ECLI:NL:RBMNE:2023:237

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
16.052791.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige door meerderjarige verdachte

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het seksueel misbruiken van een dertienjarig meisje gedurende een periode van een jaar. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en andere bewijsstukken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, in haar geheel toegewezen, ter hoogte van € 13.084,63, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, dat onder andere leidde tot psychische klachten en een buikoperatie. De verdachte ontkende het meermalen misbruik, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring ongeloofwaardig was. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.052791.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, alsmede hetgeen mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 te Emmeloord met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] eenmalig seksueel heeft misbruikt, maar dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het misbruik gedurende een langere periode nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] .
V: Wanneer heeft de eerste seksuele handeling of handelingen plaatsgevonden en
wanneer de laatste keer?
A: Op mijn 13de begon het, tot ergens in mijn 14de. Het heeft een jaar geduurd. Toen ik 13 was, is het echt begonnen. Vingeren, orale seks en seks.
V: Waar hebben de feiten plaatsgevonden?
A: In hun oude huis, in [woonplaats] . Daarna in hun nieuwe huis, ook in [woonplaats] . Ook
een keer in de auto. (…) Op een avond zaten [verdachte] en ik naar een film te kijken, ‘Fast and Furious’. Ik viel een beetje in slaap. Toen heeft hij mij aangeraakt rond mijn vagina, in mijn broekje en in mijn vagina met zijn handen. Hij zette mij op het aanrecht. Hij ging daar door met vingeren.
V: Is dat de eerste keer geweest dat er iets is gebeurd tussen jou en [verdachte] ?
A: Ja, ik was toen 13.
V: Wat is er nog meer gebeurd tussen jou en [verdachte] ?
A: Dat bankverhaal gebeurde wel vaker. Wij keken dan eerst naar een film en verhuisden dan naar de keuken. Het is toen ook gekomen tot seks. De eerste keer seks was op mijn logeerbed daar. Hij begon eerst met vingeren. (…) Hij zei dat hij zijn piemel in mijn vagina had gedaan. We hadden seks.
V: Hoe vaak is hij klaar gekomen in al die tijd?
A: Een keer of 8. We hebben al de ‘Fast and Furious’ films gezien en volgens mij waren dat 7 delen. We hebben tijdens alle delen seks gehad. (…) Hij kwam ook wel 's morgens bij mij in bed liggen. Hij raakte mij dan eerst aan bij mijn borsten en mijn billen. Ook wel vingeren maar heel snel seks. Ik bedoel met seks dat hij zijn piemel in mijn vagina deed.
V: Welke seksuele handelingen zijn er nog meer gebeurd tussen jou en [verdachte] ?
A: Dat ik aan het douchen was en dat hij bij mij onder de douche kwam staan. Hij zat dan aan mijn borsten, billen en vagina. Hij trok zich dan ook op mij af. [verdachte] vroeg mij ook weleens of ik hem wilde aftrekken. Dat deed ik ook. Hij heeft mij weleens gebeft. Dan deed
hij zijn mond tegen mijn vagina. Meestal ging dat dan over in seks. Ik heb [verdachte] ook weleens gepijpt. Dat ging dan uiteindelijk ook over in seks.
V: Welke seksuele handelingen gebeurden op de bank?
A: Alleen vingeren.
V: Heb je zelf nog iets toe te voegen?
A: We hebben het nog niet over die auto gehad. (…) Hij zat aan mijn vagina. Hij ging met zijn vinger in mijn vagina. Dat vingeren is tijdens het rijden gebeurd en ook toen we ergens stopten. (…) We hebben ook een keer seks gehad toen ik ongesteld was. Er was bloed op het bed gekomen. (…) [verdachte] wilde mij altijd zoenen. Het is wel gebeurd, tongzoenen. Hij deed dat opdringerig. Het is elke keer gebeurd als we seks hadden of als we vingerden of zo. [2]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De band met [slachtoffer] werd met de tijd steeds inniger. Als zij bij ons op bezoek kwam, stoeiden en kietelden wij elkaar veel. Het ging steeds verder. Zij kwam soms bij mij op schoot zitten. Ook lag zij weleens op de bank dicht tegen mij aan. Ik heb de films ‘Fast and Furious’ samen met [slachtoffer] bij mij thuis gekeken. Zij lag dan bij mij op schoot.
Ik heb eenmaal seks gehad met [slachtoffer] . Dat was in 2015, dus toen was ze dertien. Ik ben toen met mijn penis in haar vagina binnengedrongen. Ik heb toen ook haar borsten aangeraakt.
Bewijsoverwegingen
De (bewijs)vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet is of verdachte gedurende een langere periode meerdere malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het meer dan eens seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster, zoals aangeefster heeft gesteld, of dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, ‘slechts’ eenmaal seks (in de zin van geslachtsgemeenschap) met aangeefster heeft gehad, waarbij hij ook haar borsten heeft aangeraakt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaring van aangeefster en oordeelt dat verdachte gedurende een langere periode aangeefster meermaals seksueel heeft misbruikt, waarbij ook sprake is geweest van het meermalig seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vaststaat dat verdachte en aangeefster een nauwe band hadden. Aangeefster zag verdachte als haar ‘grote broer’ en kwam vaak bij hem en zijn toenmalige echtgenote over de vloer. Dat de relatie steeds inniger werd, waarbij onder meer sprake was van elkaar kietelen en het door aangeefster op verdachtes schoot zitten/liggen, kan eveneens worden vastgesteld, gelet op de verklaringen van aangeefster en verdachte. De verklaringen lopen echter uiteen ten aanzien van de ontuchtige handelingen, die verdachte gedurende meer dan een jaar (meermaals) zou hebben gepleegd. De rechtbank is in dat geval aangewezen op de overige verklaringen in het dossier. In het dossier zitten meerdere de-auditu (‘van horen zeggen’) verklaringen, namelijk die van de moeder van aangeefster en die van het vriendje van aangeefster, [getuige 1] . Met name de verklaringen van [getuige 1] acht de rechtbank van belang voor de bewijsvoering. Zo heeft [getuige 1] verklaard dat hij gedurende de periode van het seksueel misbruik door verdachte hiervan op de hoogte is gesteld door aangeefster. [3] Aangeefster heeft dit ook bevestigd bij de rechter-commissaris. [4] [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster hem op verschillende momenten heeft verteld dat zij (meermaals) door verdachte seksueel is misbruikt, welk misbruik (mede) heeft bestaan in het (meermaals) seksueel binnendringen van haar lichaam. [5] Verder heeft de moeder van aangeefster, [getuige 2] , verklaard over het seksueel misbruik door verdachte. Zij heeft echter verklaard dat aangeefster alleen over één incident heeft gesproken waarbij niet alleen sprake was van ‘friemelen’, maar ook van penetratie door verdachte. Aangeefster wilde het er verder niet over hebben, aldus de moeder van aangeefster. [6] Dit wordt ook bevestigd door aangeefster zelf. Zo heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat zij zich erg schaamde en daarom niet helemaal open is geweest tegen haar ouders. [7]
Ten aanzien van de hiervoor genoemde getuigenverklaringen overweegt de rechtbank dat het bewijs, dat er gedurende een langere periode sprake is geweest van ontucht, vanuit één bron komt, namelijk van aangeefster. Indien er sprake is van seksueel misbruik zijn er, naast de dader en het slachtoffer, veelal geen andere (oog)getuigen. Niettemin dient om tot een bewezenverklaring te komen de verklaring van aangeefster op specifieke punten steun te vinden in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De rechtbank is van oordeel dat daar in het onderhavige geval wel sprake van is.
Zo hecht de rechtbank waarde aan de verklaring van de ex-vrouw van verdachte, [getuige 3] , waaruit onder meer volgt dat zij bloed had aangetroffen op het matras van haar en haar ex-man, verdachte. Volgens getuige [getuige 3] zei verdachte dat aangeefster bij hem in bed was gekropen en ongesteld was en daarom had gebloed op het matras. [8] De verklaring van de getuige ondersteunt de verklaring van aangeefster dat zij seks met verdachte heeft gehad, terwijl zij ongesteld was, en er toen bloed op het bed was gekomen. Ten aanzien van het bloed op het bed/matras heeft verdachte ter zitting niet iets verklaard waardoor het ook anders kan zijn gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe het met dat bloed zat en dat het bloed mogelijk na de (enige keer) seks op het bed terecht is gekomen. Deze verklaring acht de rechtbank niet aannemelijk geworden gelet op hetgeen verdachte verder ter zitting heeft verklaard.
Conclusie
Gelet op de aangifte en de getuigenverklaringen schuift de rechtbank de verklaring van verdachte dat er slechts eenmaal sprake is geweest van seks als ongeloofwaardig terzijde en acht zij het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de rechtbank ervan uitgaat dat het (herhaaldelijk) misbruik in ieder geval vanaf haar 13e jaar heeft plaatsgevonden. Alleen om die reden zal de bewezen verklaarde periode iets korter zijn dan wat aan verdachte is tenlastegelegd..

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 8 juni 2015 tot
en met 31 december 2016 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
met [slachtoffer] , geboren op [2002] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog
niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft hij, verdachte, meermalen althans eenmaal:
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of op en neer

bewogen en/of gehouden, en

- zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of op en neer

bewogen en/of gehouden, en

- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of op en neer

bewogen en/of gehouden, en

- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of laten nemen

en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en

- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] , en
- zich afgetrokken in de aanwezigheid van die [slachtoffer] , en
- een (tong)zoen aan die [slachtoffer] gegeven, en
- de borsten, billen, vagina, schaamstreek van die [slachtoffer] betast.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan een gedeelte van 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden de geadviseerde meldplicht en ambulante behandeling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het gegeven dat het feit jaren geleden heeft plaatsgevonden. Voorts heeft verdachte een blanco strafblad.
Indien verplichte hulp wenselijk is, verzet de raadsman zich niet tegen een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd.
Tot slot verzet de raadsman zich daarnaast niet tegen een fikse onvoorwaardelijke taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte, destijds 31 jaar oud, heeft meermalen seks gehad met een minderjarig meisje dat toen dertien jaar oud was. Hierbij is verdachte ook meerdere malen bij haar binnengedrongen. Dat is een ernstig feit.
Verdachte was een vriend van de ouders van het slachtoffer. Zij kwam af en toe bij verdachte en zijn toenmalige vrouw logeren, omdat zij in een moeilijke thuissituatie zat. Haar vader was ziek. De ouders van het slachtoffer lieten haar bij verdachte over de vloer komen met het doel haar een plezierige tijd te gunnen, Er ontstond vervolgens een intieme band tussen het slachtoffer en verdachte, waarbij het slachtoffer verdachte initieel zag als haar oudere broer. Aanvankelijk stoeide en kietelden verdachte en het slachtoffer veel. Maar op een gegeven moment is verdachte overgegaan tot seksueel misbruik van het slachtoffer, dat zich over een langere periode heeft afgespeeld. Hierbij is onder meer sprake geweest van betasting, manuele en orale seks en geslachtsgemeenschap. Ondanks het feit dat bij de seksuele handelingen geen directe lichamelijke dwang of agressie aan de kant van verdachte heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het seksueel misbruik gedurende een periode van ongeveer een jaar buitengewoon ernstig.
Verdachte had, als meerderjarige man die de zorg had over een dertienjarig kwetsbaar meisje, zijn verantwoordelijkheid moeten kennen en het slachtoffer moeten beschermen, in plaats van seks met haar hebben. Verdachte had er rekening mee moeten houden dat het slachtoffer, net als iedere dertienjarige, erg kwetsbaar is op het gebied van seksualiteit, zodat het gedrag van verdachte op een bepaald moment tot (ernstige) psychologische problemen bij haar kan leiden. Minderjarigen dienen hiertegen beschermd te worden. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling en integriteit van het minderjarige slachtoffer en met zijn handelwijze haar normale en gezonde seksuele ontwikkeling ernstig doorkruist.
Tevens verdient opmerking, in de zin van: merkt de rechtbank aan als strafverzwarend, het feit dat de verdachte - wat de rechtbank betreft: tegen beter in - tot de dag van vandaag ontkent dat het misbruik vaker van één keer heeft plaatsgehad en hij bovendien het initiatief daartoe aan het slachtoffer toeschrijft. Laatstgenoemd aspect acht de rechtbank, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, volstrekt ongeloofwaardig.
In de onderhavige zaak heeft het slachtoffer in haar slachtofferverklaring uiteengezet dat het feit voor haar verstrekkende gevolgen heeft gehad en nog altijd heeft. Zo heeft het slachtoffer vanwege hevige buikpijnklachten zelfs een buikoperatie moeten ondergaan en kampt zij verder met ernstige psychische klachten, waarvoor zij ook nog steeds wordt behandeld. Dat het slachtoffer desondanks een VWO-diploma heeft weten te behalen, acht de rechtbank bewonderenswaardig en ook iets waar het slachtoffer zeer trots op mag zijn.
Verdachte heeft, na bestudering van het procesdossier, op de zitting voor het eerst toegegeven dat hij eenmaal seks met het slachtoffer heeft gehad. Hij heeft daarvoor spijt betuigd. Door het (eenmalige) seksueel misbruik te bekennen heeft verdachte naar eigen zeggen ter zitting verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad. De rechtbank oordeelt echter anders en overweegt in dat verband dat verdachte pertinent heeft ontkend het slachtoffer meer dan eens seksueel te hebben misbruikt. Dit is vanzelfsprekend zijn goed recht. Echter, nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een langere periode van ontucht, beschouwt de rechtbank verdachtes proceshouding als het niet nemen van (de volledige) verantwoordelijkheid. De rechtbank vindt dit zorgelijk en kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 5 december 2022, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit;
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 oktober 2022, opgemaakt door K. Jansen, reclasseringswerker.
Uit het reclasseringsadvies volgt het volgende.
Verdachte vindt het moeilijk om naar zijn rol te kijken en neemt, volgens de reclassering, geen volledige verantwoordelijkheid voor het feit, terwijl hij inmiddels al een tijd in behandeling is bij de forensische polikliniek GGZ. Verdachte legt de schuld deels bij het slachtoffer. Dit acht de reclassering opvallend en tegelijkertijd zorgelijk. Gelet op het voorgaande schat de reclassering het recidivegevaar als gemiddeld in. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij (gedwongen) gescheiden van zijn gezin woont. Zijn twee kinderen zijn onder toezicht gesteld. Volgens de raadsman heeft dit met de onderhavige verdenking te maken.
De op te leggen straf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan, mede in verband met een juiste normbevestiging, genoegdoening aan het slachtoffer en (algemene en speciale) preventie, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een gevangenisstraf van een lange duur. De door de officier van justitie gevorderde straf doet naar het oordeel van de rechtbank recht aan de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en is in lijn met de gevangenisstraffen die voor dergelijke zedenmisdrijven plegen te worden opgelegd. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen redenen om van die vordering van de officier van justitie af te wijken, met dien verstande dat de rechtbank een langere proeftijd oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht dan ook een gevangenisstraf van zesendertig maanden, waarvan vierentwintig maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.
De rechtbank realiseert zich dat deze beslissing, met name de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zwaar zal vallen voor verdachte, dat dit gevolgen zal hebben voor zijn werk, gezin- en woonsituatie, maar de rechtbank oordeelt dat een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de feit en het leed dat het slachtoffer is toegebracht.
Gelet op het recidivegevaar en de aard van het feit, acht de rechtbank een stevige stok achter de deur op zijn plaats. Verder dient het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf om verdachte de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. De rechtbank zal voor wat betreft de bijzondere voorwaarden aansluiten bij de door de reclassering geadviseerde meldplicht en ambulante behandeling en deze voorwaarden aan verdachte opleggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 13.084,63. Dit bedrag bestaat uit € 584,63 materiële schade en € 12.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in haar geheel dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de vordering een te grote belasting van het strafproces vormt.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien onvoldoende concreet vast te stellen is, dat de eenmaal gepleegde ontucht door verdachte, de oorzaak is voor alle klachten bij de benadeelde partij.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht het gevorderde bedrag ten aanzien van de immateriële schade fors te matigen, gelet op het feit dat er maar eenmaal sprake is geweest van seksueel misbruik. In dat verband heeft de raadsman verzocht het immateriële schadebedrag vast te stellen op maximaal € 1.500,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot de materiële schade heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij-niet ontvankelijk te verklaren nu deze schade onvoldoende is onderbouwd, dan wel het (materiële) schadebedrag te matigen omdat er geen sprake is van langdurig misbruik. In dat verband heeft de raadsman verzocht het schadebedrag vast te stellen op € 250,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij uit van herhaaldelijk seksueel misbruik gedurende een periode van een jaar, gepleegd door verdachte. De aangevoerde (onderbouwde) gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, acht de rechtbank zonder meer voorstelbaar. Mede gelet hierop, oordeelt de rechtbank dat hetgeen de benadeelde partij in haar vordering heeft aangevoerd niet dermate complex is dat de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in aanmerking:
  • wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen;
  • bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze;
  • bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van de onder b. bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen en strafbaar verklaarde feit rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat, te weten diepe schaamtegevoelens, ernstige buikpijnklachten waardoor zij op de middelbare school twee keer is gedoubleerd en een diagnose van een posttraumatische stressstoornis. Tevens is het vertrouwen van de benadeelde partij in oudere mannen ernstig aangetast. Al dit nadeel is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 12.500,-. Daarbij heeft zij (mede) gelet op de beslissingen in soortgelijke zaken.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht tot een bedrag van € 584,63.
Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
Reis- en parkeerkosten WKZ € 280,-
Eigen risico 2021 en 2022 € 351,05
De rechtbank acht het gevorderde (materiële) schadebedrag onvoldoende betwist en acht beide posten volledig toewijsbaar.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 31 december 2016.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van € 13.084,63, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 december 2016 tot de dag van volledige betaling
,nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
24 (vierentwintig) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten, op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich zo binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zijn behandeling afmaakt bij de polikliniek forensische psychiatrie GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
De rechtbank geeft de reclassering de opdracht toezicht te houden op de naleving en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 13.084,63 (€ 12.500,- vergoeding voor immateriële schade en € 584,63 voor materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag van
€ 13.084,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2016 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 13.084,63 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 100 (honderd) dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer] dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. A.M. Loots en W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot
en met 31 december 2016 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, in elk geval in
Nederland,
met [slachtoffer] , geboren op [2002] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog
niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft hij, verdachte, meermalen althans eenmaal:
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of op en neer

bewogen en/of gehouden, en/of

- zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of op en neer

bewogen en/of gehouden, en/of

- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of op en neer

bewogen en/of gehouden, en/of

- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of laten nemen

en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of

- zich laten aftrekken door die [slachtoffer] , en/of
- zich afgetrokken in de aanwezigheid van die [slachtoffer] , en/of
- een (tong)zoen aan die [slachtoffer] gegeven, en/of
- de borsten, billen, vagina, schaamstreek, benen, buik en/of rug, althans het

lichaam, van die [slachtoffer] betast.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 maart 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 1 t/m 84, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, onderzoek 03Jasmijn / MDRBC20017. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Pagina’s 23 t/m 29.
3.Pagina’s 39 en 40.
4.Een (separaat in het dossier opgenomen) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, pagina 4.
5.Pagina’s 39 en 40.
6.Een (separaat in het dossier opgenomen) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de politie, pagina 3.
7.Een (separaat in het dossier opgenomen) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, pagina 4.
8.Pagina 44.