In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat zij van mening zijn dat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun bezwaar van 6 januari 2022 tegen het besluit van 26 november 2021, waarin de kinderopvangtoeslag werd herbeoordeeld. De rechtbank heeft op 1 maart 2023 een verweerschrift ontvangen van verweerder. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De rechtbank overweegt dat er geen geschil bestaat over het feit dat de beslistermijn is overschreden. Eisers hebben verweerder op 12 januari 2023 in gebreke gesteld, en hebben vervolgens op 8 februari 2023 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder nog geen nieuw besluit heeft genomen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen tien weken na de datum van het verweerschrift, dus uiterlijk op 10 mei 2023, een beslissing op bezwaar bekend te maken.
Tevens bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Daarnaast krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50, en moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer op 6 april 2023.