ECLI:NL:RBMNE:2023:2538

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/1528
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door bestuursorgaan met dwangsom en proceskostenvergoeding

Op 25 mei 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Lokalis, eiseres, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder. De zaak betreft een beroep van eiseres omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had op 9 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend, waarna verweerder de beslistermijn op 21 december 2022 verlengde tot 20 februari 2023. Echter, op deze datum had verweerder nog steeds geen beslissing genomen. Eiseres heeft verweerder op 1 maart 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelde dat er inmiddels 42 dagen waren verstreken zonder besluit van verweerder.

De rechtbank oordeelde dat verweerder een dwangsom moest betalen van € 1.442,-, omdat het bestuursorgaan niet tijdig een besluit had genomen. Tevens werd verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht van € 365,- moet worden vergoed door verweerder.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1528

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

Stichting Lokalis, te Utrecht, eiseres,

(gemachtigde: C.J. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar bezwaarschrift ingediend op 9 augustus 2022. Bij brief van
21 december 2022 heeft verweerder meegedeeld de beslistermijn te verlengen met zes weken, tot uiterlijk 20 februari 2023. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 2 februari 2023 meegedeeld dat zij nog geen beslissing kunnen nemen omdat het onderzoek nog niet is afgerond.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 20 februari 2023 nog steeds niet had beslist.
De rechtbank stelt vast dat eiseres verweerder op 1 maart 2023 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
6. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat zij tot op heden niet in staat zijn om een beslissing af te geven, omdat ze in afwachting zijn van het rapport van de verzekeringsarts. De rechtbank ziet hierin aanleiding om, gezien de omstandigheid die door verweerder is genoemd, de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9
.Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
10. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
-stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.