ECLI:NL:RBMNE:2023:1710

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
16/273896-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1989 en gedetineerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij de schutter was die op het slachtoffer heeft geschoten. Er was onvoldoende bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, waarvoor hij een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd kreeg, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het vuurwapen werd gedragen meegewogen in de strafoplegging. De verdachte had een schietklaar wapen bij zich tijdens een schietpartij, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwde. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen kleding aan de verdachte gelast. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/273896-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hannaart, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 23 oktober 2022 in Almere, samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd om
[A] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven door met een vuurwapen op voornoemde [A] te schieten;
feit 2
op 23 oktober 2022 in Almere een vuurwapen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 tenlastegelegde. De officier van justitie acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat vaststaat dat verdachte niet de schutter is geweest en dat er daarnaast geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte zodat verdachte ook niet als medepleger van het onder 1 tenlastegelegde kan worden aangemerkt.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit de inhoud van de stukken in het dossier volgt dat verdachte niet de schutter is geweest die op het slachtoffer heeft geschoten. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er daarnaast onvoldoende bewijs is dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de schutter.
Bewijsmiddelen feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2022, genummerd PL0900-2022314049-16, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 43 van het dossier in onderzoek DOBLE / MD2RO22150;
  • een in de wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig van 3 november 2022, genummerd PL0900-2022314049-34, opgenomen op pagina 520 e.v. van voornoemd dossier;
  • een in de wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2023, genummerd PL0900-2022314049-103, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, los bijgevoegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op 23 oktober 2022 te Almere een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Geco, model LP4, kaliber 26.5mm (voorzien van de wapennummers [wapennummer] en [wapennummer] ) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, met uitzondering van onderdeel 2º of onderdeel 7º.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Uit het proces-verbaal met betrekking tot het onderzoek naar het vuurwapen volgt dat het vuurwapen een samengesteld seinpistool is waarvan de loop is ingekort. Daarnaast is het vuurwapen zodanig aangepast dat er een kogelpatroon kaliber .45 in kan worden geplaatst en mee af kan worden geschoten. De aanvalskracht van het vuurwapen is hiermee verhoogd. Verder heeft de politie vastgesteld dat het om een schietklaar wapen ging.
Verdachte droeg het vuurwapen bij zich, toen hij aanwezig was bij een schietpartij waarbij iemand is beschoten en ernstig gewond is geraakt. Hoewel het slachtoffer niet met het vuurwapen dat verdachte bij zich had is beschoten, rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij zich op de bewuste avond met een schietklaar wapen op straat in het centrum van Almere heeft begeven en dit wapen in een heuptasje binnen handbereik bij zich heeft gedragen. Te meer omdat uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat verdachte zich in kringen bevindt waarbij (vuurwapen)geweld niet wordt geschuwd en zelf ook bij een conflict met de ex van zijn vriendin is betrokken. Door onder deze omstandigheden een schietklaar vuurwapen bij zich te dragen heeft verdachte een groot risico genomen. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dat die risico’s zich ook realiseren blijkt wel uit het feit dat de betreffende avond het slachtoffer is beschoten en daarbij zeer ernstig letsel heeft opgelopen. In deze context bezien moet tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng worden opgetreden en dient strafoplegging in deze zaak mede aan het met dat optreden nagestreefde doel bij te dragen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 maart 2023 waaruit volgt dat verdachte recentelijk niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Conclusie
Gelet op ernst van het onder 2 bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een vuurwapen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Voor een heimelijk draagbaar vuurwapen (vervaardigd of gewijzigd) is het uitgangspunt zelfs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden. Als een ‘normaal’ vuurwapen in de openbare ruimte voorhanden was, wordt uitgegaan van 8 maanden.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de op te leggen straf in strafverzwarende zin mee wat hiervoor is overwogen over de omstandigheden waaronder verdachte het vuurwapen bij zich had.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. Gelet op de hiervoor aangehaalde oriëntatiepunten is die straf enigszins lager dan de eis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft medegedeeld de in beslag genomen kleding te zullen teruggeven aan verdachte.
9.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de teruggave te gelasten aan verdachte van de in beslag genomen kleding.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Linkerschoen (goednummer PL0900-2022314049-G3064368);
- 1 STK Rechterschoen (goednummer PL0900-2022314049-G3064378);
- 1 STK Broek (goednummer PL0900-2022314049-G3064381);
- 1 STK Jas (goednummer PL0900-2022314049-G3064409);
- 1 STK Trui (goednummer PL0900-2022314049-G3064411).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Linkerschoen (goednummer PL0900-2022314049-G3064368);
  • 1 STK Rechterschoen (goednummer PL0900-2022314049-G3064378);
  • 1 STK Broek (goednummer PL0900-2022314049-G3064381);
  • 1 STK Jas (goednummer PL0900-2022314049-G3064409);
  • 1 STK Trui (goednummer PL0900-2022314049-G3064411).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en
L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [A] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, voornoemde is genaderd, waarna hij verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) met een vuurwapen eenmaal of meermalen een of meer kogel(s) in de romp van voornoemde [A] , althans op het lichaam, heeft/hebben afgevuurd en/of geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij, op of omstreeks 23 oktober 2022 te Almere, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, merk Geco, model LP4, kaliber 26.5mm (voorzien van de wapennummers [wapennummer] en [wapennummer] ) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.