ECLI:NL:RBMNE:2023:2040

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/5526
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om uitkering op grond van de Ziektewet door niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, dat haar vanaf 12 maart 2022 geen uitkering op grond van de Ziektewet meer zou toekennen. Na het indienen van bezwaar op 18 maart 2022, heeft verzoekster op 5 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar. Verweerder heeft op 8 december 2022 alsnog een beslissing op bezwaar genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verzoekster het griffierecht van € 50,- niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een vereiste voor het in behandeling nemen van een beroep. De rechtbank heeft verzoekster op 9 december 2022 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet tijdig is ontvangen en verzoekster geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Awb.

De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen vergoeding van de proceskosten toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5526

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: C.J. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met het besluit van 11 februari 2022 bepaald dat verzoekster vanaf
12 maart 2022 geen uitkering op grond van de Ziektewet meer krijgt. Verzoekster heeft daartegen bezwaar gemaakt op 18 maart 2022.
Op 5 december 2022 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.
Op 8 december 2022 heeft verweerder een beslissing op bezwaar genomen. Daarop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen voor de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoekster heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 50,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep of verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoekster niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft verzoekster op 9 december 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoekster het griffierecht binnen twee weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Verzoekster heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Het verzoek zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.