In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 17 maart 2023, is het verzoek van het Ministerie van Defensie om vergoeding van proceskosten behandeld. De zaak betreft een beroep tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die op 22 juli 2022 was genomen. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar op 15 november 2022 trok verzoekster haar beroep in, maar verzocht zij wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in overweging genomen dat verzoekster het griffierecht van € 365,- niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een voorwaarde voor het in behandeling nemen van een beroep. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Verzoekster had op 5 januari 2023 een aangetekende brief ontvangen waarin zij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien het griffierecht niet tijdig was ontvangen en verzoekster geen geldige reden had opgegeven, kon de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. De beslissing om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren houdt in dat er geen recht op vergoeding van proceskosten bestaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van de uitspraak.