De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de dwangsom
3. Eiser voert aan dat er geen besluit is genomen ten aanzien van de door eiser verstuurde ingebrekestelling van 17 mei 2022.
4. De rechtbank stelt vast dat het college in het verweerschrift en de brief van 9 maart 2023 aangeeft dat er inderdaad geen besluit is genomen ten aanzien van de ingebrekestelling. Volgens het college is er daarom een dwangsom verschuldigd over 16 dagen, het gaat om een totaalbedrag van € 392,-. Ter zitting heeft het college aangegeven dat aan de financiële afdeling van de gemeente de opdracht is gegeven om de dwangsom uit te betalen. Gelet op het voorgaande slaagt de beroepsgrond. De rechtbank stelt vast dat het college op grond van artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht een dwangsom is verschuldigd over een periode van 16 dagen, dus € 392,-.
Ten aanzien van het handhavingsverzoek
Toetsingskader
5. De rechtbank stelt voorop dat het college, wanneer sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift, in beginsel verplicht is om daartegen handhavend op te treden. Slechts in geval van bijzondere omstandigheden mag het college van handhaving afzien. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. De rechtbank zal allereerst beoordelen of er sprake is van een overtreding.
Ten aanzien van de omvang van het handhavingsverzoek
6. De inhoud van het verzoek om handhaving is bepalend voor de omvang van het handhavingsverzoek. Volgens vaste rechtspraak kan de reikwijdte van een handhavingsverzoek namelijk niet meer worden uitgebreid na het primaire besluit.De rechtbank stelt vast dat het handhavingsverzoek van eiser alleen betrekking heeft op het illegaal gebruik laten maken van de mantelzorgwoning door derden. Eiser heeft het college verzocht om handhavend op te treden tegen deze illegale manier van bewoning. Het handhavingsverzoek ziet dus niet op een eventuele strijd met de bouwregelgeving, waarover het college constateringen heeft gedaan tijdens de controles naar aanleiding van eisers handhavingsverzoek. Dit betekent dat de rechtbank alleen oordeelt over beroepsgronden die betrekking hebben op het illegaal gebruik laten maken van de mantelzorgwoning door derden. Voor zover hierna wordt gesproken over een overtreding, betreft dat dus het illegaal gebruik van de mantelzorgwoning door derden.
Is er sprake van een overtreding?
7. Tussen partijen is in geschil of het college het handhavingsverzoek van eiser terecht heeft afgewezen. De rechtbank stelt voorop dat het college alleen bevoegd is om handhavend op te treden als vastgesteld kan worden dat er sprake is van een overtreding.
8. Het college bestrijdt dat er sprake is van een overtreding. Op 2 december 2020 heeft de toezichthouder van Stadstoezicht een controle uitgevoerd. Tijdens de controle heeft de toezichthouder geen bewoning van derden geconstateerd. Op 15 april 2022 heeft de toezichthouder opnieuw een controle uitgevoerd. Tijdens de controle heeft de toezichthouder wederom geconstateerd dat er geen sprake is van bewoning door derden. Wel heeft de toezichthouder geconstateerd dat de mantelzorgwoning als zelfstandige woonruimte te beschouwen is, waarvoor geen vergunning verleend kan worden. Het college heeft in het bestreden besluit aangegeven dat er nog onderzoek gedaan wordt naar de zelfstandige woonruimte.
9. In het verweerschrift geeft het college aan dat er niet geconstateerd is dat er sprake is van bewoning door derden. Het college heeft dit onderbouwd met de controlerapporten van 7 december 2020 en 15 april 2022. Ter zitting heeft het college verder toegelicht dat met het bestreden besluit beoogd werd dat het handhavingsverzoek van eiser afgewezen bleef. Wel zou er een handhavingsprocedure opgestart worden ten aanzien van de zelfstandige woonruimte,. Het college heeft toegelicht dat er op deze manier nog wordt voortgeborduurd op het bestreden besluit.
10. Volgens eiser is er wel sprake van een overtreding, omdat gedurende de handhavingsprocedure is geconstateerd dat sprake is van zelfstandige woonruimte. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende gemotiveerd is. De gebreken worden namelijk op geen enkele wijze hersteld. Het is volgens eiser nog steeds niet duidelijk op grond waarvan het college van mening is dat er geen sprake is van een overtreding.
11. De rechtbank stelt vast dat het college in het bestreden besluit aangeeft dat er bij de controles geen illegale bewoning door derden is geconstateerd. In het bestreden besluit wordt wel gezegd dat de mantelzorgwoning geen onzelfstandige woning meer betreft. Dit deel ziet echter op de bouwregels en dit valt, zoals hiervoor uitgelegd, buiten de omvang van het handhavingsverzoek. De rechtbank stelt verder vast dat in het bestreden besluit staat dat het primaire besluit herroepen wordt. Dit roept vraagtekens op, omdat in het primaire besluit het handhavingsverzoek werd afgewezen en het college in het bestreden besluit wederom constateert dat geen sprake is van een overtreding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college hierdoor in het bestreden besluit geen duidelijkheid verschaft over de vraag of er handhavend wordt opgetreden. Gelet hierop is de motivering van het bestreden besluit onvoldoende en is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. Er is dus sprake van een gebrek in het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt.
12. Voor zover eiser stelt dat onderzoek gedaan moet worden naar de bouwregelgeving ten aanzien van de mantelzorgwoning kan de rechtbank daar in deze procedure geen oordeel over geven, omdat dat buiten de omvang van dit geding valt.
13. De rechtbank is van oordeel dat het college in het verweerschrift en tijdens de toelichting op de zitting voldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een overtreding bestaande uit gebruik van de mantelzorgwoning door derden. Er is namelijk door de toezichthouder tijdens de controles op 2 december 2020 en 15 april 2022 geen bewoning door derden geconstateerd. Hiermee bestaat een voldoende onderbouwing voor de afwijzing van het handhavingsverzoek en is het geconstateerde gebrek hersteld. Het college beoogde in het bestreden besluit om het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond te verklaren, maar heeft het primaire besluit herroepen. De rechtbank kan daardoor niet volstaan met het in stand laten van de rechtsgevolgen. De rechtbank ziet in de aanvullende motivering van het college waaruit blijkt dat het bezwaar ongegrond had moeten worden verklaard, wel aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Zij zal het bestreden besluit dus vernietigen en het bezwaar van eiser alsnog ongegrond te verklaren.
14. Gelet op het voorgaande heeft het college het handhavingsverzoek van eiser van 20 oktober 2020 terecht afgewezen.
15. Gelet op het geconstateerde motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het college het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit heeft hersteld in het verweerschrift en met de toelichting ter zitting, ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door – kort gezegd - het bezwaar ongegrond te verklaren.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
17. De rechtbank veroordeelt het college ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).