In deze zaak heeft eiseres, die zich op 16 september 2013 ziek meldde, een WIA-uitkering aangevraagd na een verslechtering van haar gezondheid per 2 maart 2020. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv weigerde de nieuwe aanvraag, stellende dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. Eiseres betwistte dit en stelde dat haar beperkingen voortvloeien uit reeds bestaande psychische en lichamelijke problematiek, en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten, omdat de toegenomen beperkingen voortvloeiden uit een nieuwe ziekteoorzaak, namelijk de ziekte van Crohn, en niet uit de eerder vastgestelde aandoeningen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek als onzorgvuldig te beschouwen en dat de eerdere beslissing van het Uwv in rechte vaststond. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.