ECLI:NL:RBMNE:2023:2504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/817
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor urgentie bij woningtoewijzing op medische gronden

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 april 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor urgentie vanwege medische redenen, specifiek met betrekking tot haar dochter, die gediagnosticeerd is met een autisme spectrum stoornis en een forse ontwikkelingsachterstand. De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere afgewezen op 12 januari 2023. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 april 2023 behandeld, waarbij verzoekster, haar echtgenoot en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Hoewel verzoekster en haar gezin een zwervend bestaan leiden en behoefte hebben aan een stabiele woonsituatie, is de voorzieningenrechter van mening dat de situatie niet zodanig ontwrichtend is dat onmiddellijke urgentie moet worden verleend. De voorzieningenrechter wijst erop dat de medische situatie van de dochter niet leidt tot beperkingen in het gebruik van de huidige woning, en dat de problemen vooral op sociaal vlak liggen. Het advies van Argonaut, dat door verweerder is ingeroepen, wordt als summier en onvoldoende gemotiveerd beschouwd.

De voorzieningenrechter concludeert dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, maar dat verweerder deze gebreken in bezwaar kan herstellen. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/817

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Rahimzadeh),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.S. Biervliet en K.H. Bahora).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster om urgentie.
1.1.
Verzoekster heeft op 7 juli 2022 een verzoek ingediend voor urgentie vanwege medische redenen.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 12 januari 2023 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar echtgenoot, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van verweerder. De gemachtigden van verweerder hebben digitaal deelgenomen aan de zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Beoordelingskader
3. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat verzoekster de voorzieningenrechter heeft gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen in die zin dat zij wordt behandeld als ware in het bezit van een urgentieverklaring tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Als de door verzoekster gevraagde voorziening wordt toegewezen, is dat eigenlijk geen voorlopige maatregel. Verzoekster zou met haar urgentie namelijk een huurovereenkomst kunnen sluiten voor een woning en daar kunnen gaan wonen. Als het bezwaar dan toch ongegrond zou worden verklaard, is die woonsituatie echter mogelijk feitelijk onomkeerbaar. Andere woningzoekenden kunnen daardoor benadeeld worden. De voorzieningenrechter zal daarom in een zaak als deze alleen een voorlopige voorziening treffen als nagenoeg zonder twijfel kan worden gezegd dat urgentie moet worden verleend.
Spoedeisend belang
4. De voorzieningenrechter treft een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist [1] . De vraag is dus of sprake is van een spoedeisend belang.
5. Verzoekster voert aan zij met haar twee minderjarige kinderen en haar partner een zwervend bestaan hebben in Almere. Ze woonden eerst bij de ouders van verzoekster in, totdat die zijn overleden. Toen vielen de huurhuizen van de moeder en vader van verzoekster weg. Ze hebben vervolgens bij vrienden gewoond. Nu verblijven ze vaak bij de broer van verzoekster en diens vriend, maar dat is geen ideale situatie. Er zijn vaak spanningen en ruzies. De vriend van de broer van verzoekster heeft de kamer waar verzoekster en haar gezin verblijven opgeëist. Daarnaast is er een verklaring van de zus van verzoekster dat het gezin soms toevlucht bij haar zoekt gelet op de situatie bij de broer van verzoekster. Het oudste kind van verzoekster en haar partner, [dochter] , is gediagnostiseerd met een autisme spectrum stoornis en heeft een forse ontwikkelingsachterstand. Het gezin, en met name [dochter] , heeft behoefte aan een stabiele woonsituatie.
6. Gelet op alle voornoemde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van spoedeisend belang. Verzoekster en haar gezin (het gezin) leiden een zwervend bestaan en hebben alleen een tijdelijke woonoplossing door bij de broer van verzoekster te verblijven. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek verder inhoudelijk beoordelen.
Bestreden besluit
7. Verweerder heeft Argonaut gevraagd om over het verzoek om urgentie advies uit te brengen. In het advies van de arts van Argonaut staat onder het kopje ‘Beschouwing’ onder meer het volgende:
“Cliënte (dochter [dochter] ) is bekend met een psychische aandoening en stoornissen en in haar lichamelijke en mentale ontwikkeling. Ondanks het feit dat cliënte wel kan lopen, is er een achterstand in haar motorische ontwikkeling.
Er is sprake van een taalontwikkelingsstoornis en prikkelgevoeligheid.”
Verder staat er in het advies onder het kopje ‘Bespreking’:
“- Cliënte (dochter [dochter] ) heeft geen lichamelijke beperkingen in het woninggebruik: het appartement gebouw heeft een lift, cliënte kan de woning samen met haar ouders bereiken en verlaten en kan zich in de woning verplaatsen.
- De psychische stoornissen van cliënte leiden niet tot beperkingen in het gebruik van het appartement waar zij nu woont.
- Het probleem ligt op het sociale vlak; de woning is te krap, cliënte, haar ouders en zusje delen één slaapkamer en delen de woonkamer met andere bewoners. Dit is geen medische maar een sociale reden.
Op basis van het bovenstaande concludeer ik dat er geen sprake is van een ontwrichtende situatie, waardoor het verhuizen op zeer korte termijn medisch noodzakelijk zou zijn.”
8. Blijkens het advies heeft de arts kennis genomen van het Diagnostische rapportage van Vitree van juni 2021 en de brief van E. Wanschers van IPI Triade van 1 juli 2022. Het gezin is gehoord via beeldbellen. Ook heeft intercollegiaal overleg plaatsgevonden met de arts drs. P. Donderwinkel.
9. Gelet op het advies van Argonaut heeft verweerder het verzoek om urgentie afgewezen. Er is namelijk geen sprake van een ontwrichtende situatie waardoor het verhuizen op korte termijn medisch noodzakelijk is. Daarom is niet voldaan aan de voorwaarden voor een urgentie op medische grond. [2] Daarnaast is er volgens verweerder geen reden om de hardheidsclausule [3] toe te passen omdat de huisvestingssituatie van het gezin zich onvoldoende onderscheidt van andere woningzoekenden in de regio die in een vergelijkbare niet benijdenswaardige situatie verkeren.
Bezwaargronden
10. Verzoekster voert aan dat verweerder ten onrechte is uitgegaan van het advies van de arts van Argonaut. Het advies is niet op een inzichtelijke wijze opgesteld. In het advies is ten onrechte de conclusie getrokken dat de medische situatie van [dochter] , niet leidt tot beperkingen in woninggebruik en dat geen sprake is van een ontwrichtende situatie. In het advies valt niet terug te lezen dat de arts van Argonaut van alle medische stukken kennis heeft genomen en dat zij rekening heeft gehouden met de impact die de woonsituatie heeft op het gedrag van [dochter] en de wijze waarop zij functioneert. Dit leidt ook tot een onhoudbare situatie voor het gezin, en de broer en vriend bij wie zij verblijven. Het advies is zeer summier. Verzoekster heeft het advies voorgelegd aan haar huisarts (ook huisarts van [dochter] ). De huisarts is het niet eens met de conclusie van de arts van Argonaut. Zij acht het noodzakelijk dat het gezin een zelfstandige woonruimte krijgt waardoor de complexe zorg voor [dochter] kan worden gewaarborgd. Deze verklaring heeft verzoekster bij het verzoek om voorlopige voorziening overgelegd. Verder voert verzoekster aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op alle feiten en omstandigheden die zijn aangevoerd. Gelet op die feiten en omstandigheden moet verweerder een urgentie verlenen op grond van de hardheidsclausule.
Voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter
11. Verweerder heeft het advies van Argonaut niet ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit. Het advies is summier. In de aan de arts verstrekte informatie van E. Wanschers staat vermeld dat [dochter] wat betreft zorg en begeleiding een zeer voorspelbare, gestructureerde en rustige omgeving nodig heeft die absoluut niet gevonden kan worden in een gedeelde woning. Niet is duidelijk hoe de arts van Argonaut deze informatie heeft meegewogen in haar advies en waarom gelet op deze informatie niet gesproken kan worden van een dermate ontwrichtende situatie dat deze alleen opgelost kan worden met een woning op korte termijn (maximaal drie tot vier maanden). Ook blijkt niet hoe de overige verstrekte informatie uit de behandeld sector in de beoordeling van de arts is meegewogen. De arts van Argonaut lijkt verder ook geen rekening te hebben gehouden met een woonsituatie die tijdelijk is, welke woonsituatie af en toe ook nog wordt afgewisseld met een verblijf bij de zus van verzoekster. Dat sprake is van een tijdelijke en wisselende woonsituatie, is niet in geschil en onduidelijk is wat deze woonsituatie betekent voor de gezondheidstoestand van [dochter] . Verweerder heeft zich er onvoldoende van vergewist of het medisch onderzoek van Argonaut naar inhoud deugdelijk en inzichtelijk is. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder zich niet mocht baseren op het medisch advies zoals die nu voorligt. Argonaut zal bij een eventuele nieuwe aanvraag om advies kennis moeten nemen van de in deze procedure overgelegde verklaring van de huisarts.
12. De arts van Argonaut heeft verder aangegeven dat de problemen op sociaal vlak liggen. Verweerder heeft in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom de in dit verband aangevoerde feiten en omstandigheden niet kunnen leiden tot urgentie, al dan niet op basis van de hardheidsclausule. Verzoekster heeft veel omstandigheden aangevoerd, waardoor verweerder niet zonder nadere uitleg kan stellen dat de situatie van het gezin zich onvoldoende onderscheidt van andere woningzoekenden in dezelfde regio. Daarbij acht de voorzieningenrechter de volgende aangevoerde omstandigheden van belang:
  • de tijdelijkheid van de woonsituatie, waarbij het gezin verblijft op één kamer van het appartement van de broer van verzoekster, en waarbij de vriend niet meer wil dat het gezin in het appartement verblijft;
  • de aanwezigheid van twee minderjarige kinderen, waarbij verzoekster een beroep doet op artikel 3, eerste lid, van Verdrag inzake de rechten van het kind en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
  • de medische situatie van [dochter] en het effect van die medische situatie op het hele gezin;
  • de overgelegde stukken waaruit blijkt dat verzoekster heeft gereageerd op veel verschillende woningen.
Al deze omstandigheden heeft verweerder niet kenbaar betrokken bij de beoordeling of verzoekster in aanmerking komt voor een urgentie op sociale gronden dan wel of toepassing moet worden gegeven aan de hardheidsclausule.
Conclusie
13. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet nagenoeg zonder twijfel is dat urgentie moet worden verleend. Het bestreden besluit is niet op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen en is onvoldoende gemotiveerd, maar verweerder zou deze gebreken in bezwaar kunnen herstellen. De voorzieningenrechter acht van belang dat de hoorzitting op korte termijn is gepland. De verwachting is dat een besluit op bezwaar niet lang daarna zal worden genomen. Gelet op het vorenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
19 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie de voorwaarden in artikel 11, tweede lid, onder c, van de Huisvestingsverordening Almere 2019 en Bijlage II bij de Huisvestingsverordening Almere 2019.
3.Op grond van artikel 27 van de Huisvestingsverordening Almere 2019.