In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 25 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de terugvordering van zorg- en huurtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Eiser had in 2020 voorschotten ontvangen voor zorg- en huurtoeslag, maar deze werden teruggevorderd omdat het daadwerkelijk genoten inkomen hoger was dan het geschatte inkomen waarop de voorschotten waren gebaseerd. Eiser was het niet eens met de terugvordering en voerde aan dat hij door het UWV ten onrechte een te hoog bedrag had ontvangen, wat leidde tot financiële problemen. Hij stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die de terugvordering onterecht maakten, waaronder zijn psychische problemen en eerdere uitspraken van de rechtbank over vergelijkbare situaties.
De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser geschetste omstandigheden niet zodanig bijzonder waren dat de Belastingdienst van terugvordering had moeten afzien. De rechtbank benadrukte dat eiser medio 2020 op de hoogte was van zijn te hoge inkomen en dat hij dit had moeten doorgeven aan de Belastingdienst. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering rechtmatig was en dat de nadelige gevolgen voor eiser niet onevenredig waren in verhouding tot het belang van de rechtmatige besteding van publieke middelen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg en het griffierecht niet terugkreeg.