ECLI:NL:RBMNE:2023:2099

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/685
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek tot herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek tot herbeoordeling van een eerdere beslissing. De rechtbank oordeelde dat verweerder in gebreke was gebleven, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden. Eiseres had haar aanvraag op 22 november 2022 ingediend, en verweerder had volgens de wet binnen acht weken moeten beslissen. De rechtbank stelde vast dat de termijn op 17 januari 2023 was verstreken en dat eiseres verweerder op 17 januari 2023 in gebreke had gesteld.

De rechtbank oordeelde dat, omdat verweerder niet tijdig had beslist, er een dwangsom moest worden opgelegd. De hoogte van de dwangsom werd vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, aangezien de termijn van 42 dagen was overschreden. Daarnaast bepaalde de rechtbank dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing moest nemen. Voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, moest verweerder een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 15.000,-.

Verder werd vastgesteld dat eiseres recht had op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moesten worden betaald. De rechtbank kende een bedrag van € 418,50,- toe aan eiseres, omdat zij een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. Tot slot werd bepaald dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter S.C.A. van Kuijeren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/685

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: C.J. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek tot herbeoordeling van [betrokkene] .

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 22 november 2022. Verweerder had binnen acht weken moeten beslissen op het verzoek om herbeoordeling. Dat staat in artikel 101 derde lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Verweerder had dus uiterlijk
op 17 januari 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de termijn waarbinnen verweerder moet beslissen voorbij is. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op
17 januari 2023, ontvangen door verweerder op 18 januari 2023, in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken voorbij zijn gegaan.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
5. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat er tot op heden nog geen herbeoordeling heeft plaatsgevonden in verband met het geringe aantal verzekeringsartsen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien de omstandigheid die door verweerder is genoemd, de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50,-.
13. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.