ECLI:NL:RBMNE:2023:1785

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
554417 KG ZA 23-159
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk verbod op executie hypothecaire geldlening en opzegging bancaire relatie

In deze zaak hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een kort geding aangespannen tegen De Volksbank N.V. naar aanleiding van de opzegging van hun bancaire relatie en de opeising van een hypothecaire geldlening. De eisers hebben op 1 december 2021 een hypotheekaanvraag ingediend bij De Volksbank voor de financiering van een woning. De Volksbank heeft echter op basis van een cliëntenonderzoek, dat zij moest uitvoeren op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), besloten de bancaire relatie te beëindigen. Dit besluit volgde na vragen over de beëindiging van het dienstverband van [eiser sub 1] bij [bedrijf] B.V. en de verschillende verklaringen die hij hierover heeft afgelegd. De eisers vorderden in kort geding dat De Volksbank zou worden verboden om de opzegging door te voeren en de hypothecaire lening op te eisen, en dat zij toegang zouden krijgen tot hun kredietverlening.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van de eisers, met name omdat de hypothecaire lening is opgeëist en zij het bedrag vóór 30 maart 2023 moesten terugbetalen. De rechter heeft echter ook vastgesteld dat de vordering tot verwijdering van gegevens uit de frauderegisters niet voldoende was onderbouwd en daarom is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten om De Volksbank tijdelijk te verbieden om tot executie van het recht van hypotheek over te gaan, zodat de eisers de gelegenheid hebben om een bodemprocedure te starten. De schorsing van de executie zal worden verlengd zolang de eisers aan hun financiële verplichtingen blijven voldoen en de bodemprocedure voortzetten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/554417 / KG ZA 23-159
Vonnis in kort geding van 14 april 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
advocaat: mr. S. Rahimzadeh te Amsterdam,
tegen
DE VOLKSBANK N.V.,
te Utrecht ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: De Volksbank ,
advocaat: mr. M.E.G. Murris LLM. te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Op 24 maart 2023 hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een kort geding dagvaarding uitgebracht met 11 producties. De Volksbank heeft daar op gereageerd met een conclusie van antwoord met 9 producties.
1.2.
Op 31 maart 2023 was de mondelinge behandeling van het kort geding. Namens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] is mr. Rahimzadeh verschenen. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn zelf niet verschenen. Namens De Volksbank was mr. J.J. Schaap (jurist afdeling bijzonder beheer) aanwezig samen met mr. Murris en mr. D. Verheij. Namens beide partijen is een toelichting gegeven op de standpunten. De Volksbank heeft dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen. Partijen hebben daarnaast antwoord gegeven op vragen van de voorzieningenrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben op 1 december 2021 een hypotheekaanvraag ingediend bij De Volksbank ten behoeve van de financiering van een woning aan de [adres] in [plaats] . [eiser sub 1] heeft voor de hypotheekaanvraag inkomensgegevens aangeleverd van zijn dienstverband bij [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ).
2.2.
De Volksbank heeft op 2 december 2021 een offerte uitgebracht aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] . [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben de offerte vervolgens getekend. Op 21 december 2021 is de hypotheekakte bij de notaris gepasseerd en daardoor is er een hypotheek gevestigd op de woning van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] van € 276.000.
2.3.
De Volksbank is op een bepaald moment een onderzoek gestart naar de achtergrond van een overstap van [eiser sub 1] naar een andere werkgever. In het kader van het onderzoek heeft De Volksbank vanaf 10 maart 2022 vragen gesteld aan [eiser sub 1] en zij heeft stukken opgevraagd. [eiser sub 1] heeft naar aanleiding van de vragen een vaststellingsovereenkomst overgelegd, die hij heeft gesloten met [bedrijf] . De Volksbank heeft gevraagd naar de redenen voor beëindiging van het dienstverband. [eiser sub 1] heeft verschillende verklaringen afgelegd. Dit was voor De Volksbank aanleiding om nader onderzoek te doen. De Volksbank heeft een zogenoemd cliëntenonderzoek uitgevoerd, waartoe zij verplicht is op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft).
2.4.
Op 19 juli 2022 hebben [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een brief ontvangen van een medewerker van De Volksbank waarin zij aankondigt dat zij haar collega’s van de afdeling Bijzonder Beheer zal adviseren om de bancaire relatie met hen op te zeggen en de hypothecaire geldlening te beëindigen. Ook is op 21 juli 2022 per brief aan [eiser sub 1] medegedeeld dat zijn gegevens opgenomen zouden worden in het Intern Verwijzingsregister (hierna: IVR) en de gebeurtenissenadministratie van De Volksbank .
2.5.
Op 30 januari 2023 heeft De Volksbank uiteindelijk medegedeeld aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] dat de volledige bancaire relatie wordt beëindigd en dat zij de hypotheekschuld opeist. In de brief staat dat de hypotheekschuld voor 30 maart 2023 betaald moet worden.
2.6.
De advocaat van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] heeft geprobeerd om De Volksbank te overtuigen de gegevens uit de registers te halen en de bancaire relatie en de hypothecaire geldlening niet te beëindigen. Omdat dat dat niet gelukt is, zijn [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] deze procedure gestart.

3.De beoordeling

De vorderingen en de onderbouwing
3.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vorderen het volgende:
De Volksbank te verbieden uitvoering te geven aan de opzegging van de bancaire relatie met [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en opeising van de hypothecaire geldlening ten behoeve van de woning aan de [adres] in [plaats] , en meer in het bijzonder uitvoering aan de aangezegde veiling van de woning;
De Volksbank te bevelen om de aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] verstrekte financiering ten behoeve van hun woning voort te zetten dan wel nakoming van de hypothecaire geldlening;
De Volksbank te bevelen binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis de naam van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] te verwijderen uit alle frauderegisters, meer specifiek de gebeurtenissenadministratie en het IVR;
De Volksbank te bevelen om binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] vrijelijk toegang te verschaffen tot de verstrekte kredietverlening/hypotheek, betaalpassen, creditcards en normale bijschrijvingen en afschrijvingen op die rekeningen;
De Volksbank te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van € 5.500 per dagdeel als De Volksbank niet binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis is overgegaan tot één van de veroordelingen onder (i) tot en met (iv) en het bewijs daarvan niet middels aangetekend schrijven aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] binnen 48 uuur na het wijzen van het vonnis heeft overgelegd;
De Volksbank te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze niet binnen 14 dagen na het vonnis zijn betaald;
De Volksbank te veroordelen in de nakosten.
3.2.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] stellen zich – kort gezegd - op het standpunt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat De Volksbank gebruikt maakt van haar beëindigsbevoegdheid. Daardoor handelt De Volksbank onrechtmatig jegens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] .
3.3.
Op het verweer van De Volksbank zal, voor zover relevant, bij de beoordeling in worden gegaan.
Het juridisch kader in kort geding
3.4.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Het spoedeisend belang
3.5.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben aangevoerd dat zij een spoedeisend belang hebben omdat de hypothecaire geldlening is opgeëist en zij het bedrag vóór 30 maart 2023 moesten terugbetalen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen die betrekking hebben op de opzegging van de bancaire relatie en de opeising van de hypothecaire geldlening.
3.6.
Dat ligt anders wat betreft de vordering tot verwijdering van de gegevens uit de gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister. [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] hebben niet voldoende onderbouwd dat zij een spoedeisend belang hebben bij de verwijdering van hun gegevens uit die registers. Vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang kan die vordering worden afgewezen. Daarbij komt dat het gaat om de registratie van gegevens in de interne registers van De Volksbank . De voorzieningenrechter ziet niet in waarom De Volksbank niet intern zou mogen registreren dat zij vraagtekens heeft gezet bij de informatie die [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan de bank hebben gegeven bij de aanvraag van hun hypotheek, gezien de beëindiging van het dienstverband van [eiser sub 1] bij [bedrijf] . Ook om die reden moet de vordering tot verwijdering van de gegevens uit de registers worden afgewezen.
Is toewijzing van de voorlopige voorzieningen gerechtvaardigd?
3.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er aanleiding is om aan De Volksbank tijdelijk een verbod op te leggen om over te gaan tot executie op basis van het recht van hypotheek, zodat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de tijd hebben om een bodemprocedure te starten. De vorderingen om vrijelijk toegang te verschaffen tot de verstrekte kredietverlening/hypotheek, betaalpassen, creditcards en normale bijschrijvingen en afschrijvingen op die rekeningen en de gevorderde dwangsom zullen worden afgewezen. Hierna zal uitgelegd worden hoe en waarom de voorzieningenrechter tot deze conclusie is gekomen.
3.8.
De Volksbank baseert de opeising van de hypothecaire geldlening en de opeising van de hypothecaire geldlening op de wet, de Wwft, de Hypotheekvoorwaarden en de Algemene Bankvoorwaarden. [1] De Volksbank geeft als redenen daarvoor dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] gegevens hebben gestuurd die niet kloppen, gegevens verborgen hebben gehouden en bepaalde gevraagde informatie niet hebben aangeleverd, waardoor het clientonderzoek op grond van de Wwft niet afgerond kon worden. Volgens De Volksbank wist of behoorde [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] te weten dat het dienstverband van [eiser sub 1] bij [bedrijf] beëindigd zou worden per 31 december 2021 en door dat niet te melden hebben zij in strijd gehandeld met hun verplichtingen.
3.9.
In het onderzoek naar het dienstverband van [eiser sub 1] , heeft [eiser sub 1] voor steeds een andere reden gegeven voor het beëindigen van zijn dienstverband bij [bedrijf] . [eiser sub 1] verklaarde eerst dat hij zijn functie in goed overleg had opgezegd, omdat de functie achteraf te zwaar bleek. Daarna verklaarde hij dat hij medio december 2021 een gesprek had met zijn werkgever, die aangaf dat hij niet de resultaten behaalde die van hem werden verwacht. Vlak voor de zitting in dit kort geding is [eiser sub 1] met een nieuwe verklaring gekomen waarom zijn dienstverband is geëindigd bij [bedrijf] . Die verklaring komt er op neer dat op 16 december 2021 een vrouwelijke collega avances richting [eiser sub 1] maakte en hij die collega van zich af heeft geduwd, omdat hij daar niet van gediend was. Deze vrouwelijke collega was de dochter van de directeur. Volgens [eiser sub 1] heeft de directeur hem erg onder druk gezet om een vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. [eiser sub 1] heeft aangevoerd dat hij deze verklaring uit schaamte niet eerder heeft gegeven. Uit de door [eiser sub 1] overgelegde communicatie met zijn werkgever blijkt dat zijn ontslag als reden heeft dat er op zijn computer is gekeken naar porno sites. Volgens [eiser sub 1] heeft iemand anders dat gedaan. Verder is door [eiser sub 1] ter onderbouwing van zijn laatste weergave van de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst bij [bedrijf] een schriftelijke verklaring van een collega in het geding gebracht. Die collega bevestigt dat hij op 16 december 2021 heeft gezien dat de dochter van de werkgever erg overstuur was. Dat had te maken met iets tussen haar en [eiser sub 1] . Op 17 december 2021 is [eiser sub 1] op kantoor gekomen en direct naar de directeur gelopen, heeft daar een half uur gezeten en is daarna direct weer weggegaan en niet meer teruggekomen. De directeur heeft aan het personeel laten weten dat [eiser sub 1] ontslag had genomen. De collega heeft op de avond van 16 en 17 december 2021 telefonisch contact gehad met [eiser sub 1] . Op 16 december 2021 heeft [eiser sub 1] hem over het incident verteld met zijn vrouwelijke collega en ook dat hij de volgende dag bij de directeur moest komen. In het telefoongesprek op 17 december 2021 heeft [eiser sub 1] gezegd dat hij van de directeur die ochtend voor zijn ontslag moest tekenen.
3.10.
Het is mogelijk dat de uiteindelijk door [eiser sub 1] geschetste feitelijke situatie bij zijn werkgever juist is. Dat zou betekenen dat [eiser sub 1] op 17 december 2021 een vaststellingsovereenkomst heeft getekend waarin hij instemt met ontslag per 1 januari 2022 en dat deze overeenkomst is geantedateerd op 1 december 2022. Op 2 december 2021 bij het accepteren van de offerte, was [eiser sub 1] dan nog niet op de hoogte dat zijn werk bij [bedrijf] per 1 januari 2022 zou eindigen. Dan zou [eiser sub 1] dus op 2 december 2022 niet in strijd met zijn verplichtingen hebben gehandeld. Het feit dat hij op het moment van het tekenen van de hypotheekakte bij de notaris (21 december 2021) wel op de hoogte was en dus de Volksbank uit eigen beweging had moeten informeren is, hoewel juist, onvoldoende om in het kader van dit kort geding tot de conclusie te komen dat het gerechtvaardigd is dat executie van het hypotheekrecht op korte termijn plaats zal vinden. Dat proces is namelijk onomkeerbaar, waardoor [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] niet meer de mogelijkheid hebben om deze zaak in een bodemprocedure voor te leggen aan de rechtbank. In die bodemprocedure kunnen – anders dan in kort geding – getuigen worden gehoord. Daarbij speelt ook een rol dat als [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] bij transport van de woning en het tekenen van de hypotheekakte zouden hebben gemeld dat de arbeidsovereenkomst van [eiser sub 1] per 31 december 2021 eindigde, de aankoop van het huis niet zou zijn doorgegaan. Dat zou grote gevolgen voor hen hebben gehad (boeterente, extra kosten van de notaris en als De Volksbank niet tijdig of niet positief zou beslissen een boete van 10% van de koopsom). Als de beëindiging is gegaan zoals [eiser sub 1] nu stelt, dan is dat verder gebeurd vlak voordat de hypotheekakte is gepasseerd. De vaststellingsovereenkomst is volgens [eiser sub 1] getekend op 17 december 2021 en de hypotheekakte is gepasseerd op 21 december 2021. Door de advocaat van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] is ook aangevoerd dat [eiser sub 1] nog aan het nadenken was of hij de vaststellingsovereenkomst wilde aanvechten en dat het dus nog niet zeker was of de vaststellingsovereenkomst wel stand zou houden.
3.11.
Ook het feit dat [eiser sub 1] in het onderzoek van De Volksbank verschillende verklaringen heeft afgelegd, is in strijd met zijn verplichtingen naar De Volksbank . Het is echter onvoldoende om te oordelen dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] geen kans meer zouden mogen hebben om te laten beoordelen of de beëindiging van de bancaire relatie en hypothecaire geldlening in de bodemprocedure stand houdt. Daarbij speelt mede een rol dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] tot nu toe aan hun financiële verplichtingen hebben voldaan door elke maand hun rente en aflossing te betalen. In zoverre heeft De Volksbank geen groot belang bij het op korte termijn executeren van het hypotheekrecht. De voorzieningenrechter acht het begrijpelijk dat het vertrouwen van De Volksbank geschaad is, maar in de bodemprocedure is er wellicht een mogelijkheid van herstel van dat vertrouwen. Het zou kunnen zijn dat de fraude waarvan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] worden beschuldigd, in een ander daglicht komt te staan. Een voorwaarde voor schorsing van de executie zal wel zijn dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] rente en aflossing blijven betalen.
Conclusie
3.12.
De voorzieningenrechter zal De Volksbank dus tijdelijk verbieden om tot executie van het recht van hypotheek over te gaan, zodat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de gelegenheid hebben om een bodemprocedure te starten en aan te brengen. Als [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan hun financiële verplichtingen blijven voldoen, zal de schorsing worden verlengd totdat er in de bodemprocedure een vonnis is gewezen. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, omdat De Volksbank ter zitting heeft aangegeven vrijwillig te zullen voldoen aan een eventuele veroordeling.
3.13.
De vordering om vrijelijk toegang te verschaffen tot de verstrekte kredietverlening/hypotheek, betaalpassen, creditcards en normale bijschrijvingen en afschrijvingen op die rekeningen zal worden afgewezen, omdat niet gebleken is dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] rekeningen, betaalpassen, creditcards en kredieten hebben bij De Volksbank anders dan de hypothecaire geldlening.
De proceskosten
3.14.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De aanleiding is dat beide partijen in het (on)gelijk worden gesteld. Verder speelt mee dat [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de informatie over de aanleiding van de beëindiging van zijn dienstverband bij [bedrijf] pas vlak voor de zitting aangeleverd hebben. Indien zij dat eerder gedaan hadden, dan was het wellicht niet nodig geweest om een kort geding te starten.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
verbiedt De Volksbank gedurende 3 maanden na datum van dit vonnis over te gaan tot verdere executie op basis van het recht van hypotheek en verlengt deze schorsing, voor zover in die drie maanden door [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] bij de rechtbank een bodemprocedure is aangebracht en zolang deze bodemprocedure ook door hen wordt voortgezet over de opzegging door De Volksbank en de executie van het hypotheekrecht, tot het moment dat vonnis wordt gewezen in de bodemprocedure;
4.2.
bepaalt dat de schorsing opgeheven wordt indien [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de rente en de aflossing van de hypotheek niet stipt op tijd betalen en/of [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] de bodemprocedure intrekken of niet voortzetten;
4.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.

Voetnoten

1.Artikel 7:125 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 5 lid 3 Wwft, artikel 11 en 12 van de Hypotheekvoorwaarden en de artikelen 2, 27 en 35 van de Algemene Bankvoorwaarden.