In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 7 juli 2022. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 11 april 2022 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep ongegrond verklaard. De opposant diende een verzetschrift in, maar vroeg niet om een zitting. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak in stand kon blijven.
De rechtbank overwoog dat de beoordeling in deze verzetprocedure beperkt was tot de vraag of de eerdere uitspraak in stand kon blijven. De opposant betoogde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij eerst in gesprek wilde gaan met zijn buren om een ruzie te voorkomen. Dit proces was vertraagd door een coronabesmetting in het gezin van de buren. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaarschrift en dat zijn keuze om te wachten met indienen voor zijn rekening kwam.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de eerdere uitspraak te herzien en verklaarde het verzet ongegrond. De rechtbank wees erop dat de coronabesmetting van de buren geen overmachtssituatie vormde die de opposant zou ontslaan van zijn verplichting om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank besloot dat de zaak vereenvoudigd kon worden afgedaan en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de opposant kon niet in hoger beroep tegen deze beslissing.