Aan eiser is urgentie verleend voor een woningtoewijzing op medische gronden. Daarbij is een zoekprofiel gegeven voor twee kamers. Eiser is het hier niet mee eens. Hij wil een zoekprofiel voor drie kamers.
Eiser heeft aangevoerd dat hij een dochter van 16 jaar oud heeft, die eens in de twee weken een weekend bij hem is op basis van de omgangsregeling. Nu zij ouder wordt is ze ook daarbuiten regelmatig bij hem. Zij hoort tot zijn huishouden, zodat een urgentie voor een driekamer woning moet worden toegewezen.
Eiser heeft verder aangevoerd – zoals ter zitting toegelicht – dat de belangenafweging in kader van de in Bijlage II opgenomen afwijkingsmogelijkheid gelegen in de persoonlijke omstandigheden van eiser niet goed is verricht en dat de hardheidsclausule moet worden toegepast. Het is noodzakelijk dat de dochter een eigen kamer heeft. Dat heeft zij ook in de huidige woning van eiser. Het kan niet zo zijn dat eiser op basis van de aan hem verleende urgentie een woning krijgt waarbij hij er feitelijk op achteruit gaat. Eiser beroept zich op het Kinderrechtenverdrag. Het grote belang bij een eigen kamer blijkt ook uit het feit dat de dochter is blijven zitten en extra ondersteuning krijgt met het leren.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Huisvestingsverordening Almere 2019 (de Huisvestingsverordening) komt een urgent woningzoekende met voorrang in aanmerking voor woonruimte die passend is gelet op de verhouding tussen de omvang van het huishouden van de woningzoekende en het aantal kamers.
De passendheidscriteria zijn uitgewerkt in Bijlage II bij de Huisvestingsverordening. Voor één persoon van 23 jaar en ouder wordt woonruimte bestaande uit één of twee kamers passend geacht. Voor één ouder en één kind wordt woonruimte bestaande uit 3 kamers passend geacht. Een huishouden kan een extra kamer toegewezen krijgen, als één of meer kinderen in de middelbare schoolleeftijd zijn, om te voorkomen dat ouders en kinderen van ongelijk geslacht een kamer moeten delen. Het college is bevoegd om gerelateerd aan persoonlijke omstandigheden van de woningzoekende van het in deze bijlage bepaalde kameraantal af te wijken.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de dochter van eiser niet tot zijn huishouden behoort, omdat zij haar hoofdverblijf niet bij hem heeft. De dochter van eiser heeft haar hoofdverblijf bij haar moeder en staat ook bij haar ingeschreven in de Brp. Zij verblijft ook daadwerkelijk het grootste deel van de tijd bij haar moeder. Ter zitting is besproken dat zij om de week een weekend bij eiser is en deels in de vakanties. Op schooldagen is zij niet bij eiser vanwege de fietsafstand naar school. Gelet daarop en gelet op het bestaande grote tekort aan woonruimte, is het naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk om de dochter niet tot het huishouden van eiser te rekenen. Dit betekent dat het huishouden van eiser bestaat uit één persoon en dat het college terecht heeft gesteld dat eiser op basis van de urgentieregeling in aanmerking komt voor een zoekprofiel voor twee kamers.
De rechtbank is verder van oordeel dat het college zich ook op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen aanleiding is om van de in Bijlage II opgenomen afwijkingsmogelijkheid van het aantal kamers gebruik te maken. Eiser heeft geen in zijn persoon (en overigens ook niet in de persoon van zijn dochter) gelegen omstandigheden aangevoerd die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat het college zich ook op het standpunt heeft kunnen stellen dan er geen aanleiding is om van voornoemde regeling af te wijken op grond van de in artikel 27 van de Huisvestingsverordening opgenomen hardheidsclausule. Op grond van dit artikel kan het college ten gunste van de woningzoekende van de Huisvestingsverordening afwijken indien strikte naleving ervan tot onbillijkheid van overwegende aard zou leiden. Uit de toelichting bij de Huisvestingsverordening blijkt dat daarvan alleen in uitzonderlijke omstandigheden sprake is.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden geen sprake is. Het is begrijpelijk dat eiser zijn dochter een eigen kamer gunt als zij bij hem is, en de rechtbank begrijpt ook dat het niet ideaal is dat dit op grond van de woningurgentie niet het geval is, maar dit rechtvaardigt – mede gezien de grote woning nood – niet een geslaagd beroep op de hardheidsclausule. Ook ontleent eiser aan het Kinderrechtenverdrag niet het recht op een eigen kamer voor zijn dochter, omdat dit verdrag geen rechtstreekse werking heeft.
Conclusie en gevolgen