ECLI:NL:RBMNE:2023:1715

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
22/4074
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor ziekengeld op basis van de Ziektewet na WIA-beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.B. de Jong, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door S.N. Westmaas-Kanhai. Eiseres had zich ziek gemeld en het Uwv had vastgesteld dat zij per 30 maart 2022 arbeidsgeschikt was voor haar eigen werk, waardoor zij geen recht had op ziekengeld. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische beperkingen van eiseres sinds de WIA-beoordeling in 2019 waren toegenomen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv ten onrechte had vastgesteld dat eiseres per 30 maart 2022 geen recht had op ziekengeld, omdat er onvoldoende functies waren die zij kon vervullen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor eiseres recht heeft op ziekengeld vanaf 30 maart 2022.

Daarnaast heeft de rechtbank het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-, en het griffierecht van € 50,-. Het verzoek om schadevergoeding van eiseres werd afgewezen, omdat zij dit niet had onderbouwd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. S.B. de Jong),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Met het besluit van 25 maart 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv vastgesteld dat eiseres per 30 maart 2022 geen recht heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) omdat zij arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk.
1.1.
Met het besluit van 30 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het
bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het
beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2023 op een hybride zitting behandeld. De gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv zijn verschenen. Eiseres heeft via een beeldverbinding aan de zitting deelgenomen.

Wat er aan deze zaak vooraf ging

2. Eiseres heeft gewerkt als chauffeur koerierdienst. Zij heeft zich op 6 oktober 2017
ziek gemeld. Na afloop van de wachttijd is door het Uwv vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, zodat zij per 4 oktober 2019 niet in aanmerking kan komen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De beperkingen zijn vastgesteld in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 23 augustus 2019. Eiseres werd met haar beperkingen in staat geacht de voorbeeldfuncties administratief medewerker, administratief ondersteunend medewerker en telefonisch verkoper te vervullen.
2.1.
Op 4 oktober 2021 heeft eiseres zich ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv heeft geconcludeerd dat zij per 30 maart 2022 arbeidsgeschikt is voor het eigen werk. In het geval van eiseres gaat het om de geschiktheid voor de voorbeeldfunctie telefonisch verkoper, die bij de WIA-beoordeling is geselecteerd. De overige functies zijn door overschrijding van de belastbaarheid vervallen. Dit heeft geleid tot de besluiten die onder het kopje ‘Inleiding’ zijn genoemd.

Standpunten van partijen

3. Het Uwv vindt dat eiseres geen toegenomen beperkingen heeft. Eiseres is volgens het Uwv in staat de functie van telefonisch verkoper te verrichten. Het Uwv blijft daardoor bij het standpunt dat eiseres per 30 maart 2022 geen recht heeft op ziekengeld, omdat zij arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk.
3.1.
Eiseres geeft aan dat het Uwv ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij geen recht meer heeft op ziekengeld vanaf 30 maart 2022. Eiseres stelt dat haar beperkingen door het Uwv zijn onderschat. Zij kan daarom de functie van telefonisch verkoper niet uitoefenen.

Geschil

4. In geschil is de vraag of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres arbeidsgeschikt is voor haar eigen arbeid waardoor zij per 30 maart 2022 geen recht heeft op ziekengeld.

Beoordeling door de rechtbank

5. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank zal eerst het toetsingskader bespreken en daarna de beroepsgronden van eiseres bespreken.
Toetsingskader
6. Op grond van artikel 19, eerste lid, van de ZW, heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken recht op ziekengeld.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak wordt onder zijn arbeid als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de ZW, verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Een uitzondering doet zich voor wanneer de verzekerde, na het volbrengen van de voor hem toepasselijke wachttijd op grond van de Wet WIA, blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in ander werk is hervat. In dat geval geldt als ‘zijn arbeid’ de aan de verzekerde voorgehouden functies bij de beoordeling van de aanspraak op een uitkering op grond van de Wet WIA. [1] Op grond van een recente uitspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken is van ongeschiktheid in de zin van de ZW geen sprake als de verzekerde geschikt is voor ten minste drie van de voorbeeldfuncties die zijn geselecteerd in het kader van de Wet WIA. [2]
6.1.1.
Voor wat betreft de door het Uwv te verrichten beoordeling geldt daarbij het volgende.
6.1.2.
Stelt de verzekeringsarts naar aanleiding van een nieuwe ziekmelding vast dat de medische beperkingen van een betrokkene sinds de eerdere WIA-beoordeling niet zijn toegenomen, dan is daarmee gegeven dat de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op de datum in geding voor betrokkene geschikt zijn. Deze vaststelling is dan voldoende om een weigering van ziekengeld op grond van artikel 19 van de ZW te kunnen dragen.
6.1.3.
Stelt de verzekeringsarts in het kader van de nieuwe ziekmelding vast dat de medische beperkingen van de betrokkene ten opzichte van de WIA-beoordeling op een of meer punten van de FML zijn toegenomen, dan dient te worden beoordeeld in hoeverre dit consequenties heeft voor de geschiktheid van de oorspronkelijk bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies. De beoordeling van de geschiktheid voor de oorspronkelijke functies kan in eerste instantie beperkt blijven tot de medische geschiktheid voor die functies. Indien en voor zover de door een betrokkene aangevoerde bezwaar- of beroepsgronden daartoe aanleiding geven, zal het Uwv in een voorkomend geval ook moeten beoordelen en motiveren dat de functies op de datum in geding ook in arbeidskundig opzicht geschikt zijn voor de betrokkene. Het gaat er dan om of betrokkene op de datum in geding voldoet aan de opleidings- of ervaringseisen van de functie zoals die ten tijde van de WIA-beoordeling in het CBBS waren opgenomen.
6.1.4.
Indien een of meer van de bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies volgens de verzekeringsarts in verband met de toegenomen beperkingen van een betrokkene niet langer geschikt blijken, zal het Uwv moeten beoordelen of er van de oorspronkelijk geselecteerde functies ten minste drie geschikte functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen resteren. Is dit niet het geval, dan is de betrokkene daarmee ongeschikt te achten voor zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 van de ZW. Resteren er ten minste drie functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen, dan zal het Uwv de (mediane) loonwaarde, welke ten tijde van de WIA-beoordeling aan die functies verbonden was, moeten vergelijken met het destijds geldende maatmanloon. Indien die vergelijking uitwijst dat onveranderd sprake is van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%, dan is de betrokkene niet ongeschikt voor zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 van de ZW.
Medische beoordeling
7. Gelet op dit nieuwe toetsingskader is de eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden of de beperkingen van eiseres sinds de WIA-beoordeling in 2019 per 30 maart 2022 zijn toegenomen.
7.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen van eiseres per 30 maart 2022. De beperkingen zijn vastgesteld in de FML van 15 november 2021. De rechtbank vindt dat de primaire (verzekerings)artsen en de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportages van 15 november 2021, 23 maart 2022 en 3 juni 2022 voldoende hebben gemotiveerd dat rekening is gehouden met de medische situatie van eiseres op 30 maart 2022. Dat eiseres stelt dat zij meer beperkingen heeft, wordt niet onderbouwd met de door eiseres in beroep overgelegde medische informatie. Die medische informatie betrekt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 16 januari 2023 voldoende bij haar beoordeling.
7.2.
In de FML van 15 november 2021 zijn de volgende toelichtingen op de items ‘trillingsbelasting’, ‘boven schouderhoogte actief zijn’ en ‘hand- en vingergebruik’ gegeven. Eiseres is beperkt voor grove trillingen op haar hele lichaam en voor beide zijden boven schouderhoogte actief zijn en kan zowel links als rechts geen zware dingen knijpen/grijpen. Ook is in de FML vastgesteld dat eiseres beperkt is voor hoofdbewegingen maken.
7.3.
Verder stelt de rechtbank vast dat in de FML van 23 augustus 2019 bij het item ‘trillingsbelasting’ de toelichting geen grove trillingen via linkervoet of rechter arm/hand staat. Eiseres is voor ‘boven schouderhoogte actief zijn’ beperkt voor rechts, links is wel mogelijk. Voor ‘hand- en vingergebruik’ is eiseres licht beperkt, zij kan met beide zijden geen zware dingen knijpen/grijpen en lichte dingen knijpen/grijpen is niet beperkt.
7.4.
Uit overwegingen 7.2 en 7.3 volgt dat de medische beperkingen van eiseres in deze zaak in essentie zijn gewijzigd ten opzichte van de WIA-beoordeling in 2019. De toelichtingen in de FML van 15 november 2021 op de items ‘trillingsbelasting’, ‘boven schouderhoogte actief zijn’ en ‘hand- en vingergebruik’ zijn een aanscherping ten opzichte van de toelichtingen op deze items in de FML van 23 augustus 2019. Ook is er een extra beperking op hoofdbewegingen maken. De beperkingen van eiseres per 30 maart 2022 zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook toegenomen.
8. Vervolgens moet dan worden beoordeeld in hoeverre de toegenomen beperkingen gevolgen hebben voor de geschiktheid van de oorspronkelijk bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies.
8.1.
Van de oorspronkelijk geselecteerde functies moeten ten minste drie geschikte functies met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen resteren. Het Uwv stelt vast dat met de beperkingen van eiseres van de oorspronkelijke functies nog slechts de functie telefonisch verkoper geschikt is te achten. Uit het rapport van 24 november 2021 van de arbeidsdeskundige blijkt namelijk dat de overige functies in verband met overschrijding van de belastbaarheid zijn vervallen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres op 30 maart 2022 ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid. [3]
9. Gelet op wat hierboven is overwogen moet worden geconcludeerd dat eiseres op 30 maart 2022 niet in staat was de eerder in het kader van de Wet WIA geduide functies te verrichten, zodat het Uwv onterecht heeft bepaald dat eiseres per die datum niet voor ziekengeld in aanmerking komt.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat er onvoldoende functies geschikt zijn voor eiseres, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat eiseres vanaf 30 maart 2022 recht had op ziekengeld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien [4] door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat eiseres per 30 maart 2022 in aanmerking komt voor ziekengeld.
11. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding het Uwv de door eiseres gemaakte proceskosten te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1). Ook moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
12. Omdat eiseres geen onderbouwing heeft gegeven voor haar verzoek om schadevergoeding, wijst de rechtbank dat verzoek af.

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres met ingang van 30 maart 2022 in aanmerking komt voor ziekengeld;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 september 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN7136.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672.
3.Artikel 19 van de ZW.
4.Artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.