ECLI:NL:RBMNE:2023:2572

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
22/3531
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de intrekking van een maatregel tot verlaging van ziekengeld in het kader van re-integratie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, een werkgever, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de intrekking van een maatregel tot verlaging van het ziekengeld van een ex-werknemer. De ex-werknemer had zich op 11 mei 2021 ziek gemeld en zijn dienstverband eindigde op 1 december 2021. Eiseres, als eigenrisicodrager, verzocht het Uwv om een maatregel op te leggen omdat de ex-werknemer niet had meegewerkt aan zijn re-integratie. Het Uwv legde twee maatregelen op: een verlaging van 10% en een van 25% van het ziekengeld. De ex-werknemer maakte bezwaar tegen deze besluiten, waarop het Uwv het bezwaar tegen de eerste maatregel ongegrond verklaarde, maar het bezwaar tegen de tweede maatregel gegrond verklaarde vanwege onduidelijkheid over de re-integratie.

Eiseres ging in beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv. Tijdens de zitting op 17 mei 2023 werd het beroep behandeld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de maatregel tot verlaging van het ziekengeld met 25% had ingetrokken. De rechtbank concludeerde dat niet was komen vast te staan dat de ex-werknemer onvoldoende had meegewerkt aan zijn re-integratie. Eiseres had onvoldoende concrete afspraken gemaakt met de ex-werknemer en er ontbrak een plan van aanpak. De rechtbank volgde het Uwv in zijn oordeel dat de re-integratieverplichtingen pas vanaf 1 december 2021 golden en dat de bewijsvoering van eiseres niet voldeed aan de eisen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de kostenvergoedingen af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3531

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: K. Wisserhof),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: P. Spoelstra).

Inleiding

1. Ex-werknemer was laatstelijk werkzaam als schoonmaker. Op 11 mei 2021 heeft hij zich ziek gemeld. Zijn dienstverband bij eiseres eindigde op 1 december 2021. Aan de ex-werknemer is vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Eiseres is eigenrisicodrager. Omdat de ex-werknemer zijn re-integratieproces belemmert en hij niet bij het telefonisch spreekuur van de bedrijfsarts is geweest, heeft eiseres op 7 december 2021 het Uwv verzocht om een maatregel op te leggen.
1.1.
Met het besluit van 22 december 2021 (het primaire besluit 1) heeft het Uwv aan de ex-werknemer een maatregel opgelegd tot verlaging van zijn ziekengeld met 10% over de periode van 7 december 2021 tot en met 6 februari 2022, omdat hij zonder geldige reden niet op de (telefonische) afspraak van 7 december 2021 bij de bedrijfsarts is verschenen.
1.2.
Met het besluit van 22 december 2021 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv aan de ex-werknemer een maatregel opgelegd tot verlaging van zijn ziekengeld met 25% over de periode van 1 december 2021 tot en met 31 maart 2022, omdat hij niet of onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie.
1.3.
Tegen de primaire besluiten heeft de ex-werknemer bezwaar gemaakt.
1.4.
Met het besluit van 15 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van de ex-werknemer tegen het primaire besluit 1 ongegrond verklaard. Het bezwaar tegen het primaire besluit 2 is door het Uwv gegrond verklaard, omdat er onduidelijkheid bestaat over de re-integratie van de ex-werknemer.
1.5.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht de aan de ex-werknemer opgelegde maatregel om zijn ziekengeld met 25% te verlagen over de periode van 1 december 2021 tot en met 31 maart 2022 heeft ingetrokken.
2.1.
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eiseres uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
De voor de beoordeling van dit beroep wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage van deze uitspraak.
Geheimhouding
3. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu de ex-werknemer geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden. [1]
Is de maatregel terecht ingetrokken?
4. Eiseres voert, samengevat, aan dat de maatregel is ingetrokken aangezien onduidelijkheid bestaat over de re-integratie op dit moment. Dit is volgens eiseres niet relevant voor een maatregel die in december 2021 is opgelegd. De maatregel is aangevraagd wegens een opeenstapeling van niet meewerken door de ex-werknemer aan zijn re-integratie. Met de ex-werknemer is meerdere keren hierover gecommuniceerd. De ex-werknemer hoefde alleen contact met de werkgeefster te onderhouden en deel te nemen aan de spreekuren bij de bedrijfsarts. Ook is het voor de ex-werknemer medisch gezien mogelijk om te re-integreren. Eiseres onderbouwt haar standpunt met mails, de probleemanalyse en de adviezen van de bedrijfsarts.
4.1.
Volgens het Uwv is niet komen vast te staan dat de ex-werknemer onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. Eiseres heeft dit ontoereikend onderbouwd. Door eiseres zijn met de ex-werknemer over de re-integratie geen concrete afspraken gemaakt. Zo ontbreekt er een plan van aanpak. Verder is er geen duidelijkheid over de voortgang van het re-integratieproces. Ook zijn er geen duidelijke uitspraken gedaan over de vraag of de ex-werknemer medisch überhaupt in staat is te re-integreren.
4.2.
Met het Uwv is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat de ex-werknemer onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat de re-integratieverplichtingen op grond van de ZW pas vanaf 1 december 2021 golden. Voor die tijd was de ex-werknemer immers in dienst van eiseres. Dit betekent dat dan gekeken moet worden naar welke afspraken met de ex-werknemer vanaf dat moment zijn gemaakt en of die door de ex-werknemer zijn nageleefd. De rechtbank kan de motivering van het Uwv hierin volgen. De mails, de probleemanalyse en het merendeel van de adviezen van de bedrijfsarts die eiseres in beroep heeft overgelegd, hebben betrekking op de periode vóór 1 december 2021. Over de periode van 1 december 2021 tot aan de datum van het bestreden besluit zijn door eiseres twee adviezen van de bedrijfsarts overgelegd, te weten van 7 december 2021 en 14 december 2021. Naar aanleiding van het advies van 7 december 2021 heeft het Uwv het primaire besluit 1 genomen. De rechtbank vindt dat er voor de opgelegde maatregel die in deze zaak in geschil is onvoldoende onderbouwing is. Uit het dossier blijkt dat het gedrag van de ex-werknemer op weerstand stuitte, maar dat neemt niet weg dat aan de ex-werknemer verweten gedragingen voldoende concreet onderbouwd moeten worden. In de stukken ontbreekt een plan van aanpak met daarin gemaakte afspraken en uit het advies van de bedrijfsarts van 14 december 2021 blijkt niet dat de ex-werknemer niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Op basis van de bevindingen als weergegeven in het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet geconcludeerd worden dat de ex-werknemer onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het Uwv terecht de aan de ex-werknemer opgelegde maatregel tot verlaging van zijn ziekengeld met 25% over de periode 1 december 2021 tot en met 31 maart 2022 heeft ingetrokken. Het bestreden besluit kan standhouden.
6. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van J. Fagel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd om de uitspraak te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Ziektewet

Artikel 45
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen weigert het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend:
(..)
m. indien de verzekerde zonder deugdelijke grond weigert of heeft geweigerd mee te werken aan door zijn werkgever of door een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen die erop gericht zijn om de verzekerde in staat te stellen passende arbeid te verrichten, dan wel indien bij de behandeling van de aangifte of de beoordeling, bedoeld in artikel 38, tweede lid, blijkt dat de verzekerde zonder deugdelijke grond onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht;
(..)
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en het tweede lid.
(..)
Artikel 63a
Artikel 63a, lid 11, bepaalt, voor zover relevant, dat de eigenrisicodrager met betrekking tot een persoon, die laatstelijk tot hem in dienstbetrekking stond, de werkzaamheden verricht ter zake van de voorbereiding van besluiten inzake uitkeringen op grond van de ZW.

Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten

Artikel 2 Hoogte en duur van een maatregel
1. De hoogte en duur van een, op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met n, genoemde wetten, op te leggen maatregel wordt, met dien verstande dat de hoogte van de maatregel ten minste € 25 bedraagt, vastgesteld op:
(..)
c. 25 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15 procent of ten hoogste 100 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste vier maanden bij verplichtingen uit de derde categorie, bedoeld in de artikelen 5 en 6;
(..)
Artikel 6 Derde categorie aanvullend
(..)
2. Onverminderd artikel 5 worden de verplichtingen op grond van de ZW ingedeeld in de derde categorie voor zover zij betrekking hebben op:
a. het meewerken aan door zijn werkgever of door een door die werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, die erop gericht zijn de verzekerde in staat te stellen passende arbeid te verrichten, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel m, van die wet;
b. het verrichten van voldoende re-integratie-inspanningen in de periode voorafgaand aan de aangifte door de werkgever van de ongeschiktheid tot werken van de verzekerde, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel m, van die wet; of
(..)

Voetnoten

1.Artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).