ECLI:NL:RBMNE:2023:1533

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/4975
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke herbeoordeling

In deze zaak heeft verzoekster op 13 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling van een werknemer. Verzoekster heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in gebreke gesteld bij brief van 12 juli 2022. Op 14 september 2022 heeft verweerder een dwangsom van €1442,- toegekend. Vervolgens heeft verweerder op 19 oktober 2022 een besluit genomen op het verzoek om herbeoordeling. Verzoekster heeft het beroep niet-tijdig ingetrokken en heeft een vergoeding voor haar proceskosten gevraagd. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 30 januari 2023 heeft verweerder hierop gereageerd.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft besloten om zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet betalen, zoals vermeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank heeft geoordeeld dat er aanleiding is om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50,-, en verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4975

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [vestigingsplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: C.J. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 13 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om herbeoordeling van [werknemer] .
Bij brief van 12 juli 2022 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld.
Bij besluit van 14 september 2022 heeft verweerder een dwangsom toegekend van €1442,-.
Bij besluit van 19 oktober 2022 heeft verweerder een besluit genomen op het verzoek om herbeoordeling. Verzoekster heeft daarna het beroep niet-tijdig ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Op 30 januari 2023 heeft verweerder hierop gereageerd.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 418,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb)

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.