ECLI:NL:RBMNE:2023:2283

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
22/5586
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid na eerdere beoordeling

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 16 september 2013 ziek meldde, een WIA-uitkering aangevraagd na een verslechtering van haar gezondheid per 2 maart 2020. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze was beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv weigerde de nieuwe aanvraag, stellende dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak. Eiseres betwistte dit en stelde dat haar beperkingen voortvloeien uit reeds bestaande psychische en lichamelijke problematiek, en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten, omdat de toegenomen beperkingen voortvloeiden uit een nieuwe ziekteoorzaak, namelijk de ziekte van Crohn, en niet uit de eerder vastgestelde aandoeningen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek als onzorgvuldig te beschouwen en dat de eerdere beslissing van het Uwv in rechte vaststond. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5586

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Eiseres heeft zich op 16 september 2013 ziek gemeld. Het Uwv heeft destijds vastgesteld dat eiseres beperkingen heeft vanwege een tenniselleboog rechts, aspecifiek chronische rugpijn, fibromyalgie (pijnklachten benen, rug en bekken) en een aanpassingsstoornis. Omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het Uwv geweigerd eiseres per 14 september 2015 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Op 9 maart 2016 heeft eiseres zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Zij heeft pijnlijke gewrichten, pijn in armen en benen en psychische klachten. Verder ondergaat zij een intensieve behandeling in verband met haar fibromyalgie. Hierop heeft het Uwv bepaald dat eiseres per 30 mei 2016 recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij uitgevallen is met dezelfde klachten als waarvoor eerder een WIA-beoordeling is geweest. Daarbij is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 38,72%.
1.2.
Vervolgens is de WIA-uitkering met ingang van 13 februari 2017 beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Tegen deze beëindiging heeft eiseres geen bezwaar gemaakt, zodat de beëindiging in rechte vast staat. Bij brief van 4 januari 2022 heeft eiseres wederom melding gemaakt van een verslechterde gezondheidssituatie per 2 maart 2020.
1.3.
Met het besluit van 13 januari 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat zij per 2 maart 2020 geen WIA-uitkering krijgt, omdat zij niet toegenomen arbeidsongeschikt is.
1.4.
Met het besluit van 28 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres. De gemachtigde van het Uwv is, met vooraf bericht van verhindering, niet verschenen.
1.7.
Na sluiting van het onderzoek heeft het Uwv op 4 mei 2023 nog een nadere rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep als aanvulling op de aanvullende beroepsgronden ingediend, waarbij verzocht is om heropening. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de rechtbank geen aanleiding ziet om het onderzoek te heropenen. De inhoud van de door het Uwv nader overgelegde stukken is daarom niet betrokken bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond
.Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten partijen
3. Het Uwv heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat bij eiseres per 2 maart 2020 toegenomen beperkingen zijn, maar dat deze voorvloeien uit een nieuwe ziekteoorzaak. Er is geen sprake van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak, waarvoor zij eerder een WIA-uitkering heeft genoten. Daarom krijgt eiseres geen WIA-uitkering.
3.1.
Eiseres stelt, samengevat, dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens haar komt de toename van beperkingen voort uit reeds bestaande psychische en lichamelijke problematiek. Er is daarom geen sprake van een nieuwe ziekteoorzaak. Verder voert eiseres aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de migraine aanvallen.
Het geschil
4. In geschil is of er per 2 maart 2020 sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak waarvoor eiseres tot 13 februari 2017 een WIA-uitkering kreeg.
Beoordelingskader
5. De rechtbank stelt voorop dat het in de situatie van eiseres mogelijk is om in aanmerking te komen voor een herleving van haar eerdere WIA-uitkering als sprake is van toegenomen beperkingen binnen vijf jaar uit dezelfde ziekteoorzaak op grond waarvan eerder recht bestond op een WIA-uitkering. [1]
5.1.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank verder dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
6. Eiseres stelt dat er onvoldoende zorgvuldig onderzoek is verricht naar de toename van haar psychische problematiek en beperkingen. Zij betwist dat middels één gesprek van nog geen uur in voldoende mate door een verzekeringsarts kan worden vastgesteld dat er sprake is van een PTSS-achtige beeld en dat deze psychische problemen dan ontstaan zijn als gevolg van de opname op de SEH ten gevolge van de ziekte van Crohn. Eiseres vindt dat deze speculatie van de verzekeringsarts zonder zorgvuldige onderbouwing niet als zorgvuldig onderzoek aangemerkt kan worden. Verder voert eiseres aan dat bij de beoordeling in deze zaak geen vragenlijst is aangetroffen met betrekking tot het onderzoek dat heeft geleid tot de beëindiging van de WIA-uitkering in 2016. Er is destijds geen zorgvuldig onderzoek gedaan naar alle bestaande klachten.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De primaire arts heeft met eiseres en voornamelijk met haar zoon telefonisch contact gehad. Ook heeft hij medische informatie bij de huisarts opgevraagd, omdat eiseres zich de namen van de psychologen niet wist te herinneren. Op dit verzoek heeft de primaire arts van de huisarts geen reactie gehad. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier bestudeerd, acht geslagen op de medische informatie die al eerder in het dossier zat en de hoorzitting bijgewoond. Verder heeft zij eiseres tijdens een fysiek spreekuur psychisch en lichamelijk onderzocht. Gelet hierop vindt de rechtbank niet dat het medische onderzoek onzorgvuldig is geweest of dat er sprake is van speculatie door de (verzekerings)artsen. Daarbij merkt de rechtbank op, zoals eiseres ook heeft aangegeven, dat een verzekeringsarts in beginsel op zijn eigen oordeel mag varen. [2] Dat eiseres stelt dat de (verzekerings)artsen zelf een deskundige zoals een psycholoog of een psychiater moeten raadplegen die een volledige opleiding heeft genoten op het gebied van psychische problematiek, volgt de rechtbank dan ook niet. Ook blijkt uit het dossier dat eiseres tegen de beslissing van 12 december 2016, waarbij eiseres per 13 februari 2017 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, geen bezwaar heeft gemaakt. Dit betekent dat deze beslissing, met de onderliggende verzekeringsgeneeskundige rapportages, in rechte vast staan. De beroepsgrond slaagt niet.
Medisch beoordeling
7. Eiseres voert aan dat sprake is van toename van beperkingen van haar reeds bestaande psychische problematiek en beperkingen. Een volkomen nieuwe ziekteoorzaak is daarom niet aan de orde. Zij had in 2014 al klachten die duiden op buik- dan wel darmproblemen. Zij verwijst hiervoor naar een medische rapportage in het kader van een eerstejaarsziektewetbeoordeling van 1 juli 2014. Verder is volgens eiseres de frequentie en de duur van migraine aanvallen toegenomen. Hiermee is ten onrechte geen rekening gehouden. Ook stelt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de toename van beperkingen die in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 22 september 2021 staan, niet heeft onderzocht.
Ziekte van Crohn
7.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in haar rapportage van 14 september 2022 aan dat bij eiseres evident sprake is van een nieuwe ziekteoorzaak, namelijk de ziekte van Crohn. Deze ziekte is in 2019-2020 vastgesteld. Verder licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat bij de WIA-beoordeling in 2016 geen klachten zijn geuit die duiden op buik- dan wel darmproblemen. Daarom is er geen sprake van een toename van beperkingen ten gevolge van een eerdere ziekteoorzaak. De rechtbank kan deze motivering volgen. Voor de beoordeling of sprake is van toegenomen beperkingen moet buiten twijfel staan dat deze voortkomen uit een andere ziekteoorzaak dan die in verband waarmee eiseres tot 13 februari 2017 een WIA-uitkering genoot. [3] Met de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de rechtbank eens dat uit het verzekeringsgeneeskundig rapport uit 2016 niet blijkt dat toen vanwege buik- en/of darmproblematiek beperkingen zijn aangenomen. Dat eiseres verwijst naar de medisch rapportage uit 2014, doet hieraan niet af. Deze rapportage is van twee jaar eerder, terwijl in 2016 geen buik- dan wel darmproblemen zijn vermeld. Er is geen consistent beeld van deze klachten rondom de periode waarin eiseres een WIA-uitkering ontving.. Voor wat betreft de beroepsgrond dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de toename van beperkingen in de FML niet heeft onderzocht, merkt de rechtbank op dat deze FML is opgesteld in het kader van een eerstejaarsziektewetbeoordeling. Dit betekent niet dat er dan in deze zaak alsnog een soort beoordeling door de verzekeringsarts moet plaatsvinden.
Psychische klachten
7.2.
Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat er een PTSS-achtig beeld is ten gevolge van de opname op de spoedeisende eerste hulp door de ziekte van Crohn. Eiseres is door de ziekte van Crohn bang geworden voor de dood en emotioneel labiel. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is ook deze aandoening ver na de voorgaande beoordeling ontstaan. De psychische klachten hebben daarom een geheel ander karakter dan de eerder bij eiseres aanwezige psychische klachten. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd dat bij de eerdere beoordeling nog geen sprake was van de huidige aan de ziekte van Crohn gerelateerde vermoedelijke PTSS. Bij de eerdere beoordeling was sprake van een aanpassingsstoornis, waarbij eiseres last had van stress en gespannenheid. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dat de klachten van eiseres in relatie staan tot de ziekte van Crohn, zoals vermijding om erover te spreken, een indringende beleving op de spoedeisende eerste hulp, nachtmerries hierover en emotionele ontregeling bij erover vertellen. De rechtbank kan daarom de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat de psychische klachten uit een andere ziekteoorzaak komen.
Migraine
7.3.
De migraine is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiseres al bekend. Zij geeft aan dat eiseres in 2016 eens per 2 à 3 weken een migraine aanval had en dat dit beeld ongewijzigd is. Daarbij merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat eiseres regelmatig migraine heeft bij regelmatig gebruik pijnstillers, waarbij pijnmedicatie afhankelijke hoofdpijn aanwezig zou kunnen zijn. Eiseres is geadviseerd met de huisarts in overleg te gaan om tijdelijk de pijnstillers te staken om te onderzoeken of dan hoofdpijn minder kan worden. Ook hierin kan rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Eiseres heeft hiertegen verder niets aangevoerd.
Tenniselleboog rechts en fibromyalgie
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de beperkingen van eiseres sinds 2 maart 2020 zijn toegenomen voor wat betreft de tenniselleboog en de fibromyalgie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft in haar rapport dat de beperkingen door de tenniselleboog rechts niet meer aanwezig zijn. Bij het lichamelijk onderzoek bestaat een normale gewrichtsfunctie, waarbij alleen de rechterkniefunctie door pijngedrag bij eiseres niet goed te onderzoeken is. Eiseres was bekend met aspecifieke gewrichtsklachten.
7.5.
De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die leidt tot twijfel aan de juistheid van de conclusies van de (verzekerings)artsen. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek om een deskundige te benoemen
8. Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, omdat zij geen twijfel heeft over de juistheid van de medisch beoordeling. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank is van oordeel is dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat per 2 maart 2020 geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak op grond waarvan eerder recht bestond op een WIA-uitkering. Het Uwv heeft daarom terecht geweigerd eiseres per die datum in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering. Het bestreden besluit kan standhouden.
10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Zoon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 57, eerste lid, onder b, van de Wet WIA.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4573.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 april 2010, ECLI:NL:2010:BM2700.