ECLI:NL:RBMNE:2023:1910

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
UTR_22_2038
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en verzoek om benoeming onafhankelijke deskundige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn WIA-aanvraag door het Uwv. Eiser ontving sinds 26 oktober 2017 een WIA-uitkering, maar meldde op 24 november 2020 een toename van gezondheidsklachten. Na onderzoek door psychiater [psychiater 1] concludeerde het Uwv dat eiser per 1 september 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 7 november 2021. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. Tijdens de zitting op 20 oktober 2022 verzocht eiser om een onafhankelijk deskundige te benoemen, omdat hij twijfels had over de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de zorgvuldigheid van het onderzoek te twijfelen en dat eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank wees het verzoek om een onafhankelijke deskundige af en concludeerde dat de medische beperkingen van eiser zorgvuldig waren vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het Uwv terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. Aartsen),
en

de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

1.1.
Eiser ontving vanaf 26 oktober 2017 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
1.2.
Op 24 november 2020 heeft eiser een toename van zijn gezondheidsklachten bij het Uwv gemeld.
1.3.
Op verzoek van [arts] , de primaire arts van het Uwv, heeft psychiater [psychiater 1] , werkzaam bij Psyon, eiser onderzocht en hierover op 2 juli 2021 gerapporteerd. Volgens [psychiater 1] is sprake van een ongespecificeerde aanpassingsstoornis in verband met een gebrekkige dagstructuur, angst voor vertrek van zijn vrouw en een passieve en vermijdende copingstijl. Verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] heeft de bevindingen van het onderzoek van psychiater [psychiater 1] vertaald naar een verzekeringsgeneeskundige beoordeling van de belastbaarheid. Volgens [verzekeringsarts 1] is er bij eiser geen sprake van functionele beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid.
1.4.
De primaire arts van het Uwv [arts] heeft wel functionele beperkingen vastgesteld en deze vastgelegd in de functionele mogelijkheden lijst (FML) van 16 juli 2021. Deze FML is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [verzekeringsarts 2] . De primaire arbeidsdeskundige heeft eiser, uitgaande van deze FML, 30,69% arbeidsongeschikt geacht.
1.5.
Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van 6 september 2021 (het primaire besluit) aan eiser meegedeeld dat zijn WIA-uitkering per 7 november 2021 wordt beëindigd omdat hij per 1 september 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.6.
Verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts 3] heeft in het rapport van
8 april 2022 geconcludeerd dat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van het eerdere verzekeringsgeneeskundige oordeel. Eiser wordt per 7 november 2021 belastbaar geacht conform de FML die de primaire arts heeft opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiser vervolgens 30,69% arbeidsongeschikt geacht en heeft dit gebaseerd op dezelfde drie functies die de primaire arbeidsdeskundige heeft geduid.
1.7.
Bij besluit van 22 april 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hier beroep tegen ingesteld.
1.8.
Het Uwv heeft op 16 juni 2022 een verweerschrift ingediend.
1.9.
Eiser heeft in beroep een rapportage van verzekeringsarts [verzekeringsarts 4] en arbeidsdeskundig adviseur [arbeidsdeskundige] van 17 augustus 2022 ingebracht. Verzekeringsarts [verzekeringsarts 4] wijst op de tegenstrijdigheid tussen de bevindingen van de behandelende psychologen en psychiaters en wat er in de expertise van psychiater [psychiater 1] naar voren komt. [verzekeringsarts 4] adviseert daarom een onafhankelijk psychodiagnostisch en psychiatrisch onderzoek dat aan een onafhankelijke verzekeringsarts moet worden voorgelegd.
1.10.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2022 via MS Teams. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Verzoek tot benoeming van een onafhankelijke deskundige (psychiater)

2. Eiser verzoekt de rechtbank om een nieuw psychiatrisch onderzoek te gelasten en verwijst daarbij naar de bevindingen van verzekeringsarts [verzekeringsarts 4] in het rapport van
17 augustus 2022. Volgens eiser is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en berust het op een ondeugdelijke motivering.
3. Bij de beantwoording van de vraag of er aanleiding is om een onafhankelijke deskundige te benoemen moet de rechtbank drie punten van het besluitvormingsproces van verweerder beoordelen. Het betreft de zorgvuldigheid van het onderzoek, de vraag of is voldaan aan de zogenaamde ‘equality of arms’ en de vraag of er twijfel bestaat over de juistheid van de inhoudelijke beoordeling.
Equality of arms
4. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiser heeft in de procedure voldoende ruimte gehad om daartoe medische stukken in te dienen. Die ruimte heeft hij in beroep ook benut door inzending van de verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige expertise van 17 augustus 2022.
Zorgvuldigheid van het onderzoek en inhoudelijke beoordeling
5. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig, tegenstrijdig of onvoldoende begrijpelijk is geweest. De primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben het dossier bestudeerd. De primaire arts heeft eiser op een fysiek spreekuur gezien en gesproken en de verzekeringsarts bezwaar en beroep via een online verbinding. Beiden hebben de informatie van de behandelende sector bij hun beoordeling betrokken.
6. De informatie van de behandelend sector die de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling heeft meegewogen betreft:
- informatie van de spoedeisende hulp van 2 november 2015 (eiser heeft op
28 oktober 2015 een auto-ongeluk gehad);
  • een aanvraag van psychiater [psychiater 2] voor een psychologisch onderzoek van 16 oktober 2018;
  • een rapportage van het multidisciplinair overleg (MDO) Altrecht van 29 januari 2020;
  • een brief van Altrecht aan de huisarts van 2 maart 2020;
  • een rapportage over een huisbezoek van Altrecht bij eiser van 7 december 2020;
  • een bericht van Altrecht aan de huisarts van 7 december 2020 over afsluiting van de behandeling.
Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die ziet op zijn gezondheid rondom de datum in geding, te weten 7 november 2021.
Geen Benutbare Mogelijkheden (GBM) voor het verrichten van arbeid
7. Volgens eiser is het medische oordeel van psychiater [psychiater 1] , dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep grotendeels heeft gevolgd, onjuist. Eiser stelt dat hij een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle terreinen heeft. Hij is niet psychisch zelfredzaam.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 april 2022 geconcludeerd dat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gerapporteerd dat eiser per de datum in geding bekend is met veel psychische klachten van angst, stemming, stress en spanning, en ook met lichamelijke klachten, zonder onderliggende lichamelijke basis. Per de datum in geding gebruikt eiser medicijnen voor zijn psychische klachten en pijnmedicatie. Hij wordt al geruime tijd niet meer behandeld binnen de GGZ.
9. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat uit de psychiatrische expertise van [psychiater 1] als diagnose een ongespecificeerde aanpassingsstoornis naar voren komt. Dat wil zeggen een ontwikkeling van voor een ziektebeeld van belang zijnde emotionele of gedragsmatige symptomen als reactie op aanwijsbare stressoren met beperkingen in het functioneren en daarbij behorende lijdensdruk. De stoornis is ongespecificeerd vanwege disfunctionele reacties die niet geclassificeerd kunnen worden als een van de specifieke subtypen van de aanpassingsstoornis. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er, gezien het gehele medische beeld en de diagnose echter geen medische argumenten waarom eiser niet zelfstandig zou kunnen functioneren. Hij beschikt per de datum in geding over duurzaam te benutten mogelijkheden en voldoet niet aan de GBM-criteria.
10. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in de motivering dat er geen medische argumenten zijn waarom eiser niet zelfstandig zou kunnen functioneren. Niet is gebleken dat eiser niet psychisch zelfredzaam is. Eiser heeft ook niet met medische informatie onderbouwd dat bij hem op de datum in geding sprake was van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren.
Tegenstrijdigheid van de bevindingen
11. Eiser voert verder aan dat uit de expertise van psychiater [psychiater 1] niet helder blijkt wat de feitelijke oorzaak is van de discrepantie tussen de bevindingen van [psychiater 1] en de behandelend sector.
12. Psychiater [psychiater 1] heeft op 2 juli 2021 gerapporteerd dat de huidige klachten hoofdzakelijk bestaan uit het horen van stemmen, zien van beelden, concentratie- en geheugenproblemen, slaapproblemen, stemmingsklachten, angsten en lichamelijke klachten. Eiser ervaart subjectieve beperkingen ten aanzien van het beroepsmatig functioneren, meer specifiek als gevolg van pijnklachten, concentratieproblemen en angstklachten. Bij psychiatrisch onderzoek worden afwijkingen gevonden bestaande uit een klachtenpresentatie die demonstratief en aangezet imponeert. De klachtenpresentatie bevat tegenstrijdigheden en vaagheden. Er is sprake van suggestibiliteit. Eiser is gepreoccupeerd met de angst dat zijn vrouw hem zal verlaten. De stemming is bedrukt. Op een validatietest wordt een score van 47 behaald.
13. Uit de opgevraagde info bij Altrecht blijkt dat eiser werd behandeld onder de diagnoses ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis (hoofddiagnose), somatische symptoom stoornis, zwakbegaafdheid en PTSS. Deze diagnoses worden gekenmerkt door het hebben van wanen en hallucinaties, lichamelijke klachten waarbij excessief veel tijd besteed wordt aan de klachten en het hebben van herbelevingen aan traumata en de vermijding van situaties die symboliseren voor deze traumata.
14.Volgens psychiater [psychiater 1] voldoet eiser anamnestisch gedeeltelijk aan dit beeld. Gezien de hoge score op de symptoomvaliditeitstest is de vraag hoe betrouwbaar deze anamnese is. Een dergelijke score vormt een sterke aanwijzing voor onderpresteren en het zwaarder presenteren van symptomen. Deze indruk wordt versterkt door de ernstige cognitieve beperkingen die eiser claimt maar die nergens in het psychiatrisch onderzoek leiden tot merkbare problemen. Eiser claimt maximale angst op het moment van de expertise maar er zijn geen lichamelijke verschijnselen van angst aanwezig. Hij zegt voortdurend beelden en stemmen te horen tijdens de expertise maar de aandacht is gedurende het hele onderzoek ongestoord. Er is bovendien een gebrek aan detaillering. De klachten blijven ook bij doorvragen vaag en bevatten tegenstrijdigheden. Eiser claimt een constante in plaats van afwisselende aanwezigheid van beelden en stemmen wat ongebruikelijk is bij psychiatrische symptomen. Het ontbreekt ook aan coping strategieën of compensatiegedrag. Eiser zoekt, ondanks de forse klachten en geclaimde toename daarvan in de loop der jaren, geen behandeling. Eiser presenteert ongebruikelijk klachten. De gestelde visuele hallucinaties zijn een symptoom passend bij een delier of intoxicatie. Er zijn echter geen aanwijzingen voor één van deze twee stoornissen bij eiser. De klachtenpresentatie is suggestibel, demonstratief en nadrukkelijk. De klachten mogen daarom niet zonder meer vertaald worden naar een psychiatrische stoornis.
15. De rechtbank is van oordeel dat psychiater [psychiater 1] hiermee inzichtelijk het verschil tussen de bevindingen in het rapport van [psychiater 1] en de bevindingen van Altrecht heeft uitgelegd.
Betrouwbaarheid onderzoek
16. Eiser wijst er verder op dat hoewel er volgens psychiater [psychiater 1] geen betrouwbaar onderzoek mogelijk is, [psychiater 1] wel een diagnose suggereert: een ongespecificeerde aanpassingsstoornis.
17. Psychiater [psychiater 1] heeft twijfels gesteld aan de betrouwbaarheid van de anamnese. Volgens [psychiater 1] voldoet eiser anamnestisch gedeeltelijk aan de diagnoses die door Altrecht zijn gesteld. Ook gelet op de hoge score van eiser op de symptoomvaliditeitstest twijfelt [psychiater 1] aan de bruikbaarheid van de anamnese van eiser. Verder heeft [psychiater 1] uitgelegd dat de door eiser geclaimde ernstige cognitieve beperkingen geen steun vinden in psychiatrisch onderzoek. Psychiater [psychiater 1] kan daarom de door Altrecht gestelde diagnoses niet bevestigen en interpreteert de gepresenteerde klachten in het licht van aanpassingsproblematiek. De rechtbank kan dit volgen. Eiser stelt dat het in de rede had gelegen dat de (verzekerings)artsen hierover in overleg met psychiater [psychiater 1] waren getreden. De rechtbank kan eiser hier niet in volgen. De primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv waren hier niet toe gehouden.
Aannemen van beperkingen
18. Eiser merkt verder op dat de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv de diagnose en bevindingen van psychiater [psychiater 1] hebben overgenomen, maar verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] niet hebben gevolgd in de conclusie dat eiser helemaal geen functionele beperkingen heeft. Eiser vindt dat het Uwv zich óf geheel bij de bevindingen en conclusies van psychiater [psychiater 1] en verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] moet aansluiten óf volledig de bevindingen en conclusies uit de behandelend sector moet volgen.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover gerapporteerd dat van ernstige psychopathologie geen sprake is maar dat een aanpassingsstoornis wel tot beperkingen kan leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dan ook, net als de primaire arts, enige beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen ten aanzien van nachtdiensten. De rechtbank ziet niet in waarom de artsen van het Uwv, anders dan [verzekeringsarts 1] , geen beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid zouden mogen aannemen. Bovendien is dit, uitgaande van het oordeel van [verzekeringsarts 1] dat geen sprake is van beperkingen, in dit geval niet in het nadeel van eiser.
Eerdere beoordelingen door het Uwv
20. Eiser stelt dat de bevindingen van de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep haaks staan op de eerdere bevindingen van (verzekerings)artsen van het Uwv bij eerdere keuringen. Eiser is meermaals onderzocht door verschillende verzekeringsartsen die hem op de drie niveaus van functioneren volledig arbeidsongeschikt hebben geacht. Nu zou dit op grond van een oordeel van een niet-verzekeringsarts helemaal anders zijn. Ook de informatie uit de behandelend sector geeft geen aanwijzing dat de situatie van eiser zou zijn verbeterd, aldus eiser.
21. In deze beroepsprocedure gaat het om een herbeoordeling in het kader van de Wet WIA. Deze herbeoordeling staat los van bevindingen van (verzekerings)artsen van het Uwv ten behoeve van eerdere medische beoordelingen over een andere beoordelingsdatum. Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat eiser bij het eerste spreekuur bij de primaire arts [arts] een ander beeld vertoonde dan bij de eerdere twee beoordelingen in het kader van de Ziektewet en de beoordeling per einde wachttijd. Op het spreekuur bij [arts] was namelijk een goed gesprek met eiser te voeren. Omdat het beeld van eiser op dat moment anders was en er forse beperkingen werden geclaimd, heeft het Uwv een psychiatrische expertise aangevraagd, die is uitgevoerd door psychiater [psychiater 1] .
22. De rechtbank stelt vast dat eiser heeft de door hem geclaimde toegenomen beperkingen niet onderbouwt met informatie rondom de datum in geding van een arts of medisch behandelaar . Ook heeft eiser niet verduidelijkt waarom uit de medische informatie die al in het dossier zit, blijkt dat hij per de datum in geding meer of verdergaand beperkt is. Dat eiser zelf ervaart dat hij meer beperkt is, is tegenover het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende. Dit moet ook blijken uit medische informatie.
23. Dat [arts] niet als -geregistreerd verzekeringsarts maar als arts een FML heeft opgesteld levert geen onzorgvuldigheid op. De FML is namelijk geaccordeerd door een geregistreerde verzekeringsarts ([verzekeringsarts 2]). Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] is dit een voldoende zorgvuldig geoordeelde handelwijze.
Behandeling
24. Eiser wijst er verder op dat het Uwv schrijft dat er nog geen medische eindsituatie was en vervolgbehandeling zou kunnen plaatsvinden. Men suggereert bij de diagnose ongespecificeerde aanpassingsstoornis een behandeling conform het protocol als bij overspanning en burn-out. Ondanks jarenlange intensieve begeleiding en behandeling verwacht psychiater [psychiater 1] nog verbetering. Volgens [psychiater 1] is er echter geen sprake van een psychiatrische aandoening en volgens verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] zijn er geen beperkingen. Het is dan onlogisch om te verwachten dat verdere behandeling tot een verbetering van functionele mogelijkheden zal leiden.
25. De rechtbank kan de (verzekerings)artsen van het Uwv volgen in de stelling dat een positieve verandering van iemands belastbaarheid kan worden verwacht nadat een behandeling is afgerond. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
26. In de aanvraag voor een psychologisch onderzoek van 16 oktober 2018 schrijft psychiater [psychiater 2] dat de GZ-psycholoog EMDR, prolonged exposure en cognitieve gedragstherapie heeft geprobeerd. Eiser werkte echter onvoldoende mee door bijvoorbeeld huiswerk niet te maken of hij was te vermijdend.
27. In de rapportage van MDO Altrecht van 29 januari 2020 wordt beschreven dat eiser kennis heeft gemaakt met een taalmaatje en gaat starten met fitness. Op 4 maart 2020 geven eiser en zijn vrouw aan dat zij willen stoppen met het taalmaatje. Eiser geeft aan dat de symptomen van angst en stemmen horen toenemen als het taalmaatje is geweest. Dit lijkt instrumenteel te worden ingezet, aldus de casemanager bij Altrecht. De casemanager heeft geprobeerd om gezamenlijk tot een oplossing te komen zodat zij toch kunnen doorgaan met taalles maar stuitte daarbij volgens hem aan alle kanten op weerstand. Eiser heeft het taalmaatje afgezegd. Hij heeft ook de fitness afgezegd omdat hij eerst een traject bij de fysiotherapeut wil doorlopen in verband met pijnklachten.
28. In een brief van Altrecht aan de huisarts van 2 maart 2020 wordt vermeld dat traumabehandeling niet lukte. Niet als gevolg van de taalbarrière en onvoldoende meewerken, maar mogelijk vanuit onvermogen. Uit psychodiagnostisch onderzoek in 2018 blijkt sprake van zwakbegaafdheid (TIQ 71). Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een vermijdende coping bij een kwetsbare persoonlijkheid. Bij toenemende stress is er gevoeligheid voor psychose, gevoelens van vervreemding, angst en achterdocht. Een controletest laat zien dat eiser geneigd is tot het bewust of onbewust sterk aanzetten of nabootsen van zijn klachten. Mogelijk is dit ziektegedrag vanuit een inadequate hulpvraag. Differentiaal diagnostisch, wat zoveel wil zeggen als dat er meer dan een verklaring mogelijk is voor een ziektebeeld, kunnen de klachten en het ziektegedrag worden geduid in het kader van genoemde zwakbegaafdheid en kwetsbare persoonlijkheid waarin familiaire, culturele en mogelijk ook financiële factoren een ontwrichtende rol lijken te spelen.
29. Verder heeft Altrecht over een huisbezoek op 7 december 2020 gerapporteerd dat sporten niet lukt uit angst voor pijnklachten. Eiser komt niet tot het maken van een afspraak met een fysiotherapeut. Er wordt geconcludeerd dat de behandeling al langere tijd stagneert. Medicatie en therapie kunnen helpen ruimte te creëren om verder te komen, maar eiser is uiteindelijk degene die de stappen moet zetten. Op 7 december 2020 heeft Altrecht aan de huisarts bericht dat het dossier met wederzijdse instemming wordt afgesloten. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij daarna geen behandeling meer heeft ondergaan.
30. De primaire arts van het Uwv heeft hierover gerapporteerd dat eiser behandeld is maar niet optimaal. De behandelaar geeft aan dat er, ondanks afsluiten van het dossier, nog geen sprake is van een medische eindsituatie. Daarnaast is volgens psychiater [psychiater 1] een adequate behandeling voorhanden. [psychiater 1] adviseert een protocollaire behandeling volgens de GGZ zorgstandaard ‘aanpassingsstoornis (inclusief overspanning en burn-out)’.
31. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat eiser baat kan hebben bij een behandeling. Eiser heeft deze behandelmogelijkheden niet (volledig) benut. Hij neigt volgens Altrecht tot aanzetten of nabootsen van klachten en heeft volgens de informatie in zijn medisch dossier onvoldoende meegewerkt aan eerdere therapieën door huiswerk niet te maken en vermijdend te zijn. Hij heeft ook zijn taalmaatje en fitness afgezegd en komt niet tot het maken van een afspraak bij de fysiotherapeut. Na afsluiting van zijn behandeling bij Altrecht in december 2020 is hij niet meer in behandeling gegaan, terwijl geen sprake is van een medische eindsituatie.
Conclusie ten aanzien van het verzoek tot benoeming van een onafhankelijk deskundige
32. Gelet op al het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van eiser om een psychiater als onafhankelijk deskundige in te schakelen af. Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen zijn de medische beperkingen vastgesteld op basis van zorgvuldig onderzoek door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Tot slot twijfelt de rechtbank ook niet aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank ziet dan ook geen reden om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.

Conclusie en gevolgen

33. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht de WIA-uitkering van eiser per 7 november 2021 heeft beëindigd omdat hij per 1 september 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2023.
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3356.