Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
1.De stukken
- het vonnis van deze rechtbank van 7 januari 1999 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid en in verminderde mate toerekeningsvatbaar is;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 22 januari 1999;
- de beslissing van deze rechtbank van 27 januari 2020, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaar;
- de vordering van de officier van justitie van 1 december 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
- het verlengingsadvies van de [verblijfplaats] te [plaats] van 27 oktober 2022, opgemaakt door drs. [medewerker GGZ 1] (gz-psycholoog, hoofd patiëntenzorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting) en drs. [medewerker GGZ 2] (psychiater) en [medewerker GGZ 3] , Msc (verpleegkundig specialist ggz en hoofd behandeling), inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling met verpleging te verlengen met één jaar;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 23 november 2020 tot en met 25 november 2022.
2.Het onderzoek ter terechtzitting
3.Het standpunt van de inrichting
4.Het standpunt van de officier van justitie
5.Het standpunt van de verdediging
6.Het oordeel van de rechtbank
7.De beslissing
[betrokkene]met een jaar.