In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2023 een beschikking gegeven in een procedure over voorlopige voorzieningen met betrekking tot kinder- en partneralimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.L. Sterrenberg, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde alimentatiebedragen, omdat de omstandigheden sinds de laatste beschikking van 5 april 2022 waren veranderd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Vrolijks, verzocht om afwijzing van de verzoeken van de man en stelde dat er bindende afspraken waren gemaakt over de alimentatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds augustus 2022 de zorg voor [kind 1] op zich heeft genomen, wat een significante wijziging van omstandigheden met zich meebrengt. De rechtbank heeft de verzoeken van de man voor wijziging van de alimentatie voor [kind 2] en [kind 3] afgewezen, omdat de wijzigingen in de bedragen niet substantieel genoeg waren. De rechtbank heeft echter de partneralimentatie van de man aan de vrouw gewijzigd naar € 463,- per maand, met ingang van 1 juni 2023.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie voor [kind 1], omdat hij dit verzoek niet namens [kind 1] kan indienen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de alimentatie te handhaven, afgewezen, omdat de man nu een andere financiële situatie heeft door de gewijzigde zorgverdeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de relevante wetgeving in acht genomen.