ECLI:NL:RBMNE:2023:2121

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
10281229 AC EXPL 23-117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van verloren kaart tarief en aanvullende schadevergoeding na 'treintje rijden'

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij] wegens het niet betalen van parkeergeld na het verlaten van de parkeeraccommodatie Hilvertshof in Hilversum. Op 7 augustus 2022 heeft [gedaagde partij] met een Volkswagen Transporter de parkeerfaciliteit verlaten zonder te betalen, door middel van het zogenaamde 'treintje rijden'. Q-Park vorderde betaling van het tarief voor een verloren kaart en een aanvullende schadevergoeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde partij] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat hij als kentekenhouder verantwoordelijk is voor het betalen van het parkeergeld. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van Q-Park voor het verloren kaart tarief van € 20,00 en de aanvullende schadevergoeding van € 325,52 toewijsbaar was, omdat deze niet als oneerlijk beding konden worden aangemerkt onder de Richtlijn 93/13/EEG. Echter, de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat het beding in de algemene voorwaarden van Q-Park als oneerlijk werd beschouwd. [gedaagde partij] werd veroordeeld tot betaling van € 345,52, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten van € 395,91.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10281229 AC EXPL 23-117 MS/1270
Vonnis van 10 mei 2023
inzake
de besloten vennootschap
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verder ook te noemen Q-Park,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde partij],
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Q-Park heeft een dagvaarding met producties ingediend.
1.2.
[gedaagde partij] is op de civiele rolzitting van 25 januari 2023 verschenen met de heer [A]. Hij heeft daar mondeling voor antwoord geconcludeerd. Deze conclusie van antwoord is vastgelegd in het proces-verbaal van deze zitting.
1.3.
Q-Park heeft bij akte nadere producties ingediend en een CD met beeldmateriaal gedeponeerd.
1.4.
Op 11 april 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar namens Q-Park zijn verschenen mevrouw [B] en mevrouw [C]. [gedaagde partij] is niet verschenen.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Q-Park exploiteert onder andere de parkeeraccommodatie Hilvertshof in Hilversum.
2.2.
Het parkeermanagementsysteem en de camera’s van Q-Park hebben geregistreerd dat met het voertuig met kenteken [kenteken] (type: Volkswagen Transporter) op 7 augustus 2022 gebruik is gemaakt van de parkeeraccommodatie Hilvertshof en dat dit voertuig om 00:01 uur zonder te betalen de parkeeraccommodatie is uitgereden door direct achter een voorganger onder de slagboom door te rijden, het zogenaamde “treintje rijden”. Het kenteken van deze auto stond op naam van [gedaagde partij].
2.3.
Op het informatiebord van de parkeeraccommodatie worden onder meer de tarieven vermeld en wordt verwezen naar de algemene voorwaarden van Q-Park.
2.4.
In de algemene voorwaarden van Q-Park zoals door haar overgelegd is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“5.5 Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan.
5.6
In geval van verlies of het ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit te verschuldigd. De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de Parkeerfaciliteit te voldoen. (…)
5.7
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
5.8
Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 319,97 (incl. BTW prijspeil 2020). (…)
5.9
Q-Park is vrij het in artikel 5.8 genoemde bedrag aan aanvullende schadevergoeding jaarlijks te compenseren conform CPI.”
(…)
8.2.
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van € 250,00,-, tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt.”
2.5.
Bij brief van 24 augustus 2022 heeft Q-Park [gedaagde partij] verzocht om een bedrag van € 345,52 binnen 16 dagen na bezorging van de brief te betalen. [gedaagde partij] heeft echter niet betaald.

3.Vordering en verweer

3.1.
Q-Park vordert veroordeling van [gedaagde partij] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen een bedrag van € 397,35, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Q-Park stelt hiertoe dat [gedaagde partij] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst althans onrechtmatig heeft gehandeld doordat hij zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met zijn voertuig door middel van “treintje rijden” de parkeeraccommodatie heeft verlaten. Zij stelt dat [gedaagde partij] op grond van de algemene voorwaarden gehouden is het geldende tarief verloren kaart van € 20,00 en de aanvullende schadevergoeding van € 325,52 (prijspeil 2021) aan haar te voldoen en maakt daarnaast aanspraak op een bedrag van € 51,83 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde partij] is het daar niet mee eens. Hij heeft de heer [A] (hierna: [A]) meegenomen naar de civiele rolzitting van 25 januari 2023. [A] heeft daar verklaard dat hij de bestuurder van de Volkswagen was. Hij had deze geleend van [gedaagde partij] om samen met zijn vriendin ergens te gaan eten. Hij had speciaal kleingeld meegenomen voor de parkeergarage, maar de automaat accepteerde zijn munten niet. Hij had ook geen pinpas bij zich om daarmee te betalen. Zijn vriendin heeft op de knop van de betaalautomaat gedrukt om hierover te spreken, maar er werd alleen maar gescholden. Hij is vervolgens naar de slagboom gereden met het idee om daar op de knop te drukken en het probleem uit te leggen. Voor hen reed een andere auto. Zijn vriendin zei toen ‘gas erop’ en hij is hierop doorgereden.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat niet in geschil is dat met de Volkswagen, waarvan [gedaagde partij] de kentekenhouder is, “treintje gereden” is. [gedaagde partij] heeft niet betwist dat hij als contractspartij van Q-Park is aan te merken en de kantonrechter gaat daarom bij de beoordeling van de vorderingen van Q-Park hiervan uit.
4.2.
[gedaagde partij] heeft onvoldoende aangetoond dat [A] het parkeergeld wel heeft willen betalen, maar dat dit onmogelijk was en het hem niet kan worden toegerekend dat hij dit niet heeft gedaan. Q-Park heeft een logboek van haar klantenservice in het geding gebracht, waarin is genoteerd dat op 7 augustus 2022 om 00:00:05 uur tegen een medewerker van Q-Park is gezegd: “Als ik niet contant kan betalen rijd ik de sb eruit”. De kantonrechter gaat ervan uit dat met ‘sb’ ‘slagboom’ wordt bedoeld. Gelet op deze gespreksnotitie acht de kantonrechter het onvoldoende aannemelijk dat [A] in alle redelijkheid heeft geprobeerd met de medewerker van de klantenservice van Q-Park een oplossing te vinden voor het probleem dat hij niet contant kon betalen en dat dit louter door de opstelling van de medewerker van Q-Park niet is gelukt. Hij had bovendien - zoals hij eerst van plan was - bij de slagboom ook nog op een helpknop kunnen drukken om zijn probleem opnieuw aan de klantenservice voor te leggen, maar heeft dit niet gedaan en is in plaats daarvan doorgereden.
De conclusie luidt daarom dat [gedaagde partij] als gevolg van het gedrag van [A] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
4.3.
Omdat [gedaagde partij] een consument is, moeten de bedingen in de algemene voorwaarden waar Q-Park zich op beroept getoetst worden aan Richtlijn 93/13/EEG over oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (de richtlijn).
Volgens artikel 3, lid 1, van de richtlijn wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Op grond van de bijlage bij deze richtlijn kan een beding dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen, als oneerlijk beding worden aangemerkt (artikel 1, onder e, van de bijlage in samenhang met artikel 3, lid 3, van de richtlijn).
4.4.
Vanwege het ‘treintje rijden’ is de vordering voor wat betreft het tarief ‘verloren kaart’ van € 20,00 toewijsbaar. De door Q-Park gevorderde aanvullende schadevergoeding in verband met het treintje rijden is, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers en de gemotiveerde onderbouwing van Q-Park van de hierdoor door haar geleden schade, niet oneerlijk in de zin van de richtlijn. De vordering van € 325,52 aan aanvullende schadevergoeding is daarom ook toewijsbaar.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom van € 345,52 is niet weersproken en zal worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.6.
In artikel 8.2. van haar algemene voorwaarden heeft Q-Park een beding opgenomen met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten. Dit beding wijkt ten nadele van de consument af van het bepaalde in artikel 6:96 BW juncto het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van het beding kan immers een onevenredig hoog en ongelimiteerd bedrag aan schade aan de consument worden opgelegd, en de toevoeging aan dit beding “tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt’ is te weinig concreet. Omdat Q-Park een oneerlijk beding in haar algemene voorwaarden heeft staan, kan zij niet subsidiair op grond van de wet incassokosten vorderen, gelet op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (de Dexia-arresten). Alleen door op deze wijze afschrikkend, evenredig en doeltreffend te sanctioneren, wordt de beoogde doelstelling van de gemeenschapswetgever bereikt en verdwijnen oneerlijke bedingen uit overeenkomsten met consumenten. Het voorgaande leidt tot afwijzing van de incassokosten.
4.7.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
- dagvaarding € 107,91
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
160,00(2 punten x tarief € 80,00)
Totaal € 395,91

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Q-Park tegen bewijs van kwijting te betalen € 345,52, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 7 augustus 2022 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Q-Park, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 395,91, waarin begrepen € 160,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.