en/of
- één of meerdere malen in/op/tegen de armen en/of de buik en/of de borstkas, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] hebben geprikt en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten één of meerdere steek-/snijwonden in de buik en/of de borstkas en/of (ten gevolge daarvan) letsel aan de dunne darmwand en/of de middenrif en/of één of meerdere blijvend(e) litteken(s) op de buik en/of de borstkas, in elk geval het lichaam;
(art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )