ECLI:NL:RBMNE:2023:16

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
16-288047-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot beroving en afpersing met geweld, resulterend in zwaar lichamelijk letsel

Op 6 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met medeverdachten op 26 september 2021 in Amersfoort heeft geprobeerd een drugsdealer te beroven en/of af te persen. De verdachte was zich ervan bewust dat een van de medeverdachten een mes bij zich had. Toen het slachtoffer onraad rook en probeerde te ontsnappen, werd hij door de medeverdachte met het mes gestoken, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank hield de verdachte medeverantwoordelijk voor het geweld dat door de medeverdachte is gebruikt en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.

Bij de strafbepaling heeft de rechtbank rekening gehouden met de openheid van zaken van de verdachte, het feit dat hij niet zelf heeft gestoken, zijn positieve ontwikkeling en het tijdsverloop. De rechtbank oordeelde dat het niet wenselijk was dat de verdachte opnieuw gedetineerd zou worden. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht, en een werkstraf van 170 uren. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer.

De benadeelde partij, het slachtoffer, vorderde schadevergoeding van € 7.577,94, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank wees deze vordering toe, met wettelijke rente, en legde de schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-288047-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2004] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats]
hierna te noemen: [verdachte]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 16 december 2022. Het onderzoek ter terechtzitting is op 6 januari 2023, met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw, enkelvoudig gesloten, waarna aansluitend uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van de standpunten van [verdachte] en mr. M. Krabben-Tmim, advocaat te Rhenen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. X.B. Sijmons namens [slachtoffer] , slachtoffer/benadeelde partij, de ouders van [verdachte] en H. Aaras, jeugdreclasseerder, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte] :
op 26 september 2021 in Amersfoort, samen met anderen, geprobeerd heeft [slachtoffer] met geweld te beroven en/of af te persen, waarbij deze [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten (poging diefstal met geweld en poging afpersing) wettig en overtuigend bewezen. [verdachte] heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 16 december 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangifte van [slachtoffer] van 27 september 2021, genummerd 20210928.1316.17396, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 132 en 133 (van het proces-verbaal met nummer 2021308319);
  • een geschrift, te weten een letselrapportage van de Forensische Geneeskunde GGD Regio Utrecht, met bijlagen, van 6 oktober 2021, opgemaakt door J. Verweij, forensisch arts, doorgenummerde pagina’s 317 en 318 (van het proces-verbaal met nummer 2021308319).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
op 26 september 2021 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en een hoeveelheid verdovende middelen, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- via social media (snapchat) een afspraak te hebben gemaakt met die [slachtoffer] en
- in donkere kleding met mutsen en (mond)maskers op en handschoenen aan, die [slachtoffer] te hebben opgewacht en
- het voertuig waar die [slachtoffer] in zat te hebben geblokkeerd en
- een mes aan die [slachtoffer] te hebben getoond en
- op dreigende/intimiderende toon te hebben geroepen/geschreeuwd “geef dat geld” en
- die [slachtoffer] te hebben vastgepakt en
- in/tegen de armen en de buik en de borstkas van die [slachtoffer] te hebben gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten meerdere steek-/snijwonden in de buik en de borstkas en ten gevolge daarvan letsel aan de dunne darmwand en het middenrif en meerdere blijvende littekens op de buik en de borstkas;
en
op 26 september 2021 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en een hoeveelheid verdovende middelen, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden, door
- via social media (snapchat) een afspraak te hebben gemaakt met die [slachtoffer] en
- in donkere kleding met mutsen en (mond)maskers op en handschoenen aan, die [slachtoffer] te hebben opgewacht en
- het voertuig waar die [slachtoffer] in zat te hebben geblokkeerd en
- een mes aan die [slachtoffer] te hebben getoond en
- op dreigende/intimiderende toon te hebben geroepen/geschreeuwd “geef dat geld” en
- die [slachtoffer] te hebben vastgepakt en
- in/tegen de armen en de buik en de borstkas van die [slachtoffer] te hebben gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten meerdere steek-/snijwonden in de buik en de borstkas en ten gevolge daarvan letsel aan de dunne darmwand en het middenrif en meerdere blijvende littekens op de buik en de borstkas.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte]

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de deskundigen zijn geadviseerd;
- een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 140 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 70 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om er rekening mee te houden dat [verdachte] een kleinere rol heeft gehad dan medeverdachte [medeverdachte 1] en hij al langere tijd onder elektronisch toezicht heeft gestaan. De raadsvrouw heeft verder verzocht om rekening te houden met het ter terechtzitting gegeven advies van SAVE en [verdachte] geen jeugddetentie op te leggen, maar een deels voorwaardelijke werkstraf met daarbij de door de deskundigen geadviseerde voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
[verdachte] heeft samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] het plan bedacht om [slachtoffer] te beroven. Van te voren hebben zij besproken hoe zij te werk zouden gaan: dat [medeverdachte 1] een mes mee zou nemen, dat [medeverdachte 1] het mes zou trekken tijdens de beroving, dat [verdachte] om de auto heen zou lopen om via de bijrijdersdeur spullen uit het handschoenenkastje te pakken en hoe zij de buit zouden verdelen. [verdachte] heeft het telefoonnummer van het slachtoffer aan [medeverdachte 1] gegeven waarna deze met het slachtoffer heeft afgesproken om hem te ontmoeten op de plek waar zij hem wilden overvallen. [verdachte] heeft vervolgens medeverdachte [medeverdachte 2] er bij betrokken omdat er ‘extra mankracht’ nodig was. [verdachte] heeft kort voor de overval de oorspronkelijke locatie voor de overval verkend en deze afgekeurd, waarna zij een andere locatie voor de overval hebben gekozen. Voor de overval hebben zij mondmaskers voor gedaan. Het slachtoffer is, op het moment dat hij weg probeerde te rijden, door [medeverdachte 1] meerdere keren met het mes in zijn bovenlichaam/buik gestoken en heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Hoewel [verdachte] niet zelf heeft gestoken, is hij daar wel verantwoordelijk voor. Hij heeft immers samen met [medeverdachte 1] vooraf afgesproken dat [medeverdachte 1] een mes zou meenemen en zou trekken. Dan weet je dat het fout kan gaan. Nadat de overval mislukt was, zijn zij weggerend en hebben de medeverdachten zich – voordat zij naar huis gingen – omgekleed.
De rechtbank rekent het [verdachte] zwaar aan dat hij een aanzienlijke rol in het geheel heeft gehad, door samen met [medeverdachte 1] de overval te plannen en deze met zijn drieën uit te voeren. [verdachte] heeft geen enkel moment aan de (mogelijke) gevolgen voor het slachtoffer gedacht, maar enkel en alleen aan het geld en verdovende middelen die zij buit wilden maken.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van [verdachte] van 9 november 2022, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee;
- een advies uitgebreid onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming van 7 december 2022, opgemaakt door A. de Graaf, raadsonderzoeker;
- een rapportage van Samen veilig Midden-Nederland van 15 december 2022, uitgebracht door H. Aaras, jeugdreclasseringswerker.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat het zorgelijk is dat [verdachte] , ondanks hij wist dat het niet goed was, het hem niet gelukt is tijdig te besluiten van het plan af te zien of te stoppen.
Verder komen er weinig risico's over [verdachte] naar voren. Zijn ouders zijn betrokken, er zijn geen zorgen over zijn schoolgang, hij heeft een passende vrijetijdsbesteding en er komen geen risico's over agressief gedrag naar voren. De risico's die wel naar voren komen zijn gelegen in de beïnvloedbaarheid van [verdachte] , het moeilijk 'nee' kunnen zeggen en het niet tijdig herkennen of stoppen van risicovolle situaties.
Hoewel [verdachte] sinds zijn schorsing een positieve ontwikkeling heeft laten zien, en [verdachte] actief de weg naar de begeleiding weet te vinden, vindt de Raad het belangrijk om [verdachte] nog een periode te blijven begeleiden om hem te helpen zijn positieve ontwikkelingen vast te houden en waar nodig te ondersteunen middels een jeugdreclasseringsmaatregel. De Raad adviseert om het contactverbod met de medeverdachten ook na veroordeling nog te laten voortduren. Het is wel wenselijk dat er, indien er op den duur wel behoefte is aan contact, dit door de jeugdreclasseerder wordt begeleid. Een detentie is, gelet op de lange periode dat hij geschorst is waarin hij zich goed aan de afspraken heeft gehouden, niet van pedagogisch belang. De Raad adviseert een voorwaardelijk jeugddetentie als forse en duidelijke stok achter de deur voor [verdachte] om mee te (blijven) werken aan het jeugdreclasseringscontact, met daarbij een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer en dat hij volgens zijn rooster naar school en stage gaat. Daarnaast adviseert de Raad om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Zo ervaart [verdachte] de directe consequenties van zijn negatieve gedrag.
H. Aaras heeft ter terechtzitting het advies van SAVE en de Raad nader toegelicht.
[verdachte] heeft zich open en begeleidbaar opgesteld. Hij heeft zich aan alle voorwaarden en het elektronisch toezicht gehouden. Er wordt hem nu geleerd hoe te voorkomen dat hij zich door anderen mee laat slepen en in dit soort situaties terecht komt. Anders dan in het advies staat ziet SAVE, gelet op de persoon van [verdachte] , liever niet dat er een voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd. De jeugdreclassering sluit zich voor het overige aan bij het door de Raad gegeven advies.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een diefstal met geweld/afpersing is het uitgangspunt een taakstraf van 60 uur, dan wel overeenkomstige (één maand) jeugddetentie. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee de aard en ernst van het fysieke geweld en letsel en het gebruik van een wapen.
De ernst en aard van het feit rechtvaardigen op zich een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank vindt het, gelet op de persoon van [verdachte] , de ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt en het tijdsverloop, echter niet wenselijk dat [verdachte] opnieuw gedetineerd komt te zitten. De rechtbank zal [verdachte] , gelet op het taakstrafverbod, een jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de tijd die [verdachte] in verzekering heeft doorgebracht, te weten 4 dagen. Een enkele, al dan niet deels voorwaardelijke, werkstraf doet echter onvoldoende recht aan de ernst van het feit en de rol van [verdachte] .
De rechtbank houdt in het voordeel van [verdachte] rekening met de periode die [verdachte] onder elektronisch toezicht heeft gestaan, zijn medewerking met de jeugdreclassering en dat hij openheid van zaken heeft gegeven en wijkt daarom af van de eis van de officier van justitie.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat [verdachte] niet degene is die met het mes het slachtoffer heeft gestoken.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de Raad en Save. Daarnaast legt de rechtbank [verdachte] een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, op van 170 uren, te vervangen door 85 dagen jeugddetentie indien de werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.577,94. Dit bedrag bestaat uit € 2.577,94 materiele schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel, hoofdelijk, toe te wijzen met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vordering van benadeelde partij ten aanzien van de posten “autogordel“ (€ 393,00), en “schoonmaakkosten auto” (€ 1.071,31) afgewezen dient te worden, dan wel (subsidiair) dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Deze posten zijn onderbouwd met een offerte en niet is gebleken dat deze schades daadwerkelijk hersteld en/of betaald zijn. Voor het overige heeft de verdediging de vordering niet betwist. Wel heeft de verdediging verzocht om geen hoofdelijke veroordeling uit te spreken, maar het aandeel van [verdachte] in de totale schade te begroten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht de gehele vordering, ook ten aanzien van de posten “autogordel“ (€ 393,00), en “schoonmaakkosten auto” (€ 1.071,31), gelet op de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd. Dat beide posten alleen zijn onderbouwd met een offerte en niet met enig betaalbewijs is niet van belang. Gelet op die offerte en op de foto’s van de stoelbekleding staat immers vast dat er schade is en hoe hoog de schade is. De wet vereist niet dat de schade ook daadwerkelijk is hersteld (vergelijk Hoge Raad 3 januari 1995, NJ 1995, 274).
[verdachte] is met zijn medeverdachten verantwoordelijk voor de schade. De rechtbank ziet geen aanleiding om de schade over [verdachte] en zijn medeverdachten te verdelen, waarbij een ieder slechts voor een deel aansprakelijk zou zijn voor de door hen veroorzaakte schade. Het belang dat het slachtoffer erbij heeft om niet alle drie de verdachten te hoeven aanspreken voor de vergoeding van de door hem geleden schade, weegt voor de rechtbank zwaarder dan het risico dat [verdachte] loopt dat hij de eventueel dor hem vergoedde schade niet kan verhalen op zijn mededaders. De rechtbank zal de vordering daarom tot een bedrag van € 7.577,94 hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) hoofdelijk aan [verdachte] opleggen, omdat [verdachte] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht. De rechtbank zal, omdat [verdachte] ten tijde van het bewezenverklaarde minderjarig was, geen gijzeling als dwangmiddel bij niet betalen, opleggen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot
een jeugddetentie van 34 dagen
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
van de jeugddetentie een gedeelte van 30 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] :
* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, gedurende de proeftijd meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland, Stadring 179, (3817 BA) Amersfoort, telefoonnummer 033 – 422 60 00, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen van die instelling;
* volgens zijn lesrooster naar school en stage zal gaan;
* tijdens de proeftijd, zolang de reclassering dit nodig acht, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken en/of hebben met:
- [medeverdachte 1] , geboren op [2004] ;
- [medeverdachte 2] , geboren op [2003] ;
- [slachtoffer] , geboren op [2000] ;
(De politie wordt belast met de controle op dit contactverbod);
- waarbij Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit
een werkstraf van 170 uren;
- beveelt dat voor het geval [verdachte] de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 85 dagen jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.577,94, bestaande uit
€ 2.577,94 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade;
- veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, [verdachte] (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt [verdachte] de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 7.577,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2021 tot de dag van de algehele voldoening. Bepaalt dat geen gijzeling zal worden opgelegd;
- bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of één van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter en mrs. C. van de Lustgraaf en L.M.G. de Weerd, kinderrechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om
die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- via social media (snapchat) een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [slachtoffer] en/of
- in donkere kleding met mutsen en/of (mond)masker(s) op en/of handschoenen aan, die [slachtoffer] heeft/hebben opgewacht en/of
- het voertuig waar die [slachtoffer] in zat heeft/hebben geblokkeerd en/of tegengehouden en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- ( op dreigende/intimiderende toon) heeft/hebben geroepen/geschreeuwd “geef dat geld”’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (aan zijn kleding) heeft/hebben vastgepakt en/of gehouden en/of
- één of meerdere malen in/op/tegen de armen en/of de buik en/of de borstkas, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben geprikt en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten één of meerdere steek-/snijwonden in de buik en/of de borstkas en/of (ten gevolge daarvan) letsel aan de dunne darmwand en/of de middenrif en/of één of meerdere blijvend(e) litteken(s) op de buik en/of de borstkas, in elk geval het lichaam;
(art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
en/of
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door ve0rdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
- via social media (snapchat) een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [slachtoffer] en/of
- in donkere kleding met mutsen en/of (mond)masker(s) op en/of handschoenen aan, die [slachtoffer] heeft/hebben opgewacht en/of
- het voertuig waar die [slachtoffer] in zat heeft/hebben geblokkeerd en/of tegengehouden en/of
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- (op dreigende/intimiderende toon) heeft hebben geroepen/geschreeuwd “geef dat geld”’ althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] (aan zijn kleding) heeft/hebben vastgepakt en/of gehouden en/of
- één of meerdere malen in/op/tegen de armen en/of de buik en/of de borstkas, in elk geval het lichaam, van die [slachtoffer] hebben geprikt en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,

terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] ten gevolge had, te weten één of meerdere steek-/snijwonden in de buik en/of de borstkas en/of (ten gevolge daarvan) letsel aan de dunne darmwand en/of de middenrif en/of één of meerdere blijvend(e) litteken(s) op de buik en/of de borstkas, in elk geval het lichaam;

(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)