ECLI:NL:RBMNE:2023:159
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; beoordeling door de heffingsambtenaar en de rechtbank
In deze zaak heeft de heffingsambtenaar op 31 maart 2021 de WOZ-waarde van de onroerende zaak van eiseres vastgesteld op € 874.000,- per 1 januari 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 19 januari 2023 uitspraak deed. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de gemachtigden van beide partijen en een taxateur. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, door gebruik te maken van een taxatiematrix waarin de woning van eiseres is vergeleken met vier referentiewoningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar inzichtelijk heeft gemaakt hoe rekening is gehouden met de verschillen. Eiseres heeft tijdens de zitting nieuwe gronden aangevoerd, maar de rechtbank heeft deze niet in behandeling genomen omdat ze niet tijdig zijn ingediend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.