ECLI:NL:RBMNE:2023:1712
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Herziening WOZ-waarde en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2023, gaat het om een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een onroerende zaak. De heffingsambtenaar van de gemeente had op 25 februari 2022 de waarde van de woning vastgesteld op € 442.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser, de eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd op 29 juli 2022 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2023 behandeld via een beeldverbinding, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Tijdens de zitting zijn partijen overeengekomen dat de WOZ-waarde van de woning moet worden vastgesteld op € 360.000,-. De rechtbank heeft deze overeenkomst geaccepteerd en het beroep gegrond verklaard. Het bestreden besluit van de heffingsambtenaar is vernietigd en de WOZ-waarde is aangepast.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden en dat eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding van in totaal € 2.266,-. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met specifieke punten voor het indienen van het bezwaarschrift en het bijwonen van de hoorzitting. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 april 2023 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.